Categorie archief: Jezus’ jeugd

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 20]

Hfd 37

Jezus krijgt een kameel ten geschenke. Hij gaat naar Lahore, waar hij bij Ajainin vertoeft, dier hij onderwijst. De les aan de trekkende muzikanten. Jezus herneemt zijn tocht.

Een karavaan van kooplieden die door het dal van Kashmir trokken ontmoetten daar Jezus, en zij waren op weg naar Lahore, een stad van Hand, het vijf-stromenland.

De kooplieden hadden de profeet horen spreken, hadden zijn machtige werken in Leh gezien en zij waren verheugd hem weer te ontmoeten.

En toen zij Lahore bereikten, ontvingen Ajainin en enkele andere brahmaanse priesters hem met vreugde.

Ajainin was de priester die vele maanden tevoren in Benares ‘s nachts tot Jezus gekomen was en zijn woorden van waarheid hoorde.

En Jezus was de gast van Ajainin en hij leerde hem vele dingen. Onthulde hem de geheimen van de geneeskunde.

Hij leerde hem hoe hij macht kon hebben over de geesten van de lucht, van het vuur, het water en van de aarde. En hij verklaarde hem de geheime leer van vergeving en van het uitwissen van zonden.

Eens zaten Ajainin en Jezus in het portaal van de tempel en een korps rondtrekkende zangers en muzikanten bleven voor het plein zingen en spelen.

Hun muziek was bijzonder klankrijk en gevoelig en Jezus zei: Bij de hoogbeschaafden van het land horen wij geen liefelijker muziek dan dat wat deze ruige kinderen van de wildernis ons nu hier brengen. Vanwaar komen dit talent en deze kunde? In één kort leven hebben zij beslist niet zulk een lieflijke stem, zoveel kennis van de wetten van harmonie en klank, kunnen ontwikkelen.

De mensen noemen hen wondermensen. Er zijn geen wonderemensen. Alles is het resultaat van een natuurlijke wet.

Deze mensen zijn niet jong. Duizend jaren zijn niet voldoende om hun zulk goddelijke wijze tot uitdrukking en zulk een zuiverheid van stem en aanslag te geven.

Tienduizend jaren terug waren deze mensen reeds meesters in de harmonie. In dagen van ouds bewandelden zij de drukke verkeerswegen van het leven en vingen de melodie op van vogels en speelden op perfect gevormde harpen.

En zij zijn teruggekomen om nog andere lessen  juit het zo gevarieerde programma van openbaringen te leren.

Deze rondtrekkende mensen maken deel uit van het hemelse orkest en in ons land van volmaaktheid zullen de engelen zelf hen met vreugde horen spelen en zingen.

En Jezus onderwees het gewone volk van Lahore . hij genas hunm zieken en wees hun de weg om daar behulpzaamheid tot betere toestanden op te stijgen.

Hij zei: Wij zijn rijk door hetgeen wij ontvangen en vasthouden. De enige dingen die wij behouden zijn die wij weggeven.

Indien ge het volmaakte leven wilt leven, geeft dan uw leven in dienst van de medemens, en voor die vormen van leven die de mensen als de lagere levensvormen beschouwen.

Maar Jezus kon niet langer in Lahore blijven. Hij zei de priesters en andere vrienden vaarwel en nam toen zijn kameel op weg naar de Sind.

Wordt vervolgd

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 19]

[80] De mensen hielden van hem door zijn woorden en werken en toen hij moest vertrekken hadden zijn veel verdriet, zoals kinderen verdriet hebben, wanneer moeder heren gaat.

En op de morgen van zijn vertrek waren daar ontelbaren om hem de hand te rukken.

Hij sprak tot hen een gelijkenis. Hij zei: Een zeker koning hield zoveel van zijn onderdanen dat hij zijn enige [*Hier komt dus de uitdrukking ‘enig geboren zoon’ vandaan!] zoon zond met kostbare gaven voor allen.

De zoon ging overal heen en strooide zijn gaven met gulle hand uit.

Maar daar waren priesters die in tempels van vreemde goden regeerden, en deze waren niet verheugd omdat de koning deze gaven niet door bemiddeling [*Priesters als machtsfactor!] geschonken had.

En daarom trachtten zij te bewerken dat iedereen de zoon ging haten. Zij zeiden: Deze geschenken hebben geen enkele waarde; zij zijn maar nagemaakt.

En zo wierpen de mensen de kostbare edelstenen, het goud en zilver op straat weg. Zij grepen de zoon en sloegen hem, spuwden op hem, verdreven hem uit hun midden.

De zoon nam hun de beledigingen en de wreedheden niet kwalijk, maar bad aldus: Mijn Vader-God vergeef deze schepsels van uw hand. Zij zijn slechts slaven. Zij weten niet wat zij doen.

[81] En terwijl zij bezig waren hem te slaan, gaf hij hun voedsel en zegende hen met een oneindige liefde.

In sommige steden werd de zoon met vreugde ontvangen en hij zou graag zijn gebleven om de huizen te zegenen, maar hij kon niet blijven, want hij moest zijn gaven brengen aan een ieder in het gebied van de koning.

En Jezus zei: Mijn Vader-God is koning over de gehele mensheid en hij heeft mij gezonden met alle overvloed van zijn mateloze liefde en onbegrensde rijkdom beladen.

Ziet, aan alle mensen van alle landen moet ik deze gaven – dit water en dit brood ten leven – brengen.

Ik ga mijn weegs, maar wij zullen elkaar weer ontmoeten want in mijn Vaderland is plaats voor allen. Ik zal een plaats voor u bereiden.

En Jezus hief zijn hand op in stille zegening. Toen ging hij op weg.

Wordt vervolgd

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 18]

DEEL VII

Leven en werken van Jezus in Tibet en West-India

Hfd 36

Jezus in Lhasa. Hij ontmoet Mengste die hem helpt bij het lezen over oude manuscripten. Hij gaat naar Ladak. Geneest een kind. Vertelt de gelijkenis van de koningszoon.

