Categorie archief: wetenschappelijke evolutiebiologie en dus 3D

‘Mens en dier zijn níet gelijk’, maar je kunt er ook in doorstaan en dat bewijst helaas de hedendaagse filosofie @trouw

Stelling: Als verschillende wetenschappelijke disciplines elkaar fundamenteel gaan tegenspreken en niet lijken te onderkennen dat er een fundamenteel verschil aanwijsbaar is tussen mens en dier en ‘dus’ de typering ‘mens als zoogdier’ te ridicuul is om dat te beweren – immers de mens is een denkend wezen en een dier niet – , dan kan alleen geconcludeerd worden dat dit misverstand in de 19e eeuw met Darwin is binnengeslopen en dat geen enkele heldere geest in die tijd in staat was om dat als misverstand te kwalificeren. Namelijk dat de mens geen zoogdier, maar dat de ‘zoogtechniek’ zo klaarblijkelijk genetisch werd bepaald. De ‘filosoof’ én ‘ethicus’ of ‘moraaltheoreticus’ zijn daar klaarblijkelijk ingestonken en hebben dat verkeerde beeld nooit aangevochten. Tot Van Tongeren dat nu duidelijk wel doet. Eindelijk!

‘Mens en dier zijn níet gelijk’ (Lodewijk Dros interviewt Paul van Tongeren, Katern de Verdieping/Trouw, 27-5-22)

Humaniteit: interview

Het moderne denken over dieren die rechten verdienen en de mens die geen vrije wil heeft, verontrust Denker des Vaderlands Paul van Tongeren.

Het zit hem hoog. Laatst nog, toen een aantal geleerden, onder wie filosoof Eva Meijer en primatoloog Frans de Waal, in deze krant schreef dat de belangen van dieren thuishoren in het regeerakkoord. “Daar wil ik wel wat over zeggen”, meldt Paul van Tongeren zich. De Denker des Vaderlands vindt het moderne denken over dieren en hun rechten riskant.

“Toen ik vijftig jaar geleden begon met lesgeven”, zegt de emeritus hoogleraar ethiek, die nu 70 is, “legde ik mijn studenten graag uit dat in elke definitie van de ‘mens’ ook sprake is van een ‘dier’. Wij zijn óók dieren. Toen, in de jaren zeventig, protesteerden studenten: ja, maar we zijn toch vooral anders dan dieren? Dat is nu in het tegendeel veranderd. Als ik tegenwoordig iets als het eigene van de mens naar voren breng, is steeds de reflex: dieren hebben dat toch ook? En dan verwijzen studenten meestal naar het werk van Frans de Waal.”

“Die neiging om onszelf te reduceren tot een natuurlijk organisme lijkt me kwalijk. Onze humaniteit zit in het vermogen om betekenis waar te nemen en die te delen. Een koe die honger heeft, gaat grazen, een mens die honger voelt kijkt op z’n horloge. Is het niet te vroeg? Zouden ze zo thuiskomen? We zien, ruiken, voelen hetzelfde als andere organismen, maar voor ons zit daar onlosmakelijk betekenis aan.”

Dat de mens een waarnemer, zoeker en deler van betekenissen is, is zijn ‘hoofdthema’ als Denker des Vaderlands, zegt Van Tongeren. Vorig jaar, bij zijn aantreden, bracht hij daar Het wonder van betekenis over uit. Juist dat typisch menselijke staat op de tocht, vreest hij. Dat wreekt zich ook in een ethiek die aan dieren rechten toekent. “Dat is typerend voor het huidige denken”, zegt Van Tongeren. Hij acht het een bedenkelijke ontwikkeling.

Waarom?

“Ten eerste is het niet nodig. Als je door het bos loopt en je zoontje maait met een stok planten om, dan zeg je: ‘Waarom doe je dat? Je maakt alles kapot. Het was toch mooi?’ Als ouder doe ik geen beroep op de rechten van planten of dieren, maar op de waarde van zorgvuldigheid die je voelbaar maakt. Ik vind het ten tweede riskant om rechten erbij te halen. Je suggereert dan dat je alleen iets doet omdat het móet. Je kunt beter een beroep doen op het mooier maken van het leven dan het doden van plant of dier voor te stellen als een inbreuk op rechten. Voor morele vorming is dat laatste kwalijk.

“Ten slotte, verboden doen wat apostel Paulus over de zonde leerde: ze lokken de overtreding uit. Dat is contraproductief. Het is veel effectiever om positief uit te nodigen tot zorgvuldig en respectvol omgaan met dieren en planten. Veel beter ook dan, zoals sommigen doen, met wetenschappelijk onderzoek te argumenteren dat die rechten hebben. Dat hebben we niet nodig. Je hoeft alleen maar naar een dier te kijken om te zien dat je er respectvol mee moet omgaan en het niet moet instrumentaliseren. Misschien is dat beroep op rechten de keerzijde van het feit dat we tegenwoordig nog maar weinig dieren zien: koeien, varkens, kippen – ze zitten allemaal binnen.”

Van Tongeren haalt een opiniestuk van dierenrechtenactivist Marjolein de Rooij aan, die de oprichting van een dierenvakbond bepleitte − hun lot in de bio-industrie deed haar denken aan uitgebuite arbeiders in de negentiende eeuw. Van Tongeren vindt dat een verkeerde redenering: arbeiders kregen erkenning op grond van hun mensenrechten. Dat is iets anders dan dieren rechten geven omdat ze pijn en genot kunnen ervaren. “Het uitgangspunt verschilt. Mensenrechten zijn niet gefundeerd op het feit dat je pijn en genot kunt voelen.”

Dat de mens bijzonder is en uitsluitend aan zichzelf rechten en plichten toekent, is volgens critici oneerlijk. De mens trekt zichzelf voor, is hun kritiek, en bezondigt zich daarmee aan ‘speciësisme’, discriminatie op basis van soorten. Die term is van ethicus Peter Singer, de filosofische held van het veganisme.

