Categorie archief: ecologie

‘Die laatste kleine kans’ @groene

Essay:  Van dystopie naar utopie

Zonder hoop hebben we helemaal niets meer. Dystopieën-auteur Margaret Atwood nam daarom deel aan een gedachte-experiment: Praktische Utopieën.

Margaret Atwood, De Groene Amsterdammer, 2 november 2022 – verschenen in nr. 44

Lang geleden, in 2001, begon ik aan een roman met de titel Oryx en Crake. Ik was op een dag vogels aan het kijken met een paar ornithologen die het over de mogelijke uitroeiing hadden van verscheidene vogelsoorten waarvan we net enkele exemplaren hadden bekeken, onder meer de driekleurige ral, maar ook over de uitroeiing van soorten in het algemeen. Inclusief de onze. Hoelang hadden we nog? Als wij zouden uitsterven, hadden we dat dan aan onszelf te wijten? Waren we al ten dode opgeschreven?

Biologen voeren zulke gesprekken al zeker sinds de jaren vijftig. Mijn vader was bosentomoloog, en hij was geboeid door onze collectieve stupiditeit en ook door onze collectieve toekomst. In mijn tienerjaren heerste er bij ons aan de eettafel altijd een soort vrolijke somberte. Ja, het zou allemaal erger worden. Ja, we zouden onszelf waarschijnlijk kapot vervuilen, voor zover we onszelf niet al hadden opgeblazen met de atoombom. Nee, de mensen wilden de feiten niet onder ogen zien. Dat willen ze nooit, totdat ze er niet meer onderuit kunnen. De Titanic kon niet zinken, maar toen ineens toch wel. Mag ik de aardappelpuree?

En dat was allemaal nog voordat de kabeljauwpopulatie was gedecimeerd, voordat de zeespiegel aantoonbaar was gestegen, voordat we de opwarming van de aarde enigszins serieus begonnen bij te houden, en vóór Insectageddon. Toen we nog een grote kans hadden om de ergste effecten van de CO2-emissie te voorkomen. Die kans is inmiddels heel klein geworden, omdat we alle andere kansen hebben gemist. Gaan we die kleine kans ook missen?

De premisse van Oryx en Crake is dat we tegenwoordig in staat zijn een virus in elkaar te knutselen dat de gehele mensheid binnen de kortste keren kan uitroeien, en dat iemand in de verleiding zou kunnen komen dat te doen om daarmee te voorkomen dat onze soort de gehele biosfeer en al het leven erin zal vernietigen. Beschouw wat de wetenschapper Crake in de roman doet maar als een soort triage: als de mensheid uitsterft, blijft de rest van het leven bestaan, maar zo niet, dan niet.

Het is zeer waarschijnlijk dat als er niets wordt gedaan tegen de klimaatcrisis en de daarmee gepaard gaande uitroeiing van de soorten, er een Crake zal opstaan die zich ten doel stelt ons uit ons lijden te verlossen. In Oryx en Crake worden we vervangen door een upgrade [?]: mensen zonder de fatale gebreken en verlangens die ertoe hebben geleid dat we nu in zo’n penibele situatie zitten. Die nieuwe mensen hebben geen kleren nodig – geen vervuilende kledingindustrie – en het zijn grasetende vegetariërs, dus landbouw en veeteelt zijn overbodig. Ze zijn niet agressief, ze zijn zelfgenezend en kennen geen jaloezie. Maar Oryx en Crake is fictie. Het is niet voorstelbaar dat er in de echte wereld zo’n soort kan worden gecreëerd, althans niet op korte termijn. We houden ons al bezig met genetische manipulatie, maar niet op de schaal zoals dat in Oryx en Crake wordt voorgesteld. Als de klimaatcrisis ongehinderd blijft voortduren, zullen we het loodje leggen voordat we een succesvolle list kunnen verzinnen, omdat de oceanen zullen sterven en het grootste deel van onze zuurstofvoorziening daarmee verdwijnt. Crake geloofde niet dat wij de wil of het verlangen hadden om onze dodelijke manier van leven te veranderen. Wij mensen zouden moeten worden geëlimineerd om onze blue dot-planeet te redden. Als ik het allerbelangrijkste doel van deze tijd kort zou moeten samenvatten, dan zou ik zeggen dat we moeten bewijzen dat Crake ongelijk had.

