De ontwaking van Broeder Psycho

Uit het laatste gedeelte van de verklaring die door lichtmeester Psycho is uitgesproken:

‘Al heeft iemand een moeilijk aardeleven, welk mens kent zijn strijd niet? Welnu, telkens weer als iemand twijfelt in zichzelf voelt opkomen, weet dan dat de weg naar de ontwaking iedereen voert langs bergen en door dalen, door duisternis en licht en dat die weg voor elk mens gelijk is.

“Hierin ligt de grote rechtvaardigheid, dat God, het Hoogste, toch Liefde is. Zijn machtige straling geeft de trillingen van het levens ritme aan, dat elk mens in zich zal voelen. Dit wijst de weg, die moet worden gegaan.”

Zo zien wij dus, dat in dit alles een ruime en wijde horizon voor uw geestesoog is opengegaan.

Ik voel en zie uw gedachteleven en er is niemand gelijk. Elk heeft zijn eigen trillingen en verlangens, die hij zo graag zou zien verwezenlijkt. Eenmaal zal het ook iedereen worden geschonken. Twijfel nooit aan deze gedachte, want zolang iemand twijfelt, blijven de vensters dicht. De twijfel zelf zal uw gehele dadenleven op lager niveau houden en u dikwijls de moed tot actie ontnemen. Laat de twijfel los. Zo iemand wil, kun je dat. Als iemand de twijfel voedt of de twijfel voeding geeft, neemt zij bezit van iemand en maakt alles wat licht is, donker in het eigen leven. Veel zal moeten berusten op geloof. De juiste inzichten kan men ontvangen, zo men daartoe de wegen bewandelt. Dan zal het leven lichter worden, al lijkt het ogenschijnlijk  moeilijker om de poort open te krijgen. Deze poort gaat vanzelf open als de tijd daar is, zoals ik duidelijk heb gemaakt. Als iemand naarstig heeft gestreefd te leven volgens hogere inzichten, en iets hebt leren verstaan van de grote liefdewetten, welke leiden tot het Hoogste, dan bestaan er geen zorgen.

“Als ik voor mijzelf terug mag blikken, dan kan ik in de verre horizon van het verleden veel schouwen van datgene wat was. Eén ding is zeker, dat wat was, is er en zal nooit verdwijnen. Hiermee bedoel ik het machtige Leven zelf, dat gesymboliseerd wordt in het diepste zielewezen van het menszijn. Want, al is enerzijds de ziel het beginstadium, anderzijds zijn in de ontplooiing van de hogere zielenkrachten, de tendensen aanwezig om dat, wat van onvergankelijke waarde is, blijvend te behouden. Hoe meer een mens dus stijgt, tot volkomen psychische ontwikkeling komt, hoe meer men in het eigen wezen kan schouwen. Men spreekt in dit verband wel over God en op zichzelf genomen is dit voor de mens een beeld dat hem houvast kan geven voor de reizen die hij door de ruimte van het Heelal moet maken, wijds en groot. God is een gedachte, die nauw verwant is met het zielewezen. In de diepte van het eigen zielewezen worden zekere krachten verondersteld, welke, al kan men ze niet stoffelijk bewijzen, toch kan leren schouwen.”

“Zo heb ik dan ook veel mogen zien van dat wat was, want er is altijd een blijvende kern van de levenservaringen. De totaalsom van het leven, van deze levenservaringen dus, bepaalt de momentele waarde van het psychisch zijn. mijn laatste aardeleven is een soort compromis geweest, dat ik met mijzelf heb gesloten. Voordat ik na een lange tijd in de sferen te hebben vertoefd, tot de aarde terugkeerde. Er was één kant in mijn wezen, die ik aan gene zijde niet volkomen kwijt kon, hoe wonderlijk het voor u ook moge klinken. Er was één punt en dat was een te grote zelfverzekerdheid, die ik niet los kon laten.”

Misschien kunt u het begrijpen, maar een te grote zelfverzekerdheid leidt tot bepaalde fouten en moeilijkheden, welke dikwijls niet meer te overbruggen zijn. Moeilijkheden ontstaan zoals in mijn toestand, door mijn verkeerde inzicht, waardoor ik mijn zelfverzekerdheid los zou moeten laten. Er was iets in mijn psychisch wezen wat mij dit onmogelijk maakte. Ik had altijd het gevoel, als ik mijn zelfverzekerdheid losliet, ik ook mijn zelfvertrouwen kwijt zou raken. Ik verkeerde dus, voordat ik mijn laatste aardeleven ging leven, reeds op een behoorlijke trap van psychische ontwikkeling en toch kon ik in mijn overpeinzingen en mijn innerlijke verdiepingen niet komen tot de ontleding van dit punt. Hoe wonderlijk het ook mag klinken, ik was er niet toe in staat om deze psychische fout in mijn wezen zonder meer, door ontleding en overdenking te veranderen. Dit was dan ook de aanleiding tot mijn laatste aardeleven.

Nu zal men wellicht vragen waarom ik juist deze ontwikkelingsgang heb gekozen in mijn aardeleven. Ik zal uitleggen waarom.

“Ten eerste kon ik zelf kiezen en er zijn er velen die dit niet kunnen doen; die dus nog niet een psychische ontwikkeling hebben bereikt om zelfstandig te besluiten tot een aardeleven en de waaroms daarvan.”

“Er zijn ook geesten, die meestal meerdere leven hebben geleefd, ook op aarde, die geleerd hebben psychisch te ontleden en met dat wat zij aan wetenschappelijke training hebben vergaard, inderdaad bewust tot die stappen te komen, die zij nodig vinden. Zij hebben alleen maar zekere hulpmiddelen en aanvaarden de hulp van anderen, maar zijzelf nemen de leiding bij hun reïncarnatie.”

U moet dit niet te licht zien, een bewuste terugkeer tot het aardeleven. In het weten daarvan is er veel, wat terughoudt. De contacten met de aarde worden dikwijls juist door de actieven aan onze zijde levendig gehouden. Wij willen weten wat er op aarde gebeurt; hoe de krachten werken en hoe de beïnvloedingen zijn vanuit de verschillende sferen, om ook daarin tenslotte ons eigen inzicht op te bouwen in de taak, welke wij op de schouders hebben genomen.

“Zo zien wij dus dat, waar ik voor mij persoonlijk spreek, mijn eigen psychische fout, de aanleiding is geworden om een taak in het stoffelijk leven te krijgen, welke mij dus bij voorbaat lag. Mijn interesses op dit punt gingen reeds lange tijd daar naar uit. Ik had niet alleen die taak ten opzichte van mijzelf, maar ik kreeg ook een opdracht mee van verschillende vrienden uit die tijd. Een opdracht om zekere ervaringen, die wij aan onze zijde hadden, te toetsen aan de werkelijkheid.”

Wij hadden met elkaar methodes besproken van beïnvloeding van degenen, wier geestvermogens gestoord waren. Wij zetten vele hulpcampagnes op touw, zowel op aarde als in de sferen, waar deze nog leven en die niet gewoon kunnen denken, die verkeerde gedachten hebben opgebouwd en waanvoorstellingen hebben, enzovoort. Het ging erom, door nieuwe ervaringen op te doen, deze beter te kunnen helpen.