“Dat is een prikkelend idee. Maar er is een verschil. Veel dieren hebben zeker een bewustzijn. Maar geen zelfbewustzijn. Ergens in de evolutie is in het bewustzijn het licht aangegaan, dat maakt de mens uitzonderlijk. Die verhoudt zich tot zichzelf, kan iets pijnlijks zien aankomen, maar zich er niet door laten leiden, omdat hij of zij andere doelen heeft. Zoals het verdedigen van de Oekraïense natie.”

Mensen als Singer, De Waal, Meijer en De Rooij geven dieren een stem, kun je zeggen. Ook de Franse filosoof Bruno Latour doet dat, door een stem toe te kennen aan mensen, dieren en dingen. Wat is daartegen?

“Je kunt zeggen dat een dier je aanspreekt, zoals een gebeurtenis je aanspreekt. Daar is niets tegen. Maar wat mij aanspreekt, heeft daarmee nog geen rechten. Het is vreemd om je als mens eerst in het dier te verplaatsen en te formuleren dat het rechten heeft, om er dan uit te stappen en te zeggen dat je als mens verplichtingen hebt tegenover het dier, plichten die het dier niet heeft tegenover de mens.”

Hoe 21ste-eeuws de pleidooien voor zulke rechten ook mogen lijken, ze hebben een langere geschiedenis, meent Van Tongeren. “Moraal bestaat uit veel meer dan rechten en plichten. Door de reformatie en de moderniteit is een moraal gevormd die uitgaat van de slechtheid van de mens die in toom moet worden gehouden door rechten en plichten. Ik voel me meer thuis in de katholieke traditie, die uitgaat van een bewonderende houding. Lees Franciscus’ Zonnelied er maar op na: zorg voor de prachtige natuur! Seculiere ethici van nu kiezen met hun rechten en plichten jegens dieren voor de calvinistische route. Ik zie daarin een ondermijning van het morele besef.”

Zoals in die dierenvakbond.

“Ja, je hebt ook mensen die opkomen voor rechten van rivieren of bomen.”

Die ethici voegen afdwingbare verplichtingen toe. Maar dat beschadigt de moraal toch niet?

“Je verhoudt je tot je huisdier toch niet in termen van rechten en plichten? Je houdt van je hond, je geniet van je kat en verzorgt ze daarom zo goed mogelijk. Dat is een positieve morele impuls. Dat lijkt me belangrijker dan te proberen rechten in niet-menselijke wezens te stoppen.”

Op dit moment woedt in het hart van kippenland de vogelgriep. We zien megastallen, miljoenen dieren zijn al ‘geruimd’. Maakt het iets uit of je dat vanuit dierenrechtenperspectief beziet, of met uw blik?

“Het effect kan hetzelfde zijn. Als je goed kijkt naar zo’n stal vol kippen, of een vrachtwagen afgeladen met varkens, dan zie je dat dat geen goede manier is om die mooie dieren te behandelen. Dat ik dat vind, komt voort uit mijn morele motivatie. Die heeft geen dierenrechten nodig.”

Van Tongeren ziet nog een bezwaar. “Dieren rechten toekennen lijkt een verheffing van dieren, maar leidt gemakkelijk tot wat Nietzsche verdierlijking van de mens noemt. Als je menselijk handelen opvat als dierlijk gedrag, reduceer je de gemeenschap gemakkelijk tot kudde: de manipuleerbare massa van mensen die zichzelf zien als het effect van pijn- en plezierprikkels en daarmee vrijheid en verantwoordelijkheid wegreduceren.”

De winnaar van de Socrates Wisselbeker voor het beste filosofische boek van dit jaar, Jurriën Hamer, betoogt in Waarom helden geluk hebben en schurken pech dat de vrije wil fictie is. Van Tongeren, zelf in 2013 winnaar van die prijs, betwist dat. “Het wetenschappelijk perspectief is niet het enig geldige. Ook als neurowetenschappelijk onderzoek zou aantonen dat de vrije wil niet bestaat, dan nog kunnen we onszelf als mens niet anders zien dan een wezen met een vrije wil. Ook wie een boek schrijft om het tegendeel te bewijzen, heeft toch de illusie gehad dat hij ervoor gekozen heeft dat te doen. Die illusie blijft overeind. Zo ervaren we onszelf.”

Maar wat als de feiten die ervaring tegenspreken?

“Wat ons te doen staat, is onderscheid maken tussen dat feitelijke aspect en de betekenis, tussen de wetenschap die buiten me staat en mijn eigen ervaring van het zelfbewustzijn. Ik twijfel niet aan Frans de Waals wetenschappelijke kwaliteiten, maar ik bestrijd de these dat de feiten die hij over dieren ontdekt het fundament onder dierenrechten zijn. En als de wetenschap bewijst dat er geen vrije wil is, valt dat nog niet samen met wat we ervaren. Als we kiezen voor alleen dat wetenschappelijk perspectief, handelen we in strijd met onze ervaring.”

https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/1569/articles/1594822/32/1

Net een interessant artikel uitgeknipt over meningsverschillen CG Jung en Schweitzer [archief]

C.G. Jung over ‘neger-heiland’ A. Schweitzer (Pety de Vries-Ek, Opinie/NRC Handelsblad, 9-9-1975)

(…) ‘Het schijnt mij toe, dat de belangrijkste opgave van de opvoeder der ziel (daarmee doelt Jung op psychiaters, maar ook op predikanten e.d., de V.) in deze tijd zou moeten zijn de mensen een weg te tonen hoe ze tot de oerervaring moeten komen, zoals deze bijv. Paulus op de weg naar Damascus zeer duidelijk tegemoet getreden is.

‘Het religieuze probleem was ook aanleiding tot en een van de oorzaken van de beuk met Freud. O.m. door het werken met zijn patiënten was Jung overtuigd geraakt dat er nog andere interpretatiemogelijkheden moeten zijn van het psychoanalytische materiaal dan alleen de “Sexualtheorie”. Freud verbreekt de vriendschap na publicatie van “Wandlunge und Symbole der Libido” (1912), waarin Jung o.a. van het begrip incest zegt: “meestal vertegenwoordigt het een hoogst religieuze inhoud”.