*Er staat: ‘Het is niet voorstelbaar dat er in de echte wereld zo’n soort kan worden gecreëerd, althans niet op korte termijn’; wat hier beschreven wordt is al 5D en dus op dit moment totaal niet realistisch omdat dat iets van een totaal andere orde is dan genetische manipulatie. Geen Sc-fiction, als halve realiteit voor de toekomst, maar pure fantasie. Los van de waarschijnlijkheid dat de echte wereldbrand over tien jaar al uitbreekt en dan niet door Oekraïne/Rusland, maar door de natuur die terugslaat op het menselijk onbenul dat de mens nooit heeft leren respecteren. Kortom, de pleuris breekt uit over misplaatste milieu- en klimaatcijfers, die binnen tien jaar al op de status van catastrofe en dus vernietiging van de aarde staat. Onze modellen kloppen eenvoudigweg niet.

‘Maar hoe kunnen we bewijzen dat Crake ongelijk had? Een complexe vraag. Ik weet niet hoe ik die moet beantwoorden. Als we de wereldwijde CO2-uitstoot kunnen terugdraaien en de opwarming van de aarde kunnen stoppen – en dat is nog maar zeer de vraag – hebben we in elk geval een begin gemaakt. Er zitten echter nog meer kanten aan onze penibele situatie: de giftige chemische vervuiling van vrijwel alles, de voortdurende vernietiging van ecosystemen, de sociale chaos die zal worden ontketend door hongersnood, bosbranden, overstromingen en droogte, terwijl overheden daar niet meer tegen opgewassen zijn… Er komen enorme problemen op ons af. Eén ding is zeker: als mensen de hoop verliezen, dan is er inderdaad geen hoop meer.

Over Het klimaatboek

De stukken van Margaret Atwood en Kevin Anderson komen uit Het klimaatboek, dat deze week verscheen bij De Bezige Bij. Het is een initiatief van het icoon van klimaatactivisme, Greta Thunberg. Zij brengt een brede meerstemmigheid van denkers bij elkaar, met essays van onder anderen Noami Klein, Thomas Piketty, Amitav Ghosh en Elizabeth Kolbert. Thunberg componeerde en schreef haar rijk geïllustreerde boek zo dat de belangrijkste thema’s steeds vanuit verschillende perspectieven worden belicht: hoe het klimaat werkt, hoe de wereld verandert (en daarmee de mens), hoe klimaatongelijkheid de wereld verdeelt, en – het belangrijkst – wat we nu moeten doen.

In een bescheiden poging een hoopvol begin te maken, neem ik deel aan een gedachte-experiment. Het heet Practical Utopias, en het vindt plaats op een online interactief leerplatform genaamd Disco. Waarom doe ik dat? Ik denk dat dit project een antwoord is op de vraag die mij heel vaak wordt gesteld, namelijk waarom ik alleen dystopieën schrijf en geen utopieën.

Mijn antwoord daarop was altijd ongeveer als volgt. Vanaf halverwege tot eind negentiende eeuw waren utopieën dik gezaaid. Sommige waren literair, zoals News from Nowhere van William Morris, waarin mooie mensen allerlei creatief vakmanschap beoefenden in een prachtige natuurlijke omgeving; A Crystal Age van W.H. Hudson, waarin armoede en dreigende overbevolking worden opgelost door seks af te schaffen, en de bestseller Looking Backward van Edward Bellamy, met creditcards avant la lettre. Er waren ook echte experimenten, zoals de Oneida-commune, bekend om de vrije seks en het fraaie tafelzilver dat ze produceerden; de Shakers, geen vrije seks maar wel prachtig ontworpen eenvoudige meubels; en Brook Farm en Fruitlands, waarin het enorme idealisme omgekeerd evenredig was aan praktische ervaring op het gebied van bijvoorbeeld farms en fruit.