“Zo was mijn aardeleven dus gewijd aan een dubbel doel. Ten eerste los te komen van mijn eigen complex en verder opnieuw leerstof op te doen, die ik mee ko nemen naar mijn leven, waar ik nu, na mijn aardse leven, weer ben aangekomen. Veel zal u wel duidelijk worden, want hiermee zijn de motieven zuiver gesteld, waarom wij nu reeds zolang tijd dit werk doen.”

 “U ziet, dat er in de bewuste lijn van de psychische opbouw zeker motieven kunnen zijn, die niet door meditatie en geestelijke opbouw alléén kunnen worden overwonnen. Ik kan u zeggen dat dit laatste leven mij heel veel goed heeft gedaan. Tijdens mijn aardeleven, waarin veel is afgesloten dat toch tot mijn wezen behoorde, zoals dit voor elk mens ligt, was ik mij dit alles niet bewust, alleen een enkele maal, werden mij in dromen beelden gegeven vanuit gene zijde. Die beelden waren de beïnvloedingen, welke tot mijn stoffelijk bewustzijn werden gebracht, die ik weer kon toepassen in mijn taak met allen, die wel tot de ergsten van het stoffelijk leven behoorden, de meest misdeelden. De mens, die niet kan beschikken over een normaal denkvermogens, is heel erg gehandicapt in het stoffelijk leven, maar ook ten opzichte van zijn geestelijke groei.”

Men heeft ons weleens de vraag gesteld, wat voor zin het heeft dat een mens, als geest dus, op de aarde blijft, terwijl hij niet meer normaal kan beschikken over zijn denkvermogen, want zo kan  hij ook niet aan zijn eigen opbouw werken en arbeiden.

“Het is begrijpelijk dat de denkende mens voor deze vraag wordt gesteld. Ik wil hierop alleen zeggen, dat u dit niet alleen moet zien in verband met het stoffelkijk leven. Men kan op aarde zijn om sommige dingen te leren, maar ook zoals ik zei, om iets af te leren. Men kan ook op aarde zijn in een soort gevangenschap. U kunt dit vasthouden: de ziel blijft de ziel, het eigenlijke wezen mens dus; het goddelijke.”

Het goddelijke in de mens kan nooit gestoord worden door een defect in het denken. Een onvolmaakt mens is een wezen, dat u ‘ten dele’ moet zien; kunt zien. Hij heeft dus niet de volle beschikking over zijn vermogens. Het gaat alleen maar om die meerdere of mindere mate. Voor elk menselijk wezen blijft de mens in hem dezelfde. Dat andere, dat uit de ziel is gegroeid, kan tijdelijk een zekere binding ondergaan met de stoffelijke ellende.

“U moet die binding zo zien, dat een geest in het stofkleed, juist als de hersenwerking niet geheel te benutten is, of op de juiste wijze zich terug kan trekken uit het stoffelijk leven, in deze zin dat hij toch verbonden blijft. De band blijft. De geest wordt dus toch bewust gedwongen deze stoffelijke ellende mee te maken, waardoor hij in zijn uitingsvorm beperkt is, evengoed als een dove niet horen en misschien niet spreken kan, of dat men andere zintuigen of lichaamsdelen mist. Het is de handicap. In dit geval bestaat de mogelijkheid, dat de geest misschien wordt ontbolsterd, door de stoffelijke ellende mee te maken en in dit alles, als onvolmaakte wezens, soms tot razernij komt.”

Er zijn inderdaad periodes, dat geesteszieken niet te houden zijn; dat zij een mind over zich hebben, een gevoel alles te willen breken, stuk te maken; dat zij zelfs in staat zijn anderen groot kwaad te doen. Dit is de opstand van de geest ten opzichte van zijn stoffelijke binding.

Dit was het kardinale punt, dat mede het doel was van mijn levenstaak. De ellende is dubbel groot, het gevoel van een geestelijk wezen, dat zich enerzijds bewust is gebonden te zijn aan het stoffelijke, misschien wel door zijn onvolmaaktheid, het nut er niet van inziet door zijn gebrek aan kennis van de hogere wetten. Het waarom dat een dergelijke geest dit mee moet maken, is een kwestie van de hogere wetten en hiervoor kunnen verschillende vormen zijn.

“Zo heb ik dan iets over mijzelf verteld.”

Ik heb voor u hieraan verbonden een zeer persoonlijk betoog, dat berust op eigen ondervinding.

“In dit alles hopen wij, dat wij u hiermee meer inzicht hebben gegeven in deze moeilijke materie en dat u er uw nut mee zult kunnen doen.”

“De ontwakingsdag van mijn leven wordt eenmaal de uwe. Deze ontwakingsdag is en blijft een machtig gebeuren, onbegrijpelijk schoon, want men komt op die dag in contact met zulke machtige stromingen van geestelijk zijn, dat deze stromingen een machtige tinteling brengen in het zielsbewustzijn van de geest.”

De geestelijke ontwaking

De geestelijke ontwaking

Uit het geestelijk ontwaken blijkt dat het aardeleven zeer nuttig is en ook een grote basis vormt om tot geestelijke ontwikkeling te komen. In die geestelijke ontwikkeling is de wetenschap – en dan gaat het verstand weer een woordje meespreken – gebleken dat je als mens die ontwikkeling nodig hebt. Als we de blik richten naar moeder aarde, hoe de mensen leven met en onder elkaar, hoe zij werken en proberen een beetje geluk te vinden, maar ook hoe ze hun verkeerde eigenschappen uitleven, hoe ze vaak op alle mogelijke manieren elkaar leed doen, het leven bederven, zien wij dat in de sfeer van moeder aarde voor de bewuste mens geen vrede kan zijn. Zo men al van binnenuit een beetje geestelijk gericht is, heeft men buitengewoon veel moeite om in het leven op beide benen te blijven staan, want men voelt de krachten die inwerken, vooral op de mens die vooruit wil, die voelt dat hij niet genoeg heeft aan zijn tijdelijk bestaan, die zich bewust is geworden dat daar een toekomst is, een land waar volgens aardse begrippen alles is wat de mens gelukkig kan maken.

Iedereen voelt dat het geluk eenmaal wacht, al is het niet in dit leven, dan toch in het volgende. Toch blijft het voor de meeste mensen zo dat ze in het dagelijkse leven, in alles wat iedereen moet doen, zo weinig beleven kunt van dat waarvoor je eigenlijk op aarde bent. Juist dit is het wat een mens vaak zijn blijdschap ontneemt. Je kunt met elkaar een gezellige avond hebben, je kunt je zoals nu op geestelijke grond, je met elkaar verbonden voelen in een soort eenheid; een moment iets beleven van dat geluk wat toch ook in een mens moet zijn, want het zijn de eeuwigheidstrillingen die een mens stuwen en kracht geven, psychische energie, kortom alles wat hij nodig heeft.

Denk aan huwelijken waarin grote contrasten bestaan, inzichten verschillen, karaktereigenschappen die uitgeleefd worden en op de een of andere manier gevolgen hebben, waardoor uiteindelijk toch de weg openkomt naar hoger. Zo ligt het probleem aan onze zijde precies zo; voor sommigen zelfs nog op een lager niveau dan op aarde. Voor de meesten gelukkig wel op hoger niveau. Maar de onderlinge verschillen blijven immers.