En Viduapati zond een bode naar Mengste die hem alles over de Hebreeuwse wijze vertelde en voor  hem een welkom ontvangst bij de tempelpriesters verzocht.

Na vele dagen reizen en aan  grote gevaren te hebben bloot gestaan, bereikten de gids en Jezus de Lhasatempel in Tibet.

En Mengste opende wijs de tempeldeuren en alle priesters en meesters verwelkomden de Hebreeuwse wijze.

En Jezus had toegang tot alle heilige manuscripten, en las ze alle, met behulp van Mengste.

En Mengste sprak dikwijls met Jezus over de komende eeuw en over de gewijde dienst, die het beste bij de mensen van die eeuw zou passen.

[80] In Lhasa onderwees Jezus niet. Toen hij al zijn studies in de tempelscholen beëindigd had, reisde hij naar het westen.

Ten slotte bereikte hij de pas en in Leth, de stad van Ladak, werd hij met genegenheid door de monniken, de kooplieden, en de mensen van nederige afkomst, ontvangen.

En hij verbleef in het klooster en onderwees, en toen zocht hij contact met het gewone volk op de handelsmarkten en daar onderwees hij.

Niet ver vandaan woonde een vrouw wier zoon doodziek was. De doktoren hadden verklaard: Er is geen hoop meer, het kind moet sterven.

De vrouw hoorde dat Jezus een leraar was door God gezonden, en zij geloofde dat hij de macht had haar zoon te genezen.

En zo nam zij het stervende kind in haar armen, rende weg en vroeg de man van God te spreken.

Toen Jezus haar geloof zag, hief hij zijn ogen ten hemel en zei:

Mijn Vader-God, laat goddelijke macht mij overschaduwen en laat de goddelijke adem dit kind geheel en al vervullen, opdat het leven moge.

En in aanwezigheid van de menigte legde hij zijn hand op het kind en zei:

Goede vrouw, gij zijt gezegend, uw geloof heeft uw kind gered. En toen was het kind gezond.

De mensen waren verbaasd en zeiden: Deze is beslist de Eén-Heilige die vlees geworden is, want een gewoon mens kan niet op deze wijze een koorts verdrijven en een kind van de dood redden.

Toen brachten velen uit het volk hun zieken en Jezus sprak het woord en zij werden genezen.

Jezus bleef vele dagen bij de Ladaks en hij leerde hen hoe zij konden genezen, en zonden uitgewist worden, en hoe op aarde een hemel vol vreugde gemaakt kan worden.

Wordt vervolgd

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 17]

Hfd 35

Jezus en Vidyapati overwegen de noden van de aanstaande eeuw van de wereld.

Op een dag zaten zij tezamen in een bergpas en Jezus zei: De komende eeuw zal zeker geen priesters en altaren geen levende offers nodig hebben.

Van de offerandes van dieren en vogels gaat geen kracht uit die de mens helpt een heilig leven te leiden.

En Vidyapati zei: Alle vormen en riten zijn symbolen van alles dat men moet doen in de tempel van de ziel.

De Eén-Heilige verlangt van de mens, dat hij zijn leven geeft in vrijwillige offerande voor de mensheid, en dat al de zogenaamde offeranden op altaren en in heiligdommen die vanaf de aanvang der tijden opgericht zijn, waren gemaakt om de mens te leren hoe hij zichzelf moet inzetten om zijn broeder-mens te redden want de mens kan nooit zichzelf redden tenzij hij zijn leven verliest in het redden van anderen.

De volmaakte eeuw zal geen vormen en riten en vleesoffers verlangen. De komende eeuw is niet de volmaakte eeuw, en de mensen zullen vragen naar doeltreffende lessen en symbolische tempelgebruiken.  

En in de grote godsdienst die ge bij de mens zult invoeren, zullen enige eenvoudige riten van wassingen en riten die de opwekking van de herinnering beogen, nodig zijn, maar het wrede offeren van dieren en vogels eisen de goden niet.

En Jezus zei: Onze God moet walgen van het klatergouden vertoon van priesters en priesterlijke voorwerpen.

Wanneer de mensen zich uitdossen in mooie gewaden om te laten zien dat zij dienaren Gods zijn, en deftig rondlopen als bonte vogels om door de mensen bewonderd te worden uit eerbied of om iets anders , dan is het zeker dat de Eén-Heilige zich in volslagen walging afwendt.

*Daar is geen woord Spaans bij.

Alle mensen zijn gelijkelijk de dienaren van onze Vader-God, zijn koningen en priesters.

Zal de komende eeuw niet de algehele verdwijning van de priesterkaste vragen die wel van iedere andere kaste en van de ongelijkheid onder de mensenkinderen?

En Vidyapati zei: De komende eeuw is niet de eeuw van geestelijk leven en de mensen zullen prat gaan op het dragen van priesterlijke gewaden en vrome liederen zingen om zichzelf als heiligen bekend te maken.

*Ook een stevige uitspraak. Dat mag de mens zich aantrekken; ook vandaag, of liever, zeker vandaag.

De volmaakte eeuw zal komen wanneer ieder mens een priester zal zijn en de mensen zich niet meer in speciale kleding willen uitdossen om met hun vroomheid te koop te lopen.

*Met andere woorden, de mens gaat pas het Aquariustijdperk binnen als hij zich heeft opgewerkt tot priester in zijn geest. Ook in de bijbel staat geschreven in Exodus 19:6 (NBG51): “En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.”

Wordt vervolgd

[76-78]

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 16]

Hfd 34

Het jubileum in Kapavistu. Jezus leert op het plein en het volk verwondert zich. Hij verhaalt de gelijkenis van de niet onderhouden wijngaard en de wijkgaardenier. De priesters worden vertoornd door zijn woorden.

[76] Het was een galadag in heilig Kapavistu en een groot aantal boeddhistische tempelgangers waren bijeengekomen om een herdenking te vieren.