Dan waren er de toekomstvisioenen vol nieuwe spullen en technieken: luchtreizen, duikboten, snelle vervoersmiddelen in allerlei soorten en maten. Er waren al allerlei transformatieve dingen uitgevonden – stoomtreinen, naaimachines, fotografie, dus waarom zouden er niet nog meer volgen, veel meer? In die utopieën – zowel in de literaire als in de echte – was vaak sprake van kritiek op het kapitalisme: een roofzuchtig systeem, met zijn conjuncturele hoogte- en dieptepunten en de extreme uitbuiting van arbeiders, dat moest worden vervangen door een egalitair systeem, waarin rijkdom en arbeid gelijker werden verdeeld. Utopieën bieden meestal een oplossing voor problemen die de wereld teisteren in de periode waarin ze worden bedacht, en in de negentiende eeuw waren dat armoede en overbevolking, wijdverbreide ziekten, industriële en stedelijke vervuiling, de omstandigheden van arbeiders en ‘het vrouwenprobleem’. Elke literaire utopie die ik ken, biedt daar oplossingen voor.

Maar toen brak de twintigste eeuw aan. Literaire utopieën verdwenen van het toneel. Hoe kwam dat? Misschien doordat we in die eeuw een aantal nachtmerries beleefden die waren begonnen als utopische sociale dromen. De Sovjet-Unie kwam voort uit de utopische dromen van de oude bolsjewieken, maar leidde tot Stalins dictatuur, waarin de oude bolsjewieken werden geliquideerd, net als miljoenen anderen. Hitlers Derde Rijk wist absolute macht te verwerven door banen voor alle mensen te beloven – dat wil zeggen voor alle ‘echte’ Duitsers – en we weten allemaal hoe dat is afgelopen. Er zijn te veel voorbeelden om op te noemen: een mogelijk gevolg zou kunnen zijn dat literaire utopieën ongeloofwaardig werden, en er daarom steeds meer literaire dystopieën werden geschreven, zoals 1984 van George Orwell – dat sterk is geïnspireerd op de bestaande voorbeelden. Wil dat zeggen dat we maar moeten ophouden met proberen dingen te verbeteren? Helemaal niet – als we ophouden met proberen beter te worden, zijn we uiteindelijk alleen maar slechter af en eindigen we sowieso in een dystopie. Maar we moeten ons wel bewust zijn van de valkuilen.

Er was de utopie van de Oneida-commune, bekend om de vrije seks en het fraaie tafelzilver dat ze produceerden

En dat brengt me weer op de vraag die mij zo vaak wordt gesteld: waarom schrijf ik geen utopieën? Geef ons eens een beetje hoop!

Literaire utopieën zijn moeilijk, in fictie: meestal lezen ze als een lesplan of een overheidsrapport. Alles is volmaakt, dus waar zit het conflict? Ik heb nooit de neiging gehad me daaraan te wagen. Maar misschien wel aan een soort van lesplan? Praktische ideeën die misschien echt iets kunnen doen aan de urgente problemen van deze tijd – zoals literaire utopieën dat in het verleden hebben geprobeerd.

En toen kwam het nieuwe interactieve leerplatform Disco. Of ik daar iets mee wilde doen, werd me gevraagd. Ja, zei ik: Practical Utopias. In een notendop: kunnen we een maatschappij creëren die meer CO2 vastlegt dan ze produceert en tegelijkertijd eerlijker is, meer gelijkheid kent? We zouden over basale vragen moeten nadenken. Wat gaan we eten? Wie of wat produceert dat eten? Waar gaan we wonen? Waar zijn onze huizen van gebouwd? We zouden nieuwe materialen moeten gebruiken. Wat gaan we dragen? En waar is onze kleding van gemaakt? Want de kledingindustrie produceert veel CO2. Hoe zit het met onze energiebronnen? En met reizen en transport, voor zover dat nog kan?