Je kunt elkaar opwekken en zeggen: kom en doe als wij. Maar dat is slechts een trilling, die niet altijd wordt beantwoord. Ik zou zeggen dat je geleidelijk aan probeert te beginnen met hoger te denken. In elk mens is immers een lager zijn en ook in beginsel iets van een hoger denken, een beter en mooier denken, een liefdevoller denken. Nu is het maar wat domineert in het gewone leven op aarde, maar ook wat domineert in het leven na de stoffelijke dood. Bent u zover gekomen dat u de realiteit heeft ondergaan in de tijd dat u met ons verbonden was of op andere wijze, in zelfbeleving? Kortom, de gedachte is dat een volgend leven vaak nog spanningen en veel moeite brengt, al ligt dat ook op ander terrein. Ook aan onze zijde is nog liefdeloosheid, koudheid en kilte. Je wordt er van tijd tot tijd mee geconfronteerd, althans als je jezelf van je roeping berust bent, want het is aan onze zijde zo dat als je je bewust bent geworden van je eigen leven, van je waarde als geestelijk mens, dan is dat heel mooi, maar als je dan stil blijft staan, schiet je er niet zoveel mee op. De bewustwording dat je een geestelijke mens bent en dat je iets hebt gevonden van dat grote, werpt weer nieuwe vragen op en dan kom je te staan voor zekere feiten. Je zou kunnen zeggen, als het je zou gelukken als meer ontwikkeld geestelijk mens aan onze zijde iemand anders te overtuigen en te proberen – misschien  door je eigen levenswandel – een ander om te buigen en tot dieper denken te brengen, dan bouw je aan jezelf. Dit doet u ook op deze avonden, als intelligenties tot u komen. In het helpen van de ander bouw je aan jezelf.

Nu kun je maar zo niet zeggen: nou ja, kijk eens, ik ga dit maar doen. Want zo is het ook weer niet. Er wordt in dit werk aan onze zijde ontzaglijk veel geduld gevraagd. Als geesten aan onze dijde voor zichzelf en voor de geestelijke ontwikkeling iets willen betekenen, dan gaan zij er natuurlijk op uit. Zij rusten zich toe met inzicht, met wijsheid en bovenal met liefde voor de naaste, die nog in de donkerte is. Op die wijze kunnen zij dan proberen ergens een beetje licht te brengen. Dat is een heel moeilijke taak, want je komt soms in situaties waarin je je ontzaglijk moet verdichten, wil je temidden van lagere geesten jezelf kunnen handhaven. Nu gaat het erom, dat je ongeacht op welke wijze, direct of indirect contacten gaat leggen waar mogelijkheden zijn, daar waar geesten eraan toe zijn om tot grotere ontwikkeling te worden gebracht.

Dan is er bij ons ook een kerngroep: deze geesten hebben het zover gebracht op die weg dat zij gekomen zijn op een punt waarop zij een speciale opdracht hebben aanvaard omdat zij volkomen geestelijk zijn  ontwaakt. Met een heldere verdieping en met vele mogelijkheden toegerust. Zij worden in een plechtige wijding gezalfd tot hun taak, in contact met hogere krachten die dan veel machtige straling geven. De belofte die men dan doet is dat men voor niets zal wijken, maar alles zal doen om anderen tot het licht te brengen. Dan ben je zover gekomen dat je die ontwaking als een beleving ondergaat en dat is dan een geweldig feest, telkens weer opnieuw. Zoals wij dat al meermalen hebben gezegd, onderga je die beleving telkens opnieuw. Dit is ook een machtige kracht geworden, niet alleen op de aarde, maar voor vele sferen, waar wij uitgaan om datgene te zoeken wat verloren schijnt. Wij zijn met een machtige kracht, met een machtige liefde bezield en toegerust met wijsheid, om dit werk te doen.’

[tekst van Lichtmeester Psycho]

[1] 18-3-1970

Het geweten en de ziel

Geweten en ziel

‘Geweten, en in samenhang daarmee de ziel, is een zeer belangrijk onderwerp. Waar wij wel een inleidende beschouwing over kunnen geven in dit half uur. Ik zeg met opzet: een inleidende beschouwing, want u voelt wel dat als wij dit onderwerp in zijn diepste lagen zouden gaan doorvorsen, dan stuiten wij op verschillende aspecten, welke niet zo gemakkelijk zouden worden begrepen. Het gaat er in de eerste plaats om dat stemmetje van binnen, dat ieder mens kan horen, maar dat men als men door de korte tijdsduur van het aardeleven zo ver is gekomen, dat men het stemmetje niet meer hoort. Ten tweede, het is er, maar waarom is het er? En de derde vraag: wát is de taak?

Dit eerste, het stemmetje van binnen, betekent dat er een verbinding is met het zielenleven, waarvan wij kunnen zeggen dat het een actief wezen is, dat enerzijds in verbinding staat met de scheppende krachten en anderzijds dat het onderbewustzijn, en via dat onderbewustzijn tot het dagbewustzijn van de mens wordt gebracht. Eigenlijk is het geweten dus een onderdeel van de menselijke ziel. De menselijk ziel, gezien zoals u weet, als het Geweten, dat in de individuele mens is geschapen. Het wonder is dat men de ziel niet kan aanwijzen wanneer men het stoffelijk lichaam ontleedt. Er is nog geen chirurg die dit is gelukt en men kan veronderstellingen maken omtrent zekere klieren, maar nochtans de ziel zelf, dat wezen dus, is niet zichtbaar te maken voor het menselijk oog. Alleen als men verder gevorderd is, vooral als men eenmaal los is van het stofkleed, dan leert men onder zekere omstandigheden toch de ziel te zien en wordt het contact dus gemakkelijker. Het is dus een etherische substantie, geladen met zekere krachten, welke enerzijds beïnvloed worden door het Leven zelf, het Scheppend Wezen, en anderzijds de stuwing geeft tot de opbouw van het ik-wezen, van het lager ego naar het hoger ego. Dat is dus de basis, het hoofdthema.