De priesters en meesters uit alle delen van India waren aanwezig en zij onderwezen. Maar zij verfraaiden weinig waarheid met vele woorden.

En Jezus ging naar een oud plein en onderwees dáár. Hij sprak over de Vader-God, hij vertelde over de broederschap van al wat leeft. 

De priesters en al het volk stonden versteld over zijn woorden en zeiden: Is deze niet Boeddha, die in het vlees teruggekomen is? Niemand anders zou zo eenvoudig en met zoveel macht kunnen spreken.

En Jezus vertelde een gelijkenis. Hij zei: Er was eens een geheel verwaarloosde wijngaard. De wijnstokken waren hoog en de groei van de bladeren en takken groot.

[77] De bladeren waren breed en sloten de wijnstokken voor het zonlicht af. De drijven waren zuur en weinig en klein.

De snoeier kwam en met zijn scherp mes sneed hij alle takken weg en geen blad bleef er over. Alleen wortel en stok en niets meer.

De bezige buren kwamen eenparig kijken en waren verbaasd en zeiden tot hem die snoeide: Gij dwaas, de wijngaard is geplunderd.

Wat troosteloos. Daar is nu niets moois overgebleven, en als straks de oogsttijd komt, zullen de oogsters geen vruchten vinden.

De snoeier zei: Denk maar wat u wilt; kom met de oogsttijd terug en kijk dan.

En toen de oogsttijd begon en de bezige buren kwamen terug. Zij waren verwonderd.

De naaktste staken hadden tak en blad gekregen en zware trossen heerlijke druiven bogen iedere tak ter aarde.

De oogsters verheugden zich, elke dag droegen zij de rijke voorraad vruchten naar de pers.

Ziet nu, de wijngaard van God, menselijke wijnstokken staan verspreid over de aarde.

De prachtige vormen en riten van de mensen zijn de takken en hun woorden zijn de bladeren. Em deze zijn zo groot geworden dat het zonderlicht het hart niet meer kan bereiken. Er zijn geen vruchten.

Maar, de snoeier komt en met een extra scherp mes snijdt hij de takken en de bladeren van woorden weg.

En niets blijft er over dan de naakte stokken van menselijk leven.

De priesters en allen die van hoogdravend vertoon houden, geven de snoeier verwijten en zouden hem de arbeid willen beletten.

Zij zien geen schoonheid in de staken van menselijk leven; geen beloften van vruchten.

De oogsttijd zal komen en zij die de snoeier bespotten zullen weer komen kijken en verwonderd staan, want zij zullen zien dat de menselijke staken, die zo levenloos schenen, zwaar hangen van kostbare vruchten.

En zij zullen horen hoe de oogsters zich verheugen omdat de oogst zo overdadig is.

De priesters waren niet zo tevreden over de woorden van Jezus, maar zij maakten geen wijten. Zij vreesden de menigte.

*Het gaat in deze tekst dus niet om de juistheid van de mening van de buren want het zijn in feite ongevraagde adviezen. Jezus laat dus zien dat het buren of omstanders niet aangaat om zich zomaar te mengen in een waarneming of menselijke handling, als ze er niets meer te maken hebben. De snoeier was dus gelet op de resultaten van zijn werk goed bezig, zoals de buren ook moesten constateren. Jezus waarschuwt aldus dat het burgers niet aangaat zomaar hun mening te uiten, omdat ze op een rotsige grond kunnen vallen, zonder dat de passanten dat in de gaten hebben. Bemoei je dus alleen met eigen handelingen en nergens anders mee! Dat is nog steeds een geldig advies, als we vandaag ook alle commentaren mogen aanhoren op de (sociale) media en andere kanalen.

Wordt vervolgd

[76-77]

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 15]

Hfd 33

Jezus onderwijst het gewone volk bij de bron. Vertelt hun hoe zij tot geluk kunnen komen. Verhaalt de gelijkenis van het rotsige veld en de verborgen schat.

[75] Jezus zat in stille meditatie verzonken bij een stromende bron. Het was een heilige dag en veel mensen van de dienstbare kaste waren dichtbij.

En Jezus zag de scherp getrokken rimpels van arbeid op elk voorhoofd en in elke hand. In geen enkel gelaat was enig teken van vreugde. Geen enkele uit de hele groep kon aan iets anders denken dan aan zwoegen.

En Jezus sprak tot een van hen en zei: Waarom zijt gij zo droef? Hebt gij geen geluk in uw leven?

De man antwoordde: Wij kennen nauwelijks de betekenis van dat woord. Wij zwoegen om te leven en hopen op niets anders dan op zwoegen, en zegene de dag wat wij het zwoegen kunnen staken en ons neerleggen in de dodenstad van Boeddha.

En het hart van Jezus werd met medelijden en liefde voor deze arme zwoegers vervuld, en hij zei:

Arbeid mag niemand droef maken. De mensen zouden in arbeid hete gelukkigste moeten zijn. Wanneer hoop en liefde de achtergrond zijn van arbeid, dan is het gehele leven van vreugde en vrede vervuld. En dat is de hemel. Weet ge niet dat er ook voor u zo’n hemel is?

De man antwoordde: Van de hemel hebben wij gehoord, maar die is zo ver weg en wij moeten nog zóveel levens doorleven vóór wij die plaats bereiken.

En Jezus zei: Mens, mijn broeder, gij denkt verkeerd. Uw hemel is niet ver weg en hij is geen uitgemeten en begrensde plek. Het is geen land dat ge bereiken moet; het is een staat van bewustzijn.

God schiep nooit een hemel voor de mens; hij schiep nooit een hel. Wijzelf zijn de scheppers en wij maken onze eigen hemel en onze eigen hel.

Nu moet u ophouden om de hemel in de lucht te zoeken, open alleen de vensters van uw harten en als een stroom van licht zal de hemel komen en een oneindige vreugde in u brengen. Dan zal arbeid niet zo’n moeilijke taak voor u zijn.