Daarnaast moeten we nadenken over hoe mensen zichzelf besturen en hoe ze rijkdom zullen verdelen. Is er een belastingsysteem? Liefdadigheid? Wat voor politieke structuren zijn er? Hoe zit het met de gezondheidszorg? Gendergelijkheid? Diversiteit en inclusiviteit? Rijkdom en de verdeling van middelen? Wat voor kunst en entertainment hebben we, voor zover we die nog hebben? Maken we nog steeds boeken van papier, en wat voor soort papier dan? De productie van schoonheidsmiddelen veroorzaakt veel afval: gaan we onze eigen handcrème brouwen? Vinden we internet nog oké, en zo ja, hoeveel energie mag dat opslorpen? Is er een of ander politieapparaat? Een rechtssysteem? Een leger? En afvalverwerking, en – in dat verband – begrafenissen? Cremeren veroorzaakt enorm veel kooldioxide. Wat zijn de alternatieven voor in een rookwolk de pijp uitgaan?

Alleen al door het verzamelen van materiaal voor deze serie vonden de onderzoekers en ik een schat aan bronnen waar we geen idee van hadden. En toen we de speciale gasten uitnodigden die alles over die onderwerpen weten, ontdekten we dat de meesten niet op de hoogte waren van elkaars werk. Bewustwording stimuleren, ontdekkingen delen en manieren bedenken om de krachten te bundelen werden daarom een deel van het project. De klimaatcrisis is multidimensionaal, daarom moeten de oplossingen dat ook zijn. En die oplossingen kunnen alleen effectief zijn als ze door een groot deel van de maatschappij worden gesteund. Een zorgwekkend vooruitzicht.

Les Stroud, maker van de tv-serie Survivorman, noemt vier dingen waarover je moet beschikken als je uit een levensbedreigende situatie wil ontsnappen; denk aan een vliegtuigcrash in de Andes, of een op drift geraakte boot. Dat zijn: kennis, de juiste spullen, wilskracht en geluk. De verhoudingen tussen die vier kunnen verschillen – als je geen spullen hebt maar wel veel geluk, heb je toch een kans – maar zonder die vier red je het niet.

Onze soort stevent af op een levensbedreigende situatie. Hoe scoren we op die magische vier punten? We hebben veel kennis: we weten wat het probleem is en we weten – min of meer – wat we moeten doen om het op te lossen. We hebben ook al erg veel spullen en we vinden er steeds meer uit: nieuwe technieken, nieuwe machines en processen. Op het niveau van huishoudens en zelfs dorpen en steden hebben we genoeg kennis om een nieuwe manier van leven te verzinnen.

Wat we op het moment ontberen is wilskracht. Kunnen wij de uitdaging aan? Kunnen we wat ons te wachten staat het hoofd bieden? Of blijven we liever doelloos dralen tot er iets of iemand uit de lucht neerdaalt om ons te redden? Wilskracht en hoop hebben met elkaar te maken, want zonder het een heb je niet veel aan het ander: hoop kan alleen iets opleveren als je er iets mee doet, maar zonder hoop verlies je de kracht om door te gaan.

Maar zelfs als we beschikken over voldoende kennis, spullen en wilskracht: zonder geluk vaart niemand wel. Wat houdt dat eigenlijk in, geluk, behalve mooi weer? ‘Geluk kun je afdwingen’, luidt een oud gezegde. Dus laten we wat geluk gaan afdwingen.

*Genoeg stof om over na te denken!

https://www.groene.nl/artikel/die-laatste-kleine-kans?