Maar omdat de mens, omdat hij individueel is, natuurlijk in zichzelf iets moet hebben, heeft hij een soort magnetisch kompas, zoals de scheepvaart dat kent, en ook in het vliegwezen gebruikt wordt. Zo zien wij dus dat dit magnetisch kompas, zoals wij het geweten willen noemen, een onderdeel is van de ziel. En wij zouden eigenlijk kunnen zeggen, dat dit volkomen logisch is. als het volmaakt Scheppend Wezen een product, dat uit dat Goddelijke Brein is voortgekomen, wilde scheppen, een product dat zoveel jaren door de levens heen moet, dan wordt het duidelijk dat de Schepper van dat menselijke wezen zeer zeker alles daarin gelegd moet hebben om aan dat doel te beantwoorden, waartoe dat menselijk wezen is geschapen. En nu willen wij in het midden laten, waartóé God de mens heeft geschapen. Dit is een probleem, geheel op zichzelf staand. Maar wel moeten wij aannemen, dat als wij op deze wijze logisch door redeneren, dat volmaakte Wezen de mens inderdaad in zichzelf een kompas moet hebben gegeven, waarop hij varen kan, waarop hij zijn wezen kan leiden, en zijn denken kan richten. De mens kan met zijn eigen denken alleen onmogelijk de koers bepalen en daarvoor heeft de mens als ik-wezen gezien, dus zijn kompas nodig om de weg te bepalen. Wij kunnen dus inzien en begrijpen dat het geweten het kompas vormt voor de mens op zijn gang door de levens, die hij moet gaan. Zo wordt het duidelijk dat in dit alles de mens iets wordt geschonken van onuitsprekelijke waarde, zo groot dat het eigenlijk dominerend is. wat is een schip op die grote oceaan zonder kompas? Zo is het met de mens, wat is een mens op de levenszee zonder zijn geweten? Juist het geweten, gezien als kompas, heeft de kracht en de leiding in het menselijk leven, daar waar een mens zich hiervan bewust is. Helaas zijn velen zich hiervan niet bewust. Maar daar waar men zich bewust is van dat kostelijke instrument, wat hem is meegegeven, daar zal hij ervoor zorgen om dit kompas zo zuiver mogelijk te houden. Als men begint niet te letten op de koers, welke het kompas aangeeft, dan gaat men van de juiste koers afwijken en helaas, heel veel mensen letten te weinig op de stem van hun geweten. Zijn proberen dus om dat geweten, dat nauwkeurig de weg wijst, geleidelijk te ontstemmen door er simpelweg geen aandacht aan te geven. Een mens is zich dikwijls niet bewust van deze dingen en het probleem van dit alles is te verklaren in datgene wat een mens graag wil in de gewone stoffelijke lijn. Als men eenmaal het geweten zelf heeft leren beleven, als men zich eenmaal bewust is geworden van de machtige betekenis hiervan, dan wordt het duidelijk dat men dit geweten gaat zien als een kostbaar kleinood dat door de scheppende Kracht in de ziel is ingeboren, waardoor de mens de weg kan vinden op de levenszee. Want dat geweten voert de mens steeds weer opnieuw tot de confrontatie van zijn ik-wezen met dat, wat via zijn innerlijke verlangens omgezet wordt in het leven van de dag.

Kunnen we ons iets grootser denken in de mens zelf? Want het wonder is dat elk mens het heeft. Er is geen mens op aarde die niet het geweten in zich heeft ontvangen. Alleen, veel mensen hebben niet het inzicht om op de juiste wijze met dit instrument om te gaan: dan wordt het ontstemd en men ondervindt zeker de gevolgen daarvan, doordat men in een verkeerde levensinstelling geraakt, waar men tenslotte niet meer uitkomt en de schuld geeft. Men moet zich dus allereerst bewust worden dat het geweten er is, zoals het is uitgelegd en bovenal – en in de tweede plaats – de werking hiervan. De machtige betekenis dus van hetgeen het geweten inhoudt en – ten derde – dat het geweten de mens kan leiden op de weg naar het doel, dat aan het leven van elk mens gesteld is. Nu rijst de vraag hoe weet of kent de mens zijn levensdoel? U merkt het ook dikwijls aan de hulpbehoevende intelligenties die tot u komen, dat zij zich niet bewust zijn van hun levensdoel, zoals ook vele mensen op aarde zich daarvan niet bewust zijn. Vele mensen leven in een reeks van door jaren opgebouwde complexen en handelen daaruit.

Het ergste is dat de mens tenslotte door zijn gewoonten een automaat wordt die zich in het geheel niet meer bewust van zijn drijfveren, die in de loop der jaren verdoezeld zijn. Dit omdat de werking van het geweten onzuiver is geworden. Maar toch, wij geloven dat de mens die het verste van zijn geestelijke roeping leeft, op welke wijze dan ook, ik wil het woord goed of slecht niet gebruiken, maar zelfs die mens zal in zijn diepste momenten waarin hij misschien geconfronteerd wordt met zijn verkeerd gericht leven of als hij in nood komt, of dat angstgedachten voor gevolgen van zijn daden gaan overheersen, op die momenten zal zelfs dat machtige instrument tracht door te breken om een mens alsnog tot bezinning te brengen. Daarom is het zo belangrijk dat een mens inderdaad bewust weet wat zijn levensdoel is. Bewust van binnenuit, met zijn geestesoog ziet welke weg gegaan moet worden en zich zo ook bewust is van dat geweten. Want telkens wanneer een mens van die weg afwijkt, dan gaat dat geweten trillen. Een mens gaat zich onzeker voelen en wanneer een mens zekere dingen doet, gedaan heeft en hij er van binnen geen vrede mee heeft, dan vindt dit zijn oorzaak in het geweten, dat de koers bepaalt en registreert wanneer van de weg wordt afgeweken. Het is een wonderlijk iets dat geweten. Als u er voor uzelf bespiegelingen over gaat houden, dan zult u er nog veel meer dingen in ontdekken, van belangrijke betekenis voor het leven, dat u moet gaan. Daarom, in de bewustwording van deze dingen rijst de vraag naar het doel, maar zelfs al zou men het doel niet volledig kennen, al zou het doel in de mist hangen, dan zou men dit zeker nog kunnen zien als een soort instrument, zoals wij gezien hebben, dat ook gebruikt wordt om onzichtbaar toch de weg te vinden. Men noemt dat geloof ik ‘radar’ op uw wereld. Zo is dat geweten tevens ook een dergelijk instrument. Als een mens dus zijn levensdoel niet kent, maar hij heeft bewust de overtuiging of stelling aangenomen, dat het geweten het kompas is en direct registreert wanneer iets fout is, dan zal hij, zonder het doel absoluut te kennen, hetgeen dan ook met de meeste mensen het geval is, zijn weg kunnen gaan. Want wat weten de mensen van die hogere doelstellingen, wat weten de mensen op aarde werkelijk van het Zomerland, uit eigen inzicht, uit eigen meditatie en eigen uittreding? De mens weet ten dele en dus ook het doel slechts den dele. Maar dan is daar ook het geweten, dat hem telkens nader brengt tot dit doel, zo een mens dus bewust van dit gewetengebruik gaat maken. Dan zal zelfs, al is het doel ongrijpbaar en al weet hij in zijn ik-wezen de weg niet, dan nog kan hij vertrouwen op dit geweten.

Dan zal hij voor alles dit geweten moeten testen. Een kompas wordt van tijd tot tijd gedemagnetiseerd, zoals de scheepvaart dat proces kent, om het zuiver te stellen dus. Zo zal ook de mens van tijd tot tijd dat geweten moet pijlen, of het misschien niet te veel is genegeerd, waardoor het als het ware minder actief wordt. Als alles wat aan verkeerd gerichte verlangens in de mens leeft, als dit een tijdlang teveel gedomineerd heeft in het leven, als men dus met zichzelf geredeneerd heeft en men heeft goed gepraat, dat wat men in den beginne toch als fout voelde, dan zal men zich dus in al deze dingen weer opnieuw moeten instellen om het geweten waar zuiver te stellen, en tot zichzelf in te keren om op deze wijze de werkelijke trilling van het geweten terug te vinden, zodat het direct weer gevoeld wordt op de zonnevlecht en geleidelijk, via het gevoel, tot het denkwezen wordt gebracht, en als zodanig wordt gekristalliseerd in het dadenleven. Ik geloof dat ik hiermee in grote lijnen heb getracht het u zo duidelijk mogelijk voor te stellen. Wij hebben daarvoor natuurlijk stoffelijke beelden moeten gebruiken. Nu kunt u er zelf eens rustig over denken en als er over dit punt later vragen rijzen, dan horen wij dat graag van u. Ik geloof dat wij nu moeten eindigen.’