Ik vermoed dat Jung hier bedoelt dat incest in de droom niet letterlijk moet worden genomen en dat er dus sprake zou zijn van incestueuze familieverhoudingen, maar dat seks ook onderdeel behoort te zijn van voorlichting door de ouders, en dat dat in beeldvorm die karakteristiek is voor droombeelden, vertaald wordt door geestelijk-didactische incest als voorbeeld voor het op te voeden kind hoe die seksuele overdracht plaats kan vinden. En ik heb geen idee hoe Freud tegenover incest stond, maar omdat hij geen paranormale gaven had (en Jung wel – hij is vaak uitgetreden), zal Freud meer de klassiek-medische beschouwing als zienswijze hebben overgebracht en die situatie wilde Jung mogelijk weerleggen.

‘Het geestelijk lijden van de Westerse mens ziet Jung als een losgeraakt zijn van de oorspronkelijke basis; kenmerk van de neurose is het “Uneinssein mit sich selber”. De taak van de psychiater en van de kerkelijke zielszorger is dan ook samen wegen te vinden om de eenheid weer te herstellen.

‘Er is nog een andere eenheid, die Jung zeer ter harte ging: de eenheid in de kerk. Het standpunt van de arts is ook hier kenmerkend: “Als arts interesseert me slechts de ene vraag: hoe kan de wond (c.q. het schisma, de V.) weer geheeld worden?” Het feitenmateriaal – o.a. psychische ervaringsgegevens, historische gegevens – dat Jung verzamelde kan een basis zijn waarop de strijdende partijen zich zouden kunnen verenigen. Zo maakt bijvoorbeeld “Versuch zu einer psychologischen Deutung des Trinitätsdogmas” (1942/’53) veel duidelijk van de levende inhoud van het dogma; en zo geeft Antwort auf Hiob” (1952/’61) inzicht in de situatie van de gelovige die zich geplaatst ziet tegenover een Godsbeeld dat zulke tegenstellingen m.b.t. goed en kwaad in zich draagt als het boek Job. En, belangrijker nog dan het inzicht dat zo verkregen kan worden, Jung tracht in zijn werk in het Godsbeeld nieuwe ontwikkelingen te onderkennen, zodat dit beeld ook voor de moderne, natuurwetenschappelijk geschoolde mens toegankelijk wordt: de lijnen naar de toekomst kunnn doorgetrokken worden.

‘Deze achtergronden verklaren veel van het oordeel over Schweitzer.

‘Hier was nu een man, die door zijn werk over Christus getoond had moed en oorspronkelijkheid te bezitten, die in Europa van onschatbare waarde had kunnen zijn om vorm te geven aan de zo noodzakelijke theologische vernieuwing, om de Westerse mens bij te staan in zijn geestelijk lijden – en juist deze man gaat naar Afrika (bij Jung een symbool van het onbewuste) om zich aldaar hoofdzakelijk te wijden aan het lichamelijk lijden.

Jung geeft hier de volgende vergelijking: “(…) wat zou men zeggen van een hoogstbegaafde chirurg en bijna onvervangbare specialist, die stuitend op een medisch raadsel, zich plotseling tot Franciscaner pater liet opleiden, om de boeven achterin het Lotscheutal de mis te lezen en biechten af te nemen.” (Briefe II, p. 361).

‘Het raadsel dat Schweitzer was tegengekomen was de historische Christusfiguur die zich vergist had in zijn verwachting over de komst van het Koninkrijk Gods. De Zoon kon dus niet meer volledig één zijn met de Vader; Christus, toch de centrale figuur in het protestantisme, werd ontdaan van zijn Goddelijke, transcendentale aspecten. Dit standpunt is het begin van een ontwikkeling die voorlopig eindigt bij “God is dood”. Door deze theologische opvatting wordt het religieuze probleem alleen nog maar verergerd. Hoe moeten we bidden tot een gerelativeerde Christusfiguur, hoe kunnen we de bijstand verachten van een God, die zich blijkt te vergissen?

Bij deze passage kan ik veel vraagtekens plaatsen, maar dat gebeurt later omdat er eerst het nodige overdacht moet worden, zoals de formulering dat Jezus zich vergist zou hebben in zijn verwachting over de komst van het Koninkrijk Gods (op aarde). Hier heb ik echt een fundamenteel andere mening dat hier verwoord wordt. Mijns inziens is er geen sprake van vergissingen en verkeerde verwachtingen, al hadden Jezus’ discipelen die verwachtingen wel en zijn ze dus onvoldoende weersproken door Jezus zelf. Dit is een ‘geheim’ dat ik ooit hoop te kunnen ontraadselen en te ontsluieren!

‘De “slachtoffers” van de theologische onmacht komen en kwamen veelal bij de psychiaters terecht. Want, om het in de termen van Jung uit te drukken: doordat de religieuze dominant van het onbewuste (deze dominant kan het goddelijke óf het demonische aspect zijn) niet meer in de religie haar natuurlijke uitdrukkingswijze vindt, wordt zijn geprojecteerd óf op de medemens (met alle ellendige persoonlijke complicaties vandien) óf bijvoorbeeld op andere volken (bijv. de opvattingen in nazi-Duitsland over het Joodse volk).

‘Het kan echter ook zijn dat degene, die het tot nu toe gangbare Godsbeeld verstoort en er niets voor in de plaats stelt, zelf het slachtoffer wordt van zijn grote ideeën: het grotere, het ”daimonion” (Socrates: de innerlijke stem of verborgen raadsadviseur, die hem waarschuwde of tot onbaatzuchtigheid), maakt zich dan meester van de oorspronkelijke persoonlijkheid.

‘Jung noemt als voorbeeld van deze situatie Nietzsche, en ook Schweitzer. Waarom ging Schweitzer naar Afrika? Was het een vlucht, een niet aandurven van de confrontatie met zichzelf – en uiteindelijk met Christus? Jung denkt van wel: het is gewoon een vlucht voor het probleem, Europa genaamd”. (Briefe II, p.343). Of was het toch het volgen van de enig mogelijke innerlijke weg? Plichtsverzaking of juist hoogste plichtbetrachting?