Het volk was verbaasd en kwam dichterbij om deze vreemde jonge meester te horen spreken.

En zij smeekten hem om hun meer over die Vader0God te vertellen; o ver de hemel die door de  mensen op aarde gemaakt kan worden en over die oneindige vreugde.

En Jezus vertelde een gelijkenis: Een zeker iemand bezat een veld, maar de boden was hard en arm.

Met constante zware arbeid leverde het veld nauwelijks genoeg voedsel om zijn gezin voor honger te bewaren.

Op een dag kwam een mijnwerker die onder de oppervlakte van de bodem zien kon, voorbij en zag deze arme man en zijn onvruchtbare veld.

Hij riep tot de vermoeide zwoeger en zei: Mijn broeder, weet je niet dat vlak onder de oppervlakte van uw dorre veld rijke schatten verborgen liggen?

Gij ploegt en zaait en haalt slechts een schrale oost binnen en dan aan dag gaat ge over een mijn van goud en kostbare gesteenten.

Deze schat ligt niet aan der oppervlakte van de grond maar indien u slechts die rotsachtige bodem zult weggraven en diep in de aarde gaat delven, zult ge niet langer de grond voor niets moeten bewerken.

De man geloofde. Die mijnwerker kon het weten, zei hij en ik wil die schatten die in mijn veld verborgen liggen, vinden.

En toen groef hij de rotsgrond weg en heel diep onder de aarde vond hij een goudmijn.

En Jezus zei: De mensenkinderen zwoegen hard op verlaten vlakten, en brandend hete zanderige en rotsachtige gronden. Zij doen wat hun vader deden, niet dromende dat zij ook wel iets anders konden doen

Maar ziet, nu komt een meester en vertelt hun van een verborgen schat. Vertelt hun dat onder de rotsige bodem van stoffelijke dingen onnoemelijke schatten verborgen liggen. Dat in het hart de schoonste juwelen in overvloed aanwezig zijn. Dat hij die wil de deur kan openen en ze kan vinden.

En toen zei het volk: Maak ons de weg bekend opdat wij de weelde die in ons hart verborgen ligt mogen vinden.

En Jezus opende de weg: de zwoegers zagen een andere zijde van het leven, en arbeid werd vreugde voor hen.

*Wat in deze laatste zin bedoeld wordt, blijft onduidelijk: ‘Jezus opende de weg.’ Als vervolgens vermeld wordt dat ‘de zwoegers zagen een andere zijde van het leven’, dan kan ik niets anders dan aannemen dat die zwoegers een beeld van de toekomst getoond werd, en dus een helderziend beeld door Jezus geprojecteerd werd waardoor die arbeiders zagen wat en hoe hun toekomst er in dit leven eruit zou gaan zien. Als dit vermoeden juist is, is het de eerste keer dat zo’n buitenzintuigelijke waarneming bekend wordt gemaakt en dus een unicum. Maar omdat het een thema (buitenlichamelijke) waarnemingen als maatschappelijk taboe betreft durfde niemand dit aan te kaarten omdat dit boek waarschijnlijk maar in heel kleine (spirituele) kring werd gelezen, die wijselijk hun mond gesloten lieten. Zelf heb ik dit boek in de jaren tachtig gelezen en ik geef ruiterlijk toe dat ik er ov erheen heb gelezen want had er geen vraagteken bijgeplaatst. Nu, veertig jaar later voel ik geen belemmeringen deze vraag stellen.

Een tweede punt is de zin: “Zij doen wat hun vader deden, niet dromende dat zij ook wel iets anders konden doen.” Nu is wel duidelijk dat in voor-industriële wereld als tijdperk van Jezus dat gekenmerkt kan worden als een nomadisch leven, de familietraditie van vader op zoon werd overgedragen en dat daarom de vanzelfsprekendheid gold dat zonen ook boeren of landarbeiders, dan wel ijzerbewerkers  om hoefslagen van paarden te verzorgen, of zwaardsmeden voor de middeleeuwse soldaten.

Deze vader-op-zoon-traditie is vermoedelijk grotendeels door de innovatie en digitalisering van onze samenleving verdwenen, waaruit blijkt hoe snel de maatschappij binnen een eeuw is veranderd. Tradities veranderen daarmee. De arbeidsmarkt is ook dusdanig veranderd dat middeleeuwse klassenmaatschappijen ook in het westen verdwenen zijn, met uitzondering het Verenigd Koninkrijk dat nog erg traditionalistisch is ingesteld.

Maar deze passage is toch in eerste instantie afgestemd op het structurele thema van Jezus om niet in de eerste plaats te kijken naar de arbeidsmarkt en hoe iedereen voor zichzelf de beste vorm van bestaanszekerheid veilig te stellen en garanderen, maar vooral door te wijzen dat het in  de eerste plaats draait om ‘geestelijk’ leven omdat dier focus sneller toegang levert om dit leven spiritueel af te sluiten met een overwinning op de aardse dualiteit door het Rad van Wedergeboorte te overwinnen, zodat aan die evolutiecyclus binnen de dualiteit een einde wordt gemaakt, zodat er g een volgende reïncarnaties meer noodzakelijk zijn. Dat is mijns inziens de kern van deze boodschap van Jezus: het arbeidsleven of arbeidzame leven staat geestelijk gesproken niet voorop, maar de zorg voor het zielenheil en dat betekent een zoektocht naar de zin van het leven. Als daarop de focus wordt gericht en de mens een vaste meditatieritme in zijn dagelijkse leven heeft opgebouwd ben je geestelijk erg zinvol bezig en dat levert grootse perspectieven in het leven na het aardse als je in staat bent gebleken je boven de materie te verheffen. 

Wordt vervolgd

[75-76]

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 14]

Hfd 32

Jezus en Barata. Zij lazen tezamen de heilige boeken. Jezus staat afwijzend tegenover de boeddhistische opvatting over de evolutieleer em onthult de ware afkomst van de mens. Ontmoet Vidyapathie, die zijn mede-arbeider wordt.