[tekst van Lichtmeester Psycho]

Indiase wijsgeren hebben de wijsheid niet in pacht

Persoonlijkheid is bewustzijn dat beperkt is geraakt. Oorspronkelijk ben je onbeperkt en volmaakt. Later krijg je beperkingen en word je een persoonlijkheid.

Ramana Maharshi, Indiaas wijsgeer

Earth Matters (no-reply@earth-matters.nl) als reclameuiting

Commentaar:

Boeiende stelling. Als de menselijke ‘persoonlijkheid’ beperkt ‘is geraakt’, gaat in deze uitspraak de veronderstelling schuil dat de menselijke persoonlijkheid ooit onbeperkt en volmaakt was, maar dat is niet zo. de zielenkiem die ooit uit de Scheppende Bron is losgelaten was geen persoonlijkheid, maar een volkomen onbewuste vorm van Leven, zoals ook een baby onbewust ter wereld komt. Natuurlijk heeft deze baby wel een genetische én DNA-aanleg in zijn ziel aanwezig, maar een baby is nog geen persoonlijkheid. Uit de onbewuste baby groeit langzaam maar zeker tijdens de opvoeding en de jeugdperiode een persoonlijkheid, bij de een heel snel, maar bij de ander heel traag. Sommige kinderen zijn eigenlijk al volwassen, terwijl andere volwassenen nooit ‘volwassen’ worden.

Dat de mens oorspronkelijk ‘onbeperkt en volmaakt’ was, is dus een illusie. Dat je ‘later je beperkingen krijgt en je een persoonlijkheid’ wordt, is dus eveneens een illusie.

Pas als de afdaling vanuit de hoogste scheppingsfrequenties naar de lagere levensfasen een kennismakingstocht voor het nieuwe kosmische leven betekent, is logisch om dat nieuwe de gelegenheid te bieden om zijn bewustzijn door alle sferen en dimensies heen op te bouwen. Dat de individuele persoonlijkheid, zoals Ramana Maharshi aangeeft en bedoelt te zeggen, pas kan worden opgebouwd in de sferen van de 3e dimensie, is een logische gang van zaken, aangezien de mensheid in de grijze oudheid als nomaden met een collectief bewustzijn is begonnen en pas in latere levensfasen is begonnen met de opbouw van de individuele persoonlijkheid. In Europa bijvoorbeeld pas na de Renaissance. Maar zoals het er staat: ‘Later krijg je beperkingen en word je een persoonlijkheid’, is te kort door de bocht. De beperkingen die de mens tegemoet moest treden waren noodzakelijk om bewustzijn op te bouwen, want iedere bewuste zielsontwikkeling begint bij het nulpunt, zoals ook iedere aardse baby. Dat ziet Ramana Maharshi volledig over het hoofd.

Aan het einde van Pasen 2016

Pasen

“Toen Jezus gekruisigd werd, offerde Hij zijn vlees, het uiterlijke omhulsel, het lichaam, dat wij zien, om te bewijzen dat er in werkelijkheid een dieper of geestelijk lichaam is en het was dit geestelijk lichaam, dat Hij openbaarde toen Hij uit het graf opstond. Dit was het lichaam, waarvan Hij zei: “Vernietig deze tempel en in drie dagen zal ik hem weer opbouwen.” Hij deed dit om aan te tonen dat wij hetzelfde geestelijke lichaam hebben en dat wij allen de werken kunnen doen, die Hij deed. Het staat vast dat Jezus zichzelf had kunnen vrijwaren, als Hij dat gewild had. Ongetwijfeld zag Hij in dat er een grote verandering plaats greep in zijn lichaam. Hij zag ook in dat de mensen om Hem heen niet in staat waren te begrijpen dat zij, evenals Hij, het geestelijk lichaam tevoorschijn konden roepen, al poogde Hij het hen te laten zien. Zij keken nog naar het persoonlijke en Hij begreep dat zij, als Hij het geestelijke lichaam tevoorschijn riep zonder een bepaalde verandering, niet in staat zouden zijn het onderscheid tussen het materiële en het geestelijke te zien, dus greep Hij naar het middel der kruisiging om deze verandering teweeg te brengen.’

‘Hierop nam Jezus het woord weer: “Ik heb de weg van het kruis gekozen. Dat was namelijk niet mijn Vaders keus voor mij, maar de mijne, opdat allen konden inzien dat leven en lichaam zo vervolmaakt kunnen worden dat, al worden zij vernietigd, zij weer kunnen worden opgebouwd en dat zegevierender dan tevoren.”

‘Chander Sen legde zijn hand op de ladder en bleef staan, alsof hij zo naar de ingang van de tunnel wilde klimmen. In deze houding begon hij te spreken: “Het licht begrijpt de duisternis niet, wanneer het door de duisternis heen schijnt. Toen Jezus zag dat hij door Judas verraden zou worden, sprak hij: “Nu wordt de Mensenzoon verheerlijkt en God wordt verheerlijkt in hem.” Deze verheven geest zei niet: “Judas heeft mij verraden.” Hij sprak in het geheel niet over Judas. Hij hield slechts vast aan de Alomtegenwoordigheid van de verheerlijkte Christus Gods, die door hem heen stroomde, de Mens verheerlijkt in God. God verheerlijkt de mens in zichzelf. Zo zien wij dat volmaakte gemeenschappelijke samenwerking alle disharmonie doet verdwijnen op haar eigen manier. Nu kunt gij zeggen: “Christus, vertoon U steeds duidelijker, zo duidelijk dat gij mijzelf vervult en zijt. Ziet, nu zijn wij één lichaam, één denken, één geest, één geheel volmaakt principe. Gij zijt IK BEN, ik ben en samen zijn wij God.”

[Spalding, De Meesters van het Verre Oosten, p.48, 279 en 324]

Het zoeken naar hoger of het Hoogste Leven

Het leven als groot raadsel vanwege een onvoldoende inzicht in de weg die bewandeld moet worden

Het leven is een groot raadsel als wij ons verdiepen in alles wat men ontmoet op de levensweg en in alle omstandigheden, waarin mensen worden geplaatst.

Ook geesten aan onze zijde verdiepen zich in het grote probleem van een levensdoel. Zo kan er ook in de geestelijke werelden naar aardse begrippen jarenlang gepuzzeld worden over de weg tot God. De achtergrond van elk probleem bepaalt de weg, die mensen moeten gaan. De levensweg op zichzelf is een punt, waar men moeilijk uitkomt. Wat als een aards begrip wordt bedoeld, is slechts bij benadering aan te duiden. Als men het geestelijk alfabet zou kennen, zou het duidelijk worden dat het onmogelijk is om geestelijke dingen met aardse begrippen aan te duiden. Spreekt men op aarde over een weg, dat weet men wat wordt bedoeld. Een weg is een mogelijkheid om tot een bepaald doel te komen. De doelen op aarde zijn echter niet te vergelijken met doelstellingen in hogere zin. Jezus gebruikte gelijkenissen om iets duidelijk te maken. Als men zich in deze gelijkenissen gaat verdiepen – ik had laatst hierover een gesprek met mijn vriend Bernardus – dan blijken deze toch onvoldoende inzicht te geven. als men dus probeert in geestelijke zin het woord ‘weg’ aan te duiden, dan kan men de diepere betekenis ervan niet beleven. Al zei Jezus: “Ik ben de weg” om en aards begrip te geven van de grote achtergrond van de levensfacetten en van de geestelijke doelstellingen, dan nog kon Hij in Zijn tijd, tegenover het volk der Joden, zich slechts behelpen met aardse beelden. Door vast te houden aan aardse begrippen wordt een onzuiver beeld van het geestelijk principe verkregen en kan zo’n aards beeld weleens een tegenstelling zijn van wat men van de geestelijke begrippen zou willen verduidelijken.