‘Het morele criterium dat Jung toepast is “bewustheid”, en hij sluit hier historisch aan bij het “Ken u zelf” van Delphi, en vooral ook bij het Logion van Christus: “Mensch, wenn Du weißt, was Du tust, so bist Du selig (…)”

‘Of Schweitzer geweten heeft wat hij deed? Ik zou zeggen: het antwoord hierop – en zo ook een oordeel over zijn handelen – zou alleen Schweitzer zelf hebben kunnen geven. Jungs oordeel was negatief, maar dit berustte zeker niet op “venijn”, eerder op een zekere gedesillusioneerdheid over de betrekkelijke onmacht der theologen tegenover geestelijke problemen – die toch uiterst werkelijk zijn.

De vraag of Schweitzer geweten heeft wat hij deed – en dat in volle bewustzijn – is inderdaad aan hem zelf om dat te beantwoorden, maar de algemene en morele vraag van Jung op zijn beurt is volkomen terecht en ooit zullen we allemaal dat antwoord kennen, maar op dit moment in ons bestaan een onbekende factor. Feit is dat Jung veel politieker was aangelegd dan Schweitzer, en alleen daarom is het heel goed mogelijk dat hij zich geroepen voelde een primitief medisch-Afrika op poten te zetten. Maar Jung heeft gelijk dat Europa evenzeer met een uiterst ernstig probleem worstelde en dat was vanzelfsprekend het opkomend nazisme. Maar de opdeling van de kerken in Europa was in mijn visie een noodzakelijke evolutionaire weg voor de geïnstitutionaliseerde kerken omdat daaraan niet te ontkomen viel vanwege het verdorven gezag en politieke machtswellust van met name de RK-wereld. Hoe dan ook, uiteindelijk is mijn standpunt dat deze ontwikkelingen én vragen van Jung legitiem zijn vanwege onze duale wereld. We maken dus allemaal onze fouten! Hoe je het wendt of keert!

‘Het wetenschappelijke scheppingsverhaal’, het nieuw verschenen boek dat bewijst hoe driedimensionaal de wetenschap nog is

Het wetenschappelijke scheppingsverhaal (Willem Schoonen, de Verdieping/Trouw, 1509-18)

Oerknal – Big History is de moderne ontstaansgeschiedenis van de mens, van oerknal tot heden. Een scheppingsverhaal, gebaseerd op wetenschap.

Alle grote culturen en religies hebben een verhaal over de geschiedenis van de mens; waar hij vandaan is gekomen, waartoe hij er is, en waar de toekomst hem zal voeren. Een groot verhaal, gebaseerd op oplevering en mythen. Kunnen we zo’n verhaal ook maken op basis van wetenschap?

Dat was de gedachte waarmee de Australische historicus David Christian dertig jaar geleden een project begon aan de Macquarie universiteit in Sidney, waar hij werkte. Christian haalde wetenschappers uit allerlei disciplines naar Sidney om aan zijn geschiedenisstudenten te vertellen wat zij wisten over het ontstaan van het heelal, zon en aarde, het begin van leven, de geboorte van de mens.

Het resultaat? “Een puinhoop“, aldus Christian, die vorige week in Nederland was om erover te vertellen. “De studenten kregen college over de oerknal, kwantumfysica, kernfusie in sterren, de eerste levensvormen op aarde, DNA, RNA en eiwitten, en ze konden er geen touw aan vastknopen. En ik ook niet. Het bijeenbrengen van de kennis uit al die verschillende disciplines leek helemaal geen consistent verhaal op te leveren.”

Geen wonder omdat al deze beta-wetenschapstakken allemaal hun eigen paradigma’s kennen, die wetenschappelijk heel normaal zijn, maar wel in iedere wetenschapstak een aparte. Dat zijn uitdrukkingen (uitgangspunten) van de stand van zaken op dat moment. We weten dat Copernicus en Galilei de (kerkelijke) paradigma’s uit die tijd omver hebben gekegeld. Zo werkt dat dus.

Maar gaandeweg begon het te dagen, zegt Christian, en tekende zich een moderne ontstaansgeschiedenis af gebaseerd op wetenschappelijke feiten. De historicus zette een instituut op aan zijn universiteit om die geschiedenis te schrijven en een internationale organisatie, de International Big History Association, om die te vertellen en te verbreiden in cursussen en lesmateriaal. En Christian schreef onlangs een boek over ‘de grote geschiedenis van alles’, dat nu in Nederlandse vertaling is verschenen. [Ik heb het boek besteld en inmiddels ontvangen en vermoedelijk ga ik er blogs over schrijven.]

Sterren

‘Big History’, heet dat boek. Maar interessanter is de ondertitel: ‘Het waanzinnige wetenschappelijke ontstaansverhaal van de mens, de wereld en het universum‘. Want de mens, ieder mens, heeft niet alleen een eigen identiteit, maar is ook deel van een familie, een volk, een beschaving, de biosfeer, het universum. In die volgorde.

Dit wordt interessant omdat het de eerste keer is dat ik op wetenschappelijke grond lees dat er een ‘deelgenootschap’ bestaat tussen mens en … biosfeer en het universum. Met andere woorden, als er een verband bestaat met de biosfeer, dan kunnen we ook de klimaatveranderingen van dit moment onderzoeken en bestrijden in de negatieve affecten; zeker als we de biosfeer aan het vernielen zijn. En dat er ook een band bestaat met het universum, prikkelt de nieuwsgierigheid alleen maar verder.

Big History is de ontstaansgeschiedenis van de mens, en daarmee een antropocentrisch verhaal, zoals het christelijke scheppingsverhaal antropocentrisch is; de mens als kroon op de schepping. Als je Big History gaat lezen als een wetenschappelijke verklaring voor de werkelijkheid die we waarnemen, loop je vast, want dat is het niet. Het is de geschiedenis van de mens die teruggaat naar het begin: het ontstaan van het heelal, 13,8 miljard jaar geleden.