[72] ‘Onder de boeddhistische priesters was er een die een hoge wijsheid in de door Jezus gesproken woorden zag. Het was Barata Arabo.

Jezus en Barata lazen tezamen de Veda’s, de Avesta, de wijsheid van Gautama en de joodse psalmen en de profeten.

En lezende en pratende over de mogelijkheden van de mens zei Barata:

De mens is het wonder van het universum. Hij is een deel van alles want hij is een levend wezen geweest op elk niveau van leven.

Er was een tijd [*Hier doet zich een schoolvoorbeeld voor van de tijdsverschil tussen toen en nu: alles was 3D en inzicht in 5D is pas van deze tijd!] dat de mens er niet was [*Want de mens is even oneindig en eeuwig als de schepping zelf omdat de schepping niet los bestaat van de mens!; ze zijn noodzakelijk afhankelijk van elkaar; alleen moet de complete ziel in de neutrale zone tot bewustzijn worden gebracht, wat in het hemelrijk niet bestond!] en daarna werd hij wat vormloze substantie in de matrijzen van de tijd [*3D!]; en daarna een protoplasma.

Door een universele wet [*Wet van Vooruitgang!] hebben alle dingen de neiging opwaarts te streven naar een staat van volmaaktheid [*Hier blijkt Jezus al vooruit te zien en dus aan te kondigen van wat vandaag 5D genoemd wordt]. Het protoplasma evolueert tot vorm, dan tot reptiel, vogel en dier en dan ten laatste bereikt het de vorm van de mens [*En deze mens is verschillend van de complete ziel in het hemelrijk dat ervoor koos altijd in het hemelrijk te blijven zonder het evolutiepas in de materie!].

De mens zelf is denken, en denken is hier volmaking bereiken door ondervinding: denken wordt dikwijls openbaar in vleselijke vorm en dan in de vorm, die het beste voor de groei van het denken geschikt is. Aldus wordt denken openbaar als worm, of vogel of dier, of mens.

De tijd zal komen dat alles in het leven geëvolueerd zal zijn tot de staat van de volkomen mens.

En nadat de mens de volmaakte mens is geworden zal hij tot hogere vormen van leven evolueren.

En Jezus zei: Barata Arabo, wie heeft u geleerd dat het denken dat de mens is, zich kan openbaren in het vlees van dieren, of vogels, of kruipend gedierte? [*En dat voor altijd, want de mensenziel maakt enkele ervaringen mee in het wezen van die scheppingsvormen, maar alleen of die levens voor een korte tijd te ervaren!]

Barata zei: Vanaf de oudste tijden waarvan de mens geen herinnering heeft, hebben onze priesters het ons verteld en zo weten wij.

En Jezus zei: Verlichte Arabo, zijt gij een grote geest en weet ge niet dat een mens niets weet door wat hem verteld wordt?

De mensen geloven wat anderen zeggen: maar op deze manier wéét hij niets. Als de mens wil weten, moet hij [zich]zelf zijn wat hij weet.

Herinnert ge u Arabo dat ge een aap, een vogel of een worm was?

Nu, wanneer ge geen bewijs hebt voor uw pleidooi dan dat de priesters u dat zo verteld hebben, dan weet ge niet, maar raast slechts.

Let dus niet op wat iemand heeft gezegd, laten wij het vlees vergeten en ga met de geest naar het land van de onsterfelijke dingen, de geest vergeet nooit.

En terug door de eeuwen heen kunnen grote geesten zichzelf nagaan, en aldus wéten zij.

Er was nooit een tijd waarin de mens niet was [*Want zoals hierboven aangegeven: de onbewuste mens als zielenwezen!].

Dat wat begint [3D!] heeft ook een einde. Als er een tijd is geweest dat de mens er niet was, zal er ook weer een tijd komen waarin hij niet meer bestaat [*Want opgegaan in de scheppende Bron!]

In Gods eigen optekenboek lezen wij: De Drie-Enige God ademde uit en zeven geesten stonden voor zijn gelaat. De Hebreeërs noemden deze zeven geesten: Elohim.

En deze zijn het die in hun onbegrensde macht alles geschapen hebben wat is en was [*In de aardse context!]. deze geesten ban de drie-enige God bewogen zich over de oppervlakte van de eindeloze ruimte en zeven ethers waren [er] en ieder ether had zijn eigen vorm van leven.

Deze vormen van leven waren slechts de gedachten Gods, gekleed in de substanties van hun ether-niveaus.

De mensen noemen deze etherniveaus: het niveau van het protoplasma, van de aarde, van de plant, van dier, van mens, van engel en van Cherubim.

Deze niveaus, overvloeiende van alle gedachten Gods kunnen nooit gezien worden door de ogen van mensen in het vlees, zij zijn samengesteld uit substantie die veel te fijn is om door menselijke ogen gezien te kunnen worden, en toch bouwen zij de ziel der dingen.

En met de ogen van de ziel kunnen alle levende wezens deze etherniveaus en alle vormen van leven zien.

Omdat alle vormen van leven op ieder levensniveau, gedachten Gods zijn, kunnen alle wezens denken, en ieder wezen is in het bezit van een wil, en heeft gerekend naar zijn staat van zijn, de macht om te kiezen.

En in hun eigen niveau worden alle wezens voorzien van voeding uit de ethers van hun niveaus.

En zo was het met elk levend [*En dus bezield] ding totdat de wil een trage wil werd en toen begonnen de ethers van het protoplasma, de aarde, de plant, het dier, de mens, zeer langzaam te vibreren.

De ethers werden steeds meer verdicht en alle wezens van deze niveaus werden met grovere gewaden bekleed, de gewaden van vlees, die men kan zien; en aldus verscheen de grovere openbaring die mensen de fysische [fysieke] noemen.