Jezus heeft in Zijn wijsheid geprobeerd door gelijkenissen de mensheid inzicht van de geestelijke achtergronden te geven. Als ik naga hoe wij in de geest leven en bestaan, dan hebben wij niet het idee dat wij een weg afleggen, wél weten wij dat de naaste toekomst zekere verbindingen heeft met het nu. Datzelfde is ook voor het leven op aarde van toepassing. De verbinding tussen het nu en de toekomst noemen wij niet een ‘weg’ die de mens moet gaan. U begrijpt nu wel waar ik heen wil. Het woord ‘weg’ in aardse zin heeft ten opzichte van de geestelijke dingen geen waarde, omdat in de landen aan gene zijde de verbindingen anders liggen.

Op aarde geeft men wegen nodig om van plaats tot plaats te gaan. Men heeft schepen nodig die een route moeten bevaren om een zeker doel of eindbestemming te bereiken. Bij ons is het anders. Als wij de wetten kennen, zekere contacten met andere sferen of plaatsen hebben, die in aardse afstanden ver uiteen liggen, dan hoeven we daarvoor geen weg af te leggen om die plaatsen te bereiken (die wij zullen aanschouwen). We hebben beleerd ons ik-wezen te gebruiken om beelden in de verte op te nemen en in ons zelf te projecteren. Wij kunnen ons ook als daar wezens zijn, op dezelfde wijze met hen in contact komen en zij met ons, als zij op hetzelfde geestelijke niveau leven en dezelfde kennis bezitten die wij hebben. Er is dus geen sprake van een weg.

Als wij dit toepassen op de aardse begrippen ten opzichte van het geestelijke, vragen wij ons af of men zich dit kan voorstellen, dat er bij ons geen wegen bestaan, maar wel trillingen, waardoor wij tot een zeker doel of bestemming komen. Wij leren in onszelf beelden op grote afstand te projecteren. Als men zich op aarde in uw denken zou kunnen losmaken, en dus zonder wegen of andere verbindingen zoals op aarde aanwezig, dan is dit voor de mens op aarde toch een nieuw soort bewustzijn en dus wonderlijk. Het leven wordt dan fascinerend.

Door zich voor te stellen dat er geen wegen zijn, die tot God voeren, maar dat alleen trillingen de mensen in verbinding kunnen brengen met de goddelijke kracht, met de goddelijke schepping, wordt het denken veel ruimer. Vanwege het feit dat alleen trillingen bestaan waar de mens in opgenomen wordt. Trillingen zijn geen wegen. Indien de mens het contact kan ondergaan van de machtige eeuwigheidstrilling en zich daarin voelt opgenomen, dan zal dat een machtige beleving zijn.

Alles wat leeft, zo ook lek mens, is al opgenomen in de eeuwigheidstrilling van het hoogste Zijn. het gaat erom, dat elk mens zover komt, dat hij dat bewust kan voelen in die eeuwigheidstrilling te zijn opgenomen. Dan zal hij, hoe individueel hij ook mag zijn, zich nooit eenzaam of uitgeschakeld voelen. Dan voelt hij zich gedragen door de machtige trillingen van het hoogste Zijn, dan beleeft hij bewust de eeuwigheidstrilling. Dat is voor hem het paradijs op aarde aangebroken. Dit is dus ook veel directer dan de gedachte dat vele of alle wegen naar Rome (God) voeren.

Hieruit blijkt het grote belang van het meer te leren denken in hogere zin, omdat men zo ook inzicht krijgt in het begrip ‘leiding’, dat verbinden is aan het universele godsbegrip. Met dit punt hebben veel mensen soms moeilijkheden. Men is gauw geneigd te denken, dat veel wezens aan onze zijde niets anders doen dan leiding geven aan mensen op aarde, die dan weinig moeite doen om zelf bewust te denken over datgene wat juist tot levens verdieping zou kunnen leiden, of eigen zelfbewustzijn te ontwikkelen.

Wat is belangrijker, dat de mens zich geborgen weet in de machtige eeuwigheidstrilling van het hoogste Zijn, of dat hij niet verder denkt dan dat aan gene zijde de een of andere vriend hem wel bij de hand zal nemen om hem te voeren naar de landen van het Licht. Dit zou tot op zekere hoogte leiden tot diskwalificatie van de mens. de mens is bedoeld een vrij wezen te zijn met een goddelijke kern. Als u het hiermee eens kunt zijn, zult u zich met de gedachte in de eeuwigheidstrilling bewust opgenomen te zijn, rijker en gelukkiger weten.

Het is de bedoeling van de machtige, goddelijke Kracht, dat Zijn schepping evolueert, dat alles dam adem heeft tot ontwikkeling zal komen en dat de mens zich bewust voelt opgenomen in die trilling van het grote Leven. Dan is niet meer belangrijk welke weg de juiste is. het gaat er dan alleen om dat de mens leert zoeken naar dat contact, naar het moment waarop hij in de stilte de machtige trilling gaat beleven, de trilling van hoger Zijn, van Super Leven. Daar gaat het om. Dat heeft met een weg naar ‘boven’ niets te maken. Dit ligt nog teveel op aards niveau, waaraan de mens zich tijdelijk kan vastklampen. Op dat denkniveau mág de mens niet blijven stilstaan. De remmen moeten los. Wat kan de mens gebeuren als hij weet dat hij leeft in contact met God door machtige trilling, die de band met het goddelijk Wezen, met het hoogste Zijn vormt?

Vergeet dus de weg in geestelijke zin, maar verlang er alleen naar opgenomen te worden in de machtige trilling en tracht deze bewust te beleven. Daar gaat het om. Het leven wordt zo beschouwd, beleefd en gezien, anders, mooier en ruimer, al blijft de mens nog ten dele. Welke weg is de juiste? Ik zeg u dat er maar één weg is en dat is on contact te komen met en u bewust te worden van de machtige trilling die uitgaat van het hoogste Zijn, en zich daardoor gedragen weten. Een andere weg is er niet. Door de vele aardse begrippen loopt de volhardende mens vast.

Er staat in de Bijbel geschreven het woord van Christus: “Zoekt en gij zult vinden.” Wij kunnen dat niet tegenspreken, maar wat is zoeken? Op aarde wordt gemeend dat de mens die een weg naar ‘boven’ zoekt, die weg wel zal vinden. Ik geloof dat het woord ‘zoeken’ hierbij niet op zijn plaats is, tenzij met het woord ‘zoeken’ wordt bedoeld: in contact komen met de eeuwigheidstrilling. De gedachte ‘ik kom er wel’ mag u uitschakelen. Tracht het zo te zien, dan is dit uur samen met onze wereld niet tevergeefs geweest. Tot zover.