Spiritueel gesproken moeten we hier scherp gaan opletten omdat hier gesteld wordt dat de geschiedenis van de mens teruggaat naar het ontstaan van het heelal, 13,8 miljard jaar geleden. Maar de wetenschap heeft nog niet in de gaten dat het heelal, dat onbegrensd en dus oneindig is – wat ook voor de wetenschap nog een raadsel is – een energievorm is en dus niet de materiële vorm (het voor ons zichtbare heelal met alle lichtflonkeringen die we aan de avond- en nachtlucht zien) die de tekst suggereert. Wat hier wordt beschreven is de meetbare en fotografeerbare universum die door de hypermoderne satellieten kan worden vastgelegd op digitaal formaat.

De geschiedenis van het zichtbare heelal kan dus best teruggaan tot 13,8 miljard jaar geleden via de oerknal die hieronder beschreven staat, maar de menselijke ziel is een energetische massa die eeuwig en oneindig is en daarmee veel ouder dan het (zichtbare) heelal, dat ooit is ontstaan in fysieke vorm, dat wel. hier gaat de wetenschap dus fout in van de beperktheid van ons instrumentarium (en de wetenschap zelf).

De oerknal, waarmee het heelal begon, is het eerste boek in Christians scheppingsverhaal. Het eerste omslagpunt. Wat er voordien was, weten we niet, wát er knalde weten we evenmin, maar dit was het begin van het universum waarin we nu leven. In het verhaal volgen er nog zeven omslagpunten, zeven punten waarop de ontstaansgeschiedenis van de mens een cruciale wending kreeg. En de rode draad in het verhaal is complexiteit. Het jonge universum vlak na de oerknal was erg eenvoudig, zegt Christian, en het universum waarin we nu leven is ongelooflijk complex.

Het tweede omslagpunt komt 500 miljoen jaar na de oerknal: in dat eenvoudige universum gaat materie, dan alleen nog maar lichte elementen als waterstof, samenklonteren tot sterren. Met het ontstaan van sterren is ook het boek over hun levenseinde geopend. Dat is omslagpunt drie, omdat sterren die opgebrand raken met zo’n kracht imploderen dat er zwaardere chemische elementen gevormd kunnen worden, elementen zoals koolstof, bouwsteen van het leven op aarde. Daarom zijn stervende sterren een cruciaal punt in deze ontstaansgeschiedenis van de mens. Dat derde omslagpunt is een miljard jaar na de oerknal begonnen en duurt nog altijd voort; sterren sterven nog steeds.

Sterren ‘sterven nog steeds’, óf veranderen via zwarte gaten in sterren van een hogere frequentie of dimensie, zoals Jaap Hiddinga beschrijft.

Omslagpunt vier is het ontstaan van onze ster, de zon, en de aarde, zo’n 4,5 miljard jaar geleden. Omslagpunt vijf is het begin van leven op aarde, 3,8 miljard jaar geleden. Dit omslagpunt is voor de wetenschap net zo’n groot raadsel als de oerknal. Om een begin van leven te kunnen zien, moet je definiëren wat leven ís, en daarover bestaan al vele opvattingen. Maar, zegt Christian, voor het grote verhaal volstaat het uit te gaan van leven zoals we dat nu kennen.

Het begin daarvan is een omslagpunt als geen ander, aldus de historicus, want de geschiedenis kreeg nu niet alleen een richting, maar ook een doel. Je kunt moeilijk staande houden dat een rots een doel heeft [ook dit is onjuist omdat de wetenschap rots nog steeds als een levenloos stuk materie ziet, terwijl het vanuit spiritueel oogpunt ook bezield leven is en bovendien heeft Hiddinga ook menselijk leven als steen beschreven; dat bestaat dus ook]. Leven heeft een doel. “Alle vormen van leven moeten manieren vinden om energie te putten uit hun omgeving waarmee ze kunnen overleven en zich voortplanten. Die doelgerichtheid was een novum in de geschiedenis van het universum.” De grote geschiedenis is daarmee niet alleen antropologisch, maar krijgt ook teleologisch karakter: zij wordt verklaard uit doelen die zij heeft. Ook daarin lijkt Big History op het christelijke scheppingsverhaal.

Als dan leven is ontstaan, 3,8 miljard jaar geleden, kan dat heel lang gedijen zonder dat er een mens komt kijken. De eerste mensachtige richtte zich pas 2 miljoen jaar geleden op, en Homo sapiens, onze soort, is er nog maar 200.000 jaar. Zijn komst is omslagpunt zes.

Frappant is dat Kryon exact hetzelfde aantal jaren geleden heeft aangegeven om de Pleiadiërs op aarde heeft laten komen om zich hier te vestigen en zich te gaan kruisen met die Homo Sapiens om een nieuw menselijk ras te scheppen. Dat is dus een overeenkomst tussen de moderne wetenschap en buitenaardse kennis.

En dan gaat het hard: in het begin verstreken tussen twee omslagpunten miljarden jaren, maar nu gaat de geschiedenis in flitsen van duizenden jaren. Omslagpunt zeven is het begin van landbouw, na de jongste ijstijd, tienduizend jaar geleden. Een omslagpunt, zegt Christian, omdat de mens hier de regie nam over de productie van levend en eetbaar materiaal uit bouwstenen als koolstof, water en zonlicht. En 200 jaar geleden ontdekte de mens nieuwe energie die hij kon benutten: de fossiele bronnen die zijn technologische en industriële revolutie mogelijk maakten.

Dat was omslagpunt acht. Die fossielebrandstofrevolutie heeft behalve ongekende technologische mogelijkheden, economische groei en welvaart, ook veel ellende gebracht. De macht van de moderne mens werd zo groot dat hij in staat is biosfeer en klimaat te veranderen en daarmee de voorwaarden voor leven op aarde.

Christian hoopt daarom op een omslagpunt negen, ergens in deze eeuw: de omslag naar een duurzame wereldorde. Daarmee krijgt zijn Big History zelfs een verlossing, zij het dat in dit verhaal de verlossing moet worden bewerkstelligd door de mens zelf. Kennis van de grote geschiedenis zou het besef moeten brengen dat we verantwoordelijkheid dragen voor de toekomst van de mensheid, de biosfeer en heel de aarde, zegt Christian. Vandaar zijn inzet om in lezingen, cursussen en lesmateriaal die grote geschiedenis te verspreiden.