En dit is wat de val van de mens wordt genoemd; maar de mens viel niet alleen, maar protoplasma en aarde en de plant, en dier, waren allen in de val inbegrepen.

De engelen en Cherubim vielen niet; hun wilselement bleef sterk en daardoor hielden zij de ethers van hun niveaus in harmonie met God.

[74] Toen nu de ethers de snelheid van de atmosfeer bereikten en alle wezens van deze niveaus hun voerding moesten ontvangen van de atmosfeer, kwam het conflict en toen werd wat de eindige mens, het voor[t]bestaan van de sterkste heeft genoemd: wet.

De sterkere at de lichamen van de zwakkere openbaringen en hier ligt de oorsprong van de stoffelijke [*Er bestaat ook een geestelijke evolutie, waar ook de Bron in participeert] evolutiewet.

En nu, in al zijn schaamteloosheid, valt de mens aan en eet de dieren, het dier consumeert de plant, de plant teert op de aarde, de aarde absorbeert het protoplasma.

In het gindse koninkrijk van de ziel is deze stoffelijke evolutie niet bekend, en de grote arbeid van de grote geesten is om het erfdeel van de mens te herstellen, om hem terug te brengen tot zijn verloren staat van zijn, opdat hij wederom zal leven van de ether van zijn oorspronkelijke niveau.

De gedachten Gods veranderen niet; de manifestaties van leven op elk niveau ontvouwen zich naar hun aard in perfectie. En daar de gedachten Gods nooit kunnen sterven, is er geen dood voor enig wezen in de zeven ethers van de zeven geesten van de drie-enige God.

En daarom is een aarde nooit plant, een dier of vogel, een kruipend wezen nooit een mens en de mens is niet, en kan niet zijn een dier, of vogel of kruipend ding [sic].

De tijd zal komen dat al deze zeven manifestaties geabsorbeerd zullen worden, en mens en dier en plant en aarde en protoplast bevrijd zullen worden.

Barata was verbaasd: de wijsheid van de joodse wijze was een openbaring voor hem.

Vidyapathie, de wijste van der wijsgeren van India, hoofd van de tempel van Kapavistu, hoorde Barata met Jezus spreken over de oorsprong van de mens, en hoorde het antwoord van de Hebreeuwse profeet en hij zei:

Gij priesters van Kapavistu, hoort naar mij: wij staan heden op een top van de tijd. Zes eeuwen geleden werd een grote ziel geboren, die aan de mens een glorievol licht bracht, en nu staat hier in de tempel Kapavistu, een grote wijze.

Deze Hebreeuwse profeet is de vergoddelijkte morgenster van wijsheid. Hij brengt ons een kennis van de geheimen Gods, en de gehele wereld zal zijn woorden horen en bewaren, en zijn naam verheerlijken.

Gij priesters van tempel Kapavistu, staat op, weest stil en luistert wanneer hij spreekt. Hij is het levende orakel van God.

En alle priesters dankten en prezen de Boeddha der verlichting.

Wordt vervolgd

[72-74]

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 13]

Hfd 31

De Brahma-priesters zijn woedend op Jezus vanwege zijn onderricht en besluiten hem uit India te verdrijven. Lamaas neemt het voor hem op. Priesters nemen een moordenaar in dienst om hem te doden. Lamaas waarschuwt hem en hij vlucht naar Nepal.

[71] De woorden en werken van Jezus veroorzaakten onrust door het gehele land.

De mensen uit het gewone volk waren zijn vrienden en volgden hem in drommen.

De priesters en de bestuurders waren bang voor hem, zijn naam alleen al deed hun de schrik om het hart staan.

Hij predikte de broederschap van al wast leeft, de rechtvaardigheid van gelijke rechten en verklaarde de nutteloosheid van priesters en offerriten.

Hij deed het zand waarop het brahmaanse systeem stond, schudden. Hij maakte de Brahma-afgoden zo klein en offeranden zó beladen met zonde, dat altaren en gebedsmolens werden vergeten.

De priesters verklaarden dat, wanneer deze Hebreeuwse jongen nog langer in het land zou blijven, een revolutie zou uitbreken. Het gewone volk zou opstaan en de priesters doden en de tempels neerhalen.

En dus zonden zij een oproep rond en kwamen de priesters van elke provincie. Benares stond in vlam van brahmaanse geloofsijver.

Lamaas van de tempel Jagannath, die het innerlijke leven van Jezus goed kende, was in hun midden en hoorde het fulmineren van de priesters.

En hij stond op en zei: Mijn priesterlijke broeders, neemt u in acht, weest voorzichtig in wat ge doet; dit is een historische dag.

De ogen van de wereld zijn op ons gericht [sic; het lijkt de huidige wereld wel!]; het leven van het brahmaanse denken wordt nu op de proef gesteld.

Als wij niet voor rede vatbaar zijn, als vooroordeel vandaag koning is, wanneer wij onze toevlucht nemen tot beestachtig krachtvertoon en onze handen in bloed dopen, dat [ten aanzien van Jezus] in het oog van Brahma onschuldig en zuiver kan zijn, zal zijn wraak op ons neerkomen; de vaste rots waarop wij staan zal onder onze voeten splijten en ons geliefde priesterdom en onze wetten en onze altaren zullen in verval raken.

Maar zij wilden hem niet laten uitspreken. De vergramde priesters vlogen op hem af en sloegen hem, noemden hem verrader, en gooiden hem bloedend op straat.

En toen heerste onbeschrijfelijke verwarring; de priesters werden tot gespuis; het zien van menselijk bloed gaf aanleiding tot vijandelijkheden en riep om meer.

De leiders, die bang waren voor oorlog, zochten Jezus en zij vonden hem rustig lerend op de markt.

Zij verzochten hem dringend te vertrekken om zijn leven te redden, maar hij weigerde weg te gaan.

En toen zochten de priesters een reden om hem te laten arresteren, maar hij had geen misdaad begaan.