(transcriptie van een tekst van mijn leermeester Psycho)

Ik sluit hierbij een andere tekst aan die ik net ontving [https://janosh.com/nl/frequency-of-the-week-development/]:

‘In de omgang met anderen ben je niet compleet jezelf. Je past je aan en geeft daarmee jezelf weg. Elke keer dat je dit doet, verlies je energie. Het is alsof je telkens een stukje van jezelf kwijtraakt. Zo maak je allerlei verbindingen die jouw proces vertragen en vergeet je langzaam wie je bent en wat je wilt. Je krijgt het gevoel van iets buiten jezelf nodig te hebben, terwijl je in werkelijkheid op zoek bent naar een manier om weer compleet te worden.

Weet dat je persoonlijk niet verder komt als je alsmaar anderen volgt en je blijft aanpassen. Voordat je nieuwe stappen zet, is het belangrijk om eerst weer vertrouwd met jezelf te raken. Wie ben jij? Wat voel je? Wat wil je nu werkelijk? Trek je terug uit situaties waarin je jezelf weggeeft. Leer om weer van binnenuit te creëren, zodat jouw ware talenten en potentie kunnen ontplooien.

De frequentie van Ontplooiing helpt je om je energetische blauwdruk te herstellen door de energie die je hebt weggegeven weer terug te halen.’

Ontvouwing nieuw bewustzijn

Ontvouwing nieuw bewustzijn / Ontvangen door Berry Vincenta / Geplaatst 26 maart 2016

Posted: 26 Mar 2016 03:38 AM PDT [via wakkeremensen.blogspot.nl, 27-3-16]

Ontvangen door  Berry Vincenta 

Geplaatst  26 maart 2016

Als ik probeer de bereidheid te hebben om steeds te kijken vanuit het nieuwe bewustzijn, zal zich dan ook aan mij gaan ontvouwen waarvoor ik gekomen ben? 

Ik heb gezegd dat deze weg, dat deze manier van kijken, dat deze verbinding met het ruimere bewustzijn niets verhullend is. En wanneer iets niets verhullend meer is, omdat de keuze is geweest niets meer te verhullen. Dan zal zichtbaar worden, datgene wat zichtbaar gemaakt wil worden, wat gezien wil worden en doordat het gezien wordt zal daaruit voortvloeien de beweging. 

Wanneer dit proces op deze manier plaatsvindt, zal steeds opnieuw waakzaam te dienen worden omgegaan met het feit dat hele oude delen nog steeds een hele oude trekkracht op het nieuwe proces proberen los te laten.  

Oude verbindingen zullen pas dan verbroken zijn, als er werkelijk in de wil wordt gestaan en de mens vanuit de verbinding, steeds opnieuw via deze wil, kijkt en zich bewust is van hetgeen hij ziet. En daarnaar handelt, vanuit verbinding, vanuit een diepe verbinding van binnenuit naar buiten toe.

En zich niet meer verliest, vanuit zijn normaal gekende bewustzijn van alledag, zich te verliezen in de buitenranden van dat bewustzijn. Want juist in de buitenranden van dat bewustzijn liggen al die delen die tot dusver toe dienstbaar zijn geweest, maar die nu samen zijn gekomen in dat wat ik net heb uitgelegd. En wanneer de trekkracht van die buitenranden van dat bewustzijn zich steeds opnieuw kunnen blijven doen gelden, op deze nieuwe weg, in deze nieuwe weg van bewust kijken en vanuit bewustzijn te zijn, dan zal de trekkracht van deze buitenkant een veel andere invloed gaan krijgen dan dat wat u kende. 

Het zal u daarin in verwarring brengen, het zal u uit balans brengen. En daarom is het van belang dat u alert blijft op het richten van dat bewustzijn. En steeds vanuit die verbinding in het richten van dat bewustzijn, helder aanwezig in het leven staat, wetend dat u steeds opnieuw de keuze heeft om te kijken en te zien. 

http://www.berryvincenta.com/ 

Goede Vrijdag

Onderstaande tekst is een tekst die past bij De Goede Vrijdag:

Ontleend aan Elisabeth Haich, p.351:

‘In het donker kniel ik neer in bed en spreek met God: ‘Wees met hem [haar zoon Ima], o God, en sta toe, dat hij U en zichzelf terugvindt. Sta toe, dat hij de weg, die tyot U voert, vindt en dat hij nooit van deze weg afwijkt. Wek hem, wek uzelf in hem, o God, want U woont ook in hem en U moet in hem ontwaken, opdat hij ontwaakt, want mijn krachten zijn niet toereikend. Hij moet zich van zichzelf bewust worden, anders is hij verloren en U weet de enige weg waarop hij U, Heer, o God, in zichzelf weer herkent; dat hij zich door iedereen verlaten voelt, en ook overtuigd is dat zelfs ik hem verlaten heb. In ieder mens moet hij zich teleurgesteld voelen, hij moet iedereen opgeven, opdat hij U vindt, dat hij weer in U bewust – van het Zelf bewust – wordt. U weet, o God, dat ik om hem te redden geen andere uitweg meer zie. Ik kan en mag hem mijn liefde niet meer tonen. Op eigen kracht moet hij U vinden. Ik ben maar een zwak mens, o Heer, U echter, bent God, u bent de Liefde zelf, U hebt hem meert lief, dan ik hem kan liefhebben. U, o God, bent steeds met hem; wil hem toch, omdat ik nu gruwelijk wreed moet zijn, met Uw Goddelijke Liefde liefhebben. Let op hem, dat hij in deze strijd, nu hij door deze zware leerschool gaat, zijn gezondheid niet voorgoed verliest. U weet, dat hij tegen zijn gezondheid ingaat, omdat hij geen zelfvertrouwen heeft, omdat hij in zijn onbewuste sterven en zichzelf vernietigen wil. Sla acht op hem, open zijn geestesoog en verlaat hem niet …verlaat hem niet… verlaat hem niet.

Dat gaat zo nacht in, nacht uit…

‘Op een nacht, als ik weer zo geknield lig en me innerlijk concentreer om met God over mijn kind te spreken, gebeurt en iets zonderlings; tot mijn grote verrassing begint het te schemeren; het wordt al lichter en lichter, en in het sterker wordende licht zie ik een merkwaardig landschap. Een hoge berg, en een smal hobbelig pad, dat steil omhoog voert. Ik weet dat dit pad naar het doel – naar God – voert. Zonder aarzelen betreed ik het. Het voert door een vriendelijke streek naar boven. Ik kom onvermoeibaar al hoger en hoger, tot de aangenaam groene streek achter me ligt en ik geleidelijk het onherbergzame hooggebergte bereik. De weg wordt steeds steiler, smaller, steenachtiger, maar ik stijg met verbazingwekkend gemak, haast zevend tegen de berg op. De bewoonde wereld light achter me, de horizon wordt ruimer; ik zie alles diep beneden me liggen. Maar er is geen tijd om alles goed in me op te nemen, ik ga verder. Na vele bochten eindigt het smalle pad voor een smalle stenen trap met zeven treden en elke trede is twee keer zo hoog als de vorige.

‘Ik sta daar onder het klare hemelgewerf voor de zeven treden en weet dat ik naar boven moet.

‘Diep ademhalend en met het rotsvaste vertrouwen in de krachten  waarmee de schepper elk van zijn kinderen voorzien heeft en die thans gedurende de eindeloos lang lijkende weg wonderlijk genoeg niet uitgeput, maar zelfs toegenomen zijn, ga ik naar de trap.