David Christian, ‘Big History. Het waanzinnige wetenschappelijke ontstaansverhaal van de mens, de wereld en het universum’, Maven Publishing, 416 p., € 24,99.

Informatie over de International Big History Association is te vinden op bighistory.org.

https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/434/articles/778844/48/1

 

De evolutiebiologie (en neurowetenschappen?) hebben nog geen notie van een spirituele evolutie die de mens ondergaat en zitten daarmee erg op een materialistisch standpunt

Is dit het eindstation van onze lange evolutionaire geschiedenis of ligt er meer voor ons in het verschiet?

Evolueren wij mensen nog? Komt er ooit een mens 2.0?

Evolueren wij mensen nog?

# Van Straalens laatste opmerking brengt ons bij een interessant vraagstuk. Want de medische wereld heeft de afgelopen jaren grote sprongen voorwaarts gemaakt. Steeds meer ziekten kunnen worden voorkomen of genezen en de laatste jaren wordt er zelfs hard gewerkt aan preventieve of therapeutische ingrepen in het genoom zelf. Nemen we als het om onze eigen evolutie gaat zo langzamerhand het heft in eigen handen? Van Straalen denkt van wel. Als voorbeeld noemt hij de taaislijmziekte (ook wel cystische fibrose genoemd. De ziekte is het resultaat van een genetisch defect en op dit moment is het alleen mogelijk om de symptomen te bestrijden. “Door genetische modificatie van embryo’s zouden we deze ziekte kunnen uitroeien. Het duurt een paar generaties, maar als je dit bij elke drager zou doen, raak je de ziekte kwijt.” En zo zouden we ook andere mutaties definitief achter ons kunnen laten.

# De mens evolueert nog volop. En wij zijn geen eindproduct van onze lange evolutionaire geschiedenis. Het roept natuurlijk de vraag op waar het heengaat met onze soort. Zou het bijvoorbeeld kunnen dat er – net zoals in het verleden meerdere mensachtigen opeenvolgend en zij-aan-zij leefden – nog nieuwe soorten mensen ontstaan? “Dat is heel lastig te voorspellen, omdat toevalligheden daarbij een grote rol lijken te spelen en we nog niet goed weten wat er mogelijk is. Maar ik gok dat er met de mens zelf geen grote nieuwigheden te verwachten zijn. En dat komt voornamelijk doordat we al een heel gespecialiseerde soort zijn. Wat je meestal ziet, is dat volledig nieuwe bouwplannen voor compleet nieuwe diergroepen niet uit de fijne takken, maar uit de wortels of stam van de evolutionaire stamboom ontspringen.” Als voorbeeld haalt Van Straalen de zoogdieren aan, die voortkomen uit de reptielen. “Die zoogdieren stammen echter niet af van de hagedissen en de krokodillen, maar van een vroege reptielengroep.” Hetzelfde geldt voor de vogels: zij komen eveneens behoorlijk diep uit de stamboom der reptielen zetten. Geen nieuwe mensensoort dus.

De mens evolueert inderdaad nog volop, maar in een heel andere richting dan de wetenschappers vandaag vermoeden, namelijk in de spirituele richting van bewustzijnsverruiming: ons DNA is bezig aan een transformatieproces waardoor de benuttingscapaciteit van 33% capaciteit van dit moment wordt verhoogd naar 45% en dus de aanloop vormt naar de aankomst in de vijfde dimensie, waarin 100% van ons DNA is geactiveerd. Maar dan wel als we de aarde verlaten hebben. Overigens zal blijken voor de lezers die de link openen, dat de wetenschap zo vastgeroest zit aan 3D dat ik het niet zie gebeuren dat onder normale omstandigheden een revolutie zal plaatsvinden naar multidimensionaal denkpatronen. Geen spoor daarvan in het artikel te vinden.

Deze biowetenschappen komt kortom geen stap vooruit en dreigt zelfs in Atlantische fouten te vervallen aangezien ze toen dachten dat de Atlantis-wetenschap beter was dan de scheppende kosmische krachten. Hoe dom kun je zijn?

Een evolutionair met een uitgesproken 3D-uitleg over de menselijke evolutie en dus over 10 jaar geheel achterhaald

De menselijke geest uniek? Dat had u gedacht (Gijsbert Werner, Opinie & Debat/nrc, 14 & 15 oktober)

De menselijke geest uniek? Dat had u gedacht

Het onderscheid tussen een biologisch brein en een synthetisch brein zal verdwijnen, schrijft Gijsbert Werner. Wen er maar aan: de mens is niet specialer dan een computer.

Dit is de spiritueel grootst mogelijk onzin en maar dat begrijpt de 3D-wetenschap niet. Dat wordt uit onderstaande tekst duidelijk voor hen die oren hebben om te horen.

13 oktober 2017

Gijsbert Werner (1988) is evolutiebioloog. Hij werkt als Junior Research Fellow aan Balliol College Oxford. Gijsbert doet onderzoek naar de evolutie van samenwerking.

De belangrijkste wetenschappelijke doorbraak van de eenentwintigste eeuw zal de mensheid van haar voetstuk stoten. Na de uitvinding van de zelfbewuste, artificiële intelligentie zullen onze menselijke geest, ervaringen, gedachten en gevoelens niet langer uniek van aard zijn.

‘Zelfbewuste, artificiële intelligentie’ bestaat dus niet en zal nooit ‘gaan’ bestaan. De menselijke geest blijft dus uniek van aard, namelijk de enige scheppingssoort die goddelijk potentieel in zich draagt. Maar men moet wel onderscheid maken tussen de menselijke soorten die in ons universum en in andere multiversa bestaan.

Wanneer is een wetenschappelijke doorbraak echt belangrijk? Vaak denken we aan ontdekkingen die direct tot succesvolle toepassingen en grootschalige maatschappelijke veranderingen hebben geleid. Antibiotica hebben sinds hun ontdekking naar verluidt meer dan honderd miljoen mensenlevens gered. De stoommachine heeft ervoor gezorgd dat onze productie niet langer wordt begrensd door spierkracht. Door kunstmatig stikstof vast te leggen is grootschalige productie van kunstmest mogelijk gemaakt, en daarmee de ‘groene revolutie’ in de landbouw.