En toen werden valse beschuldigingen tegen hem ingebracht. Maar toen de soldaten kwamen om hem naar de rechtszaal te leiden, werden zij bang. Want het volk verdedigde hem.

De priesters waren verbijsterd en zij besloten door sluipmoord hem het leven te benemen.

Zij vonden een man die moordenaar van beroep was en zonden hem erop uit om het voorwerp van hun toorn ’s nachts te doden.

Lamaas hoorde van hun complot en hun plannen en zond een boodschapper om zijn vriend te waarschuwen. En Jezus haastte zich om te vertrekken.

In der nacht verliet hij Benares en reisde met spoed naar het noorden; en overal hielpen de landbouwers, de kooplieden en de vogelvrijen hem onderweg.

En na vele dagen bereikte hij de machtige Himalaya en bleef in de stad Kapivastu.

De priesters van Boeddha openden de tempeldeuren wijd voor hem.

*Wat mij betreft kan zowel dit hoofdstuk – als voorafgaande – beschouwd worden als de mentale training van Jezus om zich op zijn soortgelijke strijd met de priesters in zijn vaderland te wapenen en aan te gaan, omdat Jezus’ woorden tegen alle traditionele priesterklassen ter wereld ingaan. Dit vanwege de strijd die iedere autonome en onafhankelijke burger tegemoet kan zien als de strijd tegen ‘een’ overheid ofwel gezagsdrager te wachten staat als een fundamentele confrontatie wordt herkend. Hoe juist de geestelijke boodschap van wie dan ook is, alternatieve opvattingen vormen altijd een gevaar voor dat gezag, hoe juist ook van inhoud. De gevestigde orde houdt niet van tegenstrevers; en juist daarom werd Jezus tot volksvijand nr. 1 bestempeld. Het tragische van deze ‘alternatieve’ geschiedenis van Jezus die mediamiek tot de mensheid kwam, door geen enkele religie of geloofsgemeenschap erkend zal worden, terwijl dit boek beduidend meer overtuigingskracht bezit dan de bijbel zelf.

Wordt vervolgd

[71-72]

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 12]

Hfd 29

Ajainin, een priester van Lahore komt naar Benares om Jezus te zien en verblijft in de tempel. Jezus slaat een uitnodiging om de tempel te bezoeken af. Ajainin bezoekt hem des nachts in het huis van de landbouwer en neemt zijn filosofie aan.

[68] Onder de tempelpriesters van Benares was een gast, Ajainin van Lahore.

Door kooplieden hoorde Ajainin over de joodse jongen, over zijn woorden van wijsheid en hij gordde zichzelf en reisde weg uit Lahore om de jongen te zien en te horen spreken.

De Brahma-priesters namen de waarheid die Jezus bracht, niet aan en waren zeer vertoornd over alles wat hij op het Udraka-feest gezegd had.

Maar zij hadden de jongen nooit gezien en zij wilden hem gaarne horen spreken, en nodigde hem uity als tempelgast.

Maar Jezus zei tot hen: Het licht is meer dan overvloedig en het schijnt voor allen; als gij het licht wilt zien, komt tot het licht.

Als ge de boodschap wilt horen, die de Eén-Heilige mij heeft gegeven om aan de mensen door te geven, kom dan tot mij.

Toen nu de priesters hoorden wat Jezus gezegd had, waren zij woedend.

Ajainin deelde niet in hun toorn en hij zond een boodschapper met kostbare gaven naar Jezus, in de woning van de landbouwer met de boodschap:

Ik bid u, meester, luister naar mijn woorden: De brahmaanse wet verbiedt dat een priester de woning van iemand van lage afkomst binnen gaat, maar gij kunt tot ons komen;

En ik ben er zeker van dat deze priesters blij zullen zijn u te horen spreken. Ik boid u te komen en  vandaag met ons te dineren. En Jezus zei:

[69] De Eén-Heilige beziet alle mensen als gelijken, de woning van mijn gastheer is goed genoeg voor elke vergadering van mensenkinderen.

*Wat een slimme zet van Jezus om die priesters zo’n lesje wijsheid te geven door de brahmaanse regels opzij te zetten en universele kosmische regels in menswaardigheid te geven.

Wanneer kastentrots u weerhoudt, zijt ge het licht niet waardfig. Mijn Vader-God geeft geen acht op de mensenwetten.

Uw geschenken zend ik terug. Gij kunt de kennis van God niet met goud of kostbare gaven kopen.

Deze woorden van Jezus ergerden de priesters steeds meer en zij begonnen samen te spannen hoe zij hem uit het land zouden verdrijven.

Ajainin deed hieraan niet mee. Hij verliet ’s nachts de tempel en zocht het huis waar Jezus woonde.

En Jezus zei: Daar is geen nacht waar de zon schijnt, ik heb geen geheime boodschappen te geven. In het licht worden alle geheimen openbaar.

Ajainin zei: Ik kom van heel ver, van Lahore om iets te mogen leren van de overoude wijsheid en over het koninkrijk van de Eén-Heilige, waarover gij spreekt.

Waar is dat koninkrijk? Waar is de koning? Wie zijn de onderdanen? Wat zijn zijn wetten?

En Jezus zei: Dit koninkrijk is niet ver weg, maar de mens kan het met stoffelijke ogen niet zien, het is in het hart.

Gij behoeft de koning niet op aarde te zoeken, of op zee, of in de lucht; hij is daar niet en toch is hij overal. Hij is de Christus van God,. Is universele liefde.

*Dit antwoord was in die tijden natuurlijk volkomen onbegrijpelijk, maar in onze tijdperk dat gekenmerkt wordt door een overweldigend aantal boeken esoterische wijsheid is deze uitleg wel te begrijpen en te verstaan. De wereld is er wat dát betreft wel erop vooruitgegaan!

De poort van dit gebied is niet hoog, en hij die binnengaat moet neerknielen. Hij is niet wijd open en niemand kan stoffelijke bundels er doorheen dragen.