Wordt vervolgd als dat nodig is

Nooit zijn de dingen slecht

Nooit zijn de dingen slecht

‘Terug in de [schuil]kelder, ga ik zitten en wacht. Rustig en koud – wacht ik. Als het Gods wil, dat mijn man terugkomt, zal geen kogel hem treffen, maar zo ja, dan moest het zo gebeuren. ‘Nooit zijn de dingen slecht, alleen maar hoe je erover denkt’, hoor ik een stem in mijn hart. En ik bedenk, dat er nog honderdduizenden, ja miljoenen vrouwen zo zitten als ik en voor hun man bidden. Het zijn mannen net als de mijne. Dat mijn persoon zijn persoon zo innig liefheeft, dat is de openbaring van het Zelf, dat in iedere persoon hetzelfde is, en als twee mensen elkaar liefhebben, betekent het, dat ze de eenheid van het Zelf in hun bewustzijn beleven. Ze voelen dat ze bij elkaar horen, omdat ze één zijn in het Zelf. ik probeer mijn sidderend hart te kalmeren, maar desondanks blijft het sidderen: ‘Wees rustig, klop naar langzaam en regelmatig. Zo, heel langzaam, en nu diep ademhalen – nog dieper – rustig maar! Eens zullen we allemaal het lichaam afleggen: over honderd jaar zal het er al niet meer op aan komen wie het eerst gegaan is.

Tijd-ruimte, dat zijn verzinsels van het verstand; de geest echter, het Zelf gaat het verstand en ook alle gedachten en alle begrip van tijd en ruimte te boven. Ademhalen; rustig regelmatig ademhalen, aan niets denken, alleen maar zijn … aan niets denken … alleen maar zijn…’

[Inwijding, p. 339]

update: Tijdens haar inwijding komt Elisabeth Haich plotseling in WO2 terecht

Tijdens haar inwijding komt Elisabeth Haich plotseling in WO2 terecht en is dus de tijd ver vooruit sinds haar kinderjaren in het oude Egypte

‘Neen, jammer genoeg is het geen droom, al zou ik nog zo graag uit deze werkelijkheid ontwaken, zoals ik tevoren i9n de wei uit die werkwaardige droom wakker werd. Ja! Dat waren dromen, maar nu ben ik wakker en moet ik alles meemaken, daar is niets aan te doen. De lucht is zwaar van ontzettende angst, die alle mensen bedrukt; je kunt nauwelijks behoorlijk ademhalen. De vijand [geallieerden, omdat Haich nu een Duitse huisvrouw is, jw] dringt van alle kanten op; als het zo doorgaat, zal de hoofdstad over enkele dagen gesloten zijn. en je hoort zulke onvoorstelbaar gruwelijke verhalen van mensen, die met de grootste moeite uit de reeds veroverde delen van het land konden wegvluchten. We zijn echter in Gods hand en ik kalmer mijn onrustig hart en mijn gespannen zenuwen met de gedachte, dat wat er ook gebeurt, alles goed is, want er gebeurt niets buiten Gods wil. En Gods wil is beslist altijd goed.’

(…)

‘Maar zoetjesaan kreeg ik mijn werkelijkheidszin terug en gaf ik mijn kind in Gods hand. Er kan niets gebeuren zonder Gods wil, en wat er ook gebeurt, dat is goed, omdat God het wil. Evenwichtsherstel. Alles wat gebeurt is alleen maar het streven naar herstel van het verloren evenwicht, het streven naar het verloren paradijs. Deze woorden van mijn geliefde leermeester Ptahhotep en alle ander onderricht, dat ik van Hem in de grote piramide kreeg, zijn me zo diep ingeprent, dat dit me de moed gaf verder mijn dagelijkse plichten te vervullen, hoewel ik voortdurend de last te dragen had, dat mijn kind en nog miljoenen anderen bij deze slachtpartij elkaar als schietschijf gebruikten.

Maar nu wist ik, dat we van elkaar gescheiden werden, als hij de hoofdstad verliet, want de vijand stond op het punt de stad volledig in te sluiten. En of hij of wij nog levend uit deze massamoord tevoorschijn zouden komen en of wij elkaar in dit leven nog zouden weerzien was de vraag.

En toch mag dit me geen pijn doen, want ik mag aan geen persoon gebonden zijn. in deze jongeman – die ik, opdat hij zou kunnen reïncarneren, onder mijn hart had gedragen – die nu mijn zoon is, heb ik niet het lichaam, niet zijn gestalte lief, maar in hem heb ik God lief. Zijn goddelijke Zelf heeft ook dit lichaam – net als de lichamen van alle personen, dieren, planten, ja zelfs de dode materie – opgebouwd om Zichzelf te kunnen manifesteren. Dus heb ik ook in zijn persoon in zijn prachtige lichaam de openbaring van het onpersoonlijke Goddelijke lief. Het gehele heelal is de openbaring van de Ene, Enige God; maar waarom sidder ik dan nu, dat ik eventueel juist deze openbaring Gods zal verliezen en niet meer terug zal zien? Omdat zijn vlees uit mijn vlees en zijn bloed uit mijn bloed gekomen is! Maar Ik en zijn Ik zijn immers hetzelfde Ik – hetzelfde Zelf –  en geen vlees en bloed. Ik mag me niet met vlees en bloed identificeren. Ik moet in mijn Zelf volledig bewust worden, dan ben ik één met het Zelf van mijn zoon – maar ook met het Zelf van het ganse heelal – en dan kan ik niets en niemand meer verliezen. Het mag voor mij geen verschil uitmaken of iemand, die mij zeer na staat, of een ander mens sterft, een van zijn vele lichamen , of het nu het lichaam is van mijn eigen kind, of van een onbekende. Ik moet mijn vlees en bloed, dat op dit ogenblik zo’n ontzettende pijn doet in mij, volledig de baas worden… O God, geef mij de kracht deze beproeving te doorstaan. Geef me, zonder dat ik het Albewustzijn verkregen heb, de kracht zo te handelen, als ik vanuit deze goddelijke bewustzijnstoestand zou handelen.

‘Ik ga naar mijn zoon met knikkende knieën; ik sla mijn armen om hem heen en zeg: ‘Mijn lieve, lieve jongen, mijn enig kind, ik geef je in Gods hand. Hij zal jou noch ons verlaten. Alles vergaat, alleen waarachtige liefde vergaat nooit. Ook nu hebben we elkaar lief, omdat we één zijn in God; en deze geestelijke eenheid – deze ware liefde – heeft ons nu hier op aarde samengebracht. Wij kunnen elkaar niet verliezen. Wij zullen elkaar terugvinden en weerzien, zo niet in dit leven, dan in een volgend leven of in een andere bestaansvorm. Waar we ook terechtkomen, de liefde zal ons weer tot elkaar brengen. Klamp je in moeilijke uren vast aan deze onzichtbare macht, die achter ons staat, die ons nooit verlaat, die wij God noemen. We huilen geen van beiden. Wij omhelzen elkaar heel lang; ik geef hem een kus op zijn ongerimpelde voorhoofd; hij drukt me tegen zich aan. Ik wuif hem nog na uit het venster, hij lacht me even toe, dan verdwijnt hij.

[Inwijding, hoofdstuk ‘De inwijding’, p.332-336]