Toch is het onbevredigend om dergelijke doorbraken als de belangrijkste wetenschappelijke doorbraken te kenschetsen. Zijn we tot een fundamenteel nieuwe kijk op onszelf of de wereld gekomen toen we antibiotica uitvonden? Uiteindelijk zijn zulke doorbraken vooral praktisch van aard. De echt belangrijke wetenschappelijke doorbraken verruimen niet alleen onze praktische vermogens, maar geven ons een fundamenteel nieuw inzicht in de aard van de wereld, en onze plaats daarin.

Vaak gebruiken zulke doorbraken nieuwe technologie, maar de kern is brede acceptatie van een wezenlijk nieuwe wereld- en zelfbeeld. De uitvinding van de telescoop leidde uiteindelijk tot een ander, heliocentrisch wereldbeeld. Onze plaats in het universum zou nooit meer dezelfde zijn; van het centrum van het heelal werden we één van de planeten en uiteindelijk één van miljoenen sterrenstelsels.

De opkomst van geologie als wetenschapsgebied liet ons zien dat de aarde veel ouder is dan de vijf- á zesduizend jaar die in de Bijbel staat. Opnieuw werd de mensheid gedegradeerd; van het doel van de schepping naar een bijkomstigheid die pas na miljoenen jaren ten tonele verscheen.

Met elke doorbraak werd de mens minder uniek en leken we iets te verliezen van wat ons speciaal maakte. Evolutie deed ons realiseren dat we het toevallige resultaat zijn van een blind en doelloos proces. Het heliocentrisch wereldbeeld vernietigde onze centrale plaats in het universum. Geologie vernietigde de centrale positie van de mensheid over de tijd. Van kroon van de schepping in het centrum van het universum werden we tot een relatief betekenisloze soort, op een onopmerkelijke planeet, in een oneindig universum.

‘Toevallige’ resultaten, ‘blinde en doelloze’ processen, dus hoe dom kun je zijn? Dit is het resultaat in een wereld die het godsbegrip al eeuwen geleden is verloren. Maar het hoort allemaal bij de duale wereld die geen benul heeft hoe de scheppende Bron werkt.

Zal de belangrijkste wetenschappelijke doorbraak van de eenentwintigste eeuw een vergelijkbare knauw in ons zelfbeeld geven?

Ik voorspel van wel. Er lijkt nog één bastion van menselijke uniciteit over: onze unieke geest. We zijn dan wel niet speciaal als planeet of als soort, maar onze ervaringen, gedachten en gevoelens lijken immuun voor deconstructie [?] in koude, wetenschappelijke termen.

“Een verlamde man at met hulp van een robotarm, simpel door aan een arm-beweging te denken

Echter, alles wijst er op dat dit een kwestie van tijd is. De intellectuele aanval komt van twee kanten. Biologie maakt inzichtelijker hoe en waarom onze geest bepaalde eigenschappen vertoont. Computertechnologie stelt ons – uiteindelijk – in staat haar na te bouwen. Wat betreft de biologie; eigenlijk is de aanval al honderdvijftig jaar geleden ingezet, met de doorbraak van evolutionair denken. Het wezenlijke inzicht van de evolutietheorie is dat, geselecteerd door omgevingsfactoren, eigenschappen van soorten geleidelijk veranderen. Dat heeft direct implicaties voor de functie en rol van onze geest. Als onze complexe eigenschappen gevormd zijn door miljoenen jaren aan natuurlijke selectie, dan geldt dat ook voor onze geest.

De computertechnologie zal nooit in staat zijn om de mens na te bouwen. Ook niet om de rol van onze geest te veranderen.

Prijsvraag 2017

Wat zal de belangrijkste wetenschappelijke doorbraak in de 21ste eeuw zijn, vroegen de KHMW en NRC in hun jaarlijks terugkerende prijsvraag. Gijsbert Werner won. Zijn essay leest u hier.

We hebben een complex brein omdat onze gedachten en ervaringen een nuttige evolutionaire functie vervullen. Vanuit evolutionair perspectief is onze geest geen doel op zich, maar is ze niet meer dan een set aan tools om ons staande te houden in onze (sociale) omgeving.

Vanuit de wetenschappelijke evolutionaire theorie heeft onze geest geen doel op zich, maar onze geest heeft wel degelijk een doel, te weten zich te verenigen met het scheppende Bronbeginsel. Hierbij laat ik het wat becommentariëring van dit prijswinnende essay.

Sommige tools delen we met allerlei organismen. Meer en meer soorten doorstaan de spiegeltest voor zelfbewustzijn, van dolfijnen en olifanten tot mensapen en eksters. Ze realiseren zich dat ze zichzelf in een spiegel zien – niet een soortgenoot. Mensapen hebben net als wij theory of mind, zo blijkt uit recent onderzoek. Zij hebben het vermogen zich in het perspectief van een ander in te leven. Evolutionair gezien is dit weinig verrassend: zulk inlevingsvermogen is nuttig voor soorten die in stabiele groepen met complexe sociale interacties leven – inclusief bedrog, listen en coalities. Net als bij alle andere soorten is onze geest een product van de omstandigheden waarin we gedurende miljoenen jaren geëvolueerd zijn. Het had zomaar anders kunnen lopen.

Overtuigender dan dergelijke functionele verklaringen zijn wellicht de doorbraken in neurobiologie, waardoor we beter de onderliggende neurale mechanismen begrijpen. Niet waarom maar hoe werkt ons brein? Vooral in combinatie met opkomende computertechnologie en brain-computer interfaces kunnen we ons brein steeds beter doorgronden. Begin dit jaar was een verlamde man voor het eerst in staat te eten met een robotarm, enkel door te denken aan armbewegingen die via de computer geïnterpreteerd werden. En met een lijst van objecten kunnen computers op basis van hersenpatronen heel redelijk inschatten aan welk voorwerp iemand denkt.

Het mag allemaal nog grof zijn, maar met elke ontdekking van de daadwerkelijke patronen en mechanismen die in de hersenen specifieke ervaringen en gedachten coderen, wordt duidelijker dat onze geest een fysieke basis heeft. Op een heel wezenlijk niveau worden onze gedachten gevormd door interacterende moleculen en neuronen. Hoe meer we in deze processen kunnen sturen en ingrijpen, hoe onbetwistbaarder dat zal worden.

Gelukkig blijft er nog een laatste verdedigingslinie over voor de verdedigers van de uniciteit van de menselijke geest. Immers, zelfs als we volledig begrijpen hoe gedachten worden gevormd in ons brein, dan zijn noties als zelfbewustzijn wellicht uiteindelijk toch specifiek voor menselijke hersenen. Met een beetje mazzel zijn we weliswaar steeds verklaarbaarder en transparanter, maar op zijn minst nog wel uniek.

 ‘Menselijke’ intelligentie

Doorbraken in de computerwetenschappen, en specifiek in de artificiële intelligentie, gaan dit in de komende eeuw waarschijnlijk veranderen. Hoewel we nog decennia onze voorsprong zullen behouden, is de bijl aan de wortel van onze uniciteit gezet. Nu al kunnen sommige computerprogramma’s menselijke deelnemers ervan overtuigen, of anders gezegd, misleiden, dat ze niet met een computer maar met een mens te maken hebben, het doel van de zogenoemde Turingtest. In die gevallen moeten we het computerprogramma toch een vergelijkbare, ‘menselijke’ intelligentie toedichten.

Natuurlijk, relatief simpele chatbots hebben geen daadwerkelijk zelfbewustzijn. Dat is het punt ook niet. Maar op een heel fundamenteel niveau zijn neuronen die ons brein vormen qua functie vergelijkbaar met de chips en processoren waaruit computers bestaan. In beide gevallen is de kerntaak het verwerken en integreren van informatie. Door verder gaande ontwikkelingen als geavanceerdere neurale netwerken zullen computers steeds meer vermogens verwerven die eerst voorbehouden leken aan de menselijke geest. Nu blijft dit nog beperkt tot relatief ‘simpele’ dingen als patroonherkenning, maar wanneer op een gegeven moment ook probleemoplossend vermogen, planning en lerend vermogen bereikbaar worden, zal het fundamentele onderscheid tussen biologische en synthetische breinen onhoudbaar worden.

Ongetwijfeld zullen filosofen ook dan blijven twisten over de vraag of tests als de Turingtest echt aantonen dat een computer geavanceerde cognitie of zoiets als een geest heeft. Wellicht kunnen we dat nooit hard aantonen. Maar wat als op grote schaal computerprogramma’s, of misschien zelfs robots, op de markt komen die in allerlei cognitieve domeinen even goed, of zelfs beter, functioneren dan wijzelf? Wat als de computer steeds duidelijkere tekenen gaat vertonen van bewustzijn? Al snel zal het strikte filosofische bezwaar dat we niet zeker weten of deze programma’s ervaringen hebben, praktisch irrelevant worden. Dit is des te meer het geval omdat we ondertussen, door vooruitgang in de neurowetenschappen, beter in staat zullen zijn de eigen ervaringen te begrijpen, controleren en manipuleren. De stap om synthetische en biologische breinen op een fundamenteel niveau gelijk te stellen, wordt dan kleiner.

Dit proces zal de belangrijkste wetenschappelijke doorbraak van de eenentwintigste eeuw vormen. Niet eens zozeer omdat het de grootste directe invloed op ons leven zal hebben; andere ontdekkingen hebben waarschijnlijk meer praktische impact. Maar door succesvolle artificiële intelligentie zullen we uiteindelijk inzien dat ons idee van de menselijke geest als ‘uniek van aard’, een illusie is – en altijd al was. Een wezenlijk nieuw wereldbeeld, misschien nog wel ingrijpender dan eerdere omwentelingen, is het onvermijdelijke gevolg.

Weerstand

Net als alle grote wetenschappelijke omwentelingen zal deze doorbraak op weerstand stuiten. De Inquisitie dwong Galileo te ontkennen dat de aarde om de zon draait. Wanneer het uiteindelijk breed doordringt dat er weinig mystiek is aan de door onze geest gegenereerde processen, zal dat tot existentiële twijfel leiden. Als de natuurwetten die de interactie tussen moleculen in een bacterie bepalen uiteindelijk ook onze ervaringen produceren, wat betekenen mijn gedachten dan nog? Maar het is zoals Nobelprijswinnaar Richard Feynman zei: de wetenschappelijke kennis over de moleculaire structuur van een roos maakt de bloem niet minder mooi. Zelfs perfecte wetenschappelijke kennis over de oorzaken van onze gedachten en ervaringen maakt ze niet minder echt of overweldigend.

Leidt dit nieuwe wereldbeeld tot het onherroepelijke verlies van ons zelfbeeld als zelfstandige, autonome individuen? Kan ons liberale, democratische samenleving daarmee omgaan? Waar blijft de morele basis om mensen verantwoordelijk te houden voor hun gedrag?

Waarschijnlijk komt die basis onder grote, en mogelijk fatale, druk te staan. Wat er voor in de plaats komt, is moeilijk te voorspellen. Wellicht een ethisch stelsel dat minder op persoonlijke verantwoordelijkheid of autonomie gebaseerd is, en meer op het optimaliseren van het welzijn van alle bewuste actoren – menselijk of kunstmatig. Misschien ook houden we persoonlijke autonomie in stand als een nuttige, maar onjuiste, juridische en politieke fictie, noodzakelijk voor een coherente samenleving.

In de eenentwintigste eeuw maakt biologie steeds inzichtelijker, hoe en waarom onze geest bepaalde eigenschappen vertoont. Computertechnologie stelt ons – uiteindelijk – in staat haar na te bouwen. Het gevolg is opnieuw een wezenlijk nieuw wereldbeeld, en onvoorspelbare maatschappelijke omwentelingen.

https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/13/de-menselijke-geest-uniek-dat-had-u-gedacht-13484136-a1577190