Het lager zelf moet getransmuteerd worden in het geestelijke-zelf; het lichaam moet in levende stromen van reinheid gewassen worden.

Ajainin vroeg: Kan ik een onderdaan van deze koning worden?

En Jezus zei: Gij zijt zelf een koning en gij mag door de poort binnengaan en een onderdaan van de Koning der koningen zijn.

Maar gij moet uw priesterlijke gewaden opzij leggen, moet ophouden de Eén-Heilige tegen betaling van goud te dienen. Gij moet uw leven geven om uw gehele bezit, in vrijwillige dienstbaarheid aan de mensenkinderen.

En Jezus zei niets meer. Ajainin ging zijn weegs en hoewel hij de waarheid van het door Jezus gesprokene niet begreep, zag hij wat hij nog nooit tevoren gezien had.

Het gebied van vertrouwen had hij nog nooit geëxploreerd, maar de zaden van vertrouwen en universele broederschap vonden in zijn hart goede grond.

En terwijl hij naar zijn huis terugreisde, leek het of hij sliep en door de donkerste nacht heentrok en toen hij ontwaakte was de zon der gerechtigheid opgegaan. Hij kan de koning gevonden.

Jezus verbleef nog vele dagen in Benares en leerde.

Wordt vervolgd

Consequent volgehouden antwoorden uit Jezus’ hart die priesterschappen wereldwijd tot razernij brengen vanwege hun dogmatisme [dl 11]

Hfd 28

Udraka geeft een feest ter ere van Jezus. Hij spreekt over de eenheid van God, en de broederschap van leven. Hij levert kritiek op het priesterschap. Wordt de gast van een landbouwer.

*Het is opvallend dat door dit hele boek heen zoveel kritiek door Jezus wordt geuit op het priesterschap, of dat nu in zijn eigen land of elders gebeurt. Het grote verschil tussen Jezus als joodse rabbi en geestelijke voorgangers in andere landen is wel dat hij van zijn hart geen moordkuil maakt en dat hij zich met een 21e -eeuwse eerlijkheid en hartsbewustzijn niet anders kan dáárom zo provocerend tegen de primitieve priesterklasse moet opstellen omdat hij zijn eigen tijd een complete twee millennia vooruit is. Dat kan niet anders dat constant conflicten oproepen en die gaat hij ook niet uit de weg. In dat opzicht is hij het grootste genie – of liever ‘wonder’ want een genie is herkenbaar aan zijn verstand terwijl Jezus altijd vanuit zijn hart en dus gevoel spreekt – die ooit op aarde heeft rondgelopen.

[66] Benares is de heilige stad van de brahmanen en daar onderwees Jezus. Udraka was zijn gastheer. Vele hooggeplaatste hindoe-priesters en schrijvers waren daar.

En Jezus zei tot hen: Met grote vreugde spreek ik tot u over het leven – de broederschap van het leven. De universele God is Eén, en toch is Hij meer dan één. Alle dingen zijn God, alle dingen zijn één.

Door de liefelijke adem Gods is alle leven in één verbonden, dus wanneer gij een vezel van een levend ding aanraakt, zendt ge een trilling vanuit het centrum tot de uiterste grenzen van het leven.

En wanneer ge onder uw voet de geringste worm vermorzelt, dan doet ge de troon van God schudden en zijt ge oorzaak dat het zwaard van recht in zijn schede trilt.

De vogel zingt zijn lied voor de mensen en de mensen vibreren tezamen om het diertje te helpen zingen.

De mier bouwt haar huis, de bij haar beschermende honingraat, de spin weeft zijn web, en de bloemen beademen hen met hun liefelijke geuren met een kracht die hun weer sterkte geeft om te arbeiden.

Nu, mensen en vogels en dieren en kruipende wezens zijn vlees geworden godheden, en daarom, hoe durven mensen iets doden?

Het is de wreedheid die de wereld verkeerd doet gaan. Wanneer de mensen geleerd hebben dat zij, wanneer zij een levend iets leed aandoen, zichzelf leed betrokkenen, zouden zij zeker niet doden, noch de oorzaak willen zijn dat iets wat God heeft gemaakt, pijn lijdt.

*Dat de hedendaagse mens – evenals toen – grotendeels onbewust door het leven gaat, maakt duidelijk hoe moeilijk de mens bedoelingen van de scheppende Bron begrijpt.

‘Een rechtsgeleerde zei: Wees zo goed Jezus en vertel mij wie is die God over wie gij spreekt, waar zijn priesters, zijn tempels en zijn altaren?

En Jezus zei: De God over wie ik spreek is overal, hij kan niet omringd worden door muren, noch beperkt worden door welke banden ook.

Alle mensen aanbidden God, de Ene, maar alle mensen zien hem niet gelijk.

De universele God is wijsheid, wil en liefde.

Niet alle mensen zien de drie-enige God. De een ziet Hem als een God van macht, de ander als de God van het denken, een ander als de God van liefde.

Het ideaal van de mens is zijn God, en dus, wanneer de mens zich ontplooit, ontplooit zijn God zich ook. De God van de mens van vandaag, is niet de God van morgen.

*Voor die lezers die dit raadselachtig vinden, de volgende persoonlijke uitleg: een God die in ieder mens persoonlijk aanwezig is en leeft, verandert zoals die mens  zelf denkt. Of is getuige van de verandering van het godsbeeld dat in zijn gastheer heeft plaatsgevonden.

De volkeren der aarde zien God vanuit verschillende gezichtspunten en daarom lijkt hij niet voor iedereen dezelfde.

De mens geeft aan het deel dat hij van God ziet, een naam, en dit deel is de gehele God voor hem. En ieder volk ziet een deel van God en ieder volk heeft een naam voor die God.

Gij brahmanen noemt hem Parabrahm, in Egypte heet hij Toth, en Zeus is zijn naam in Griekenland. Jehova is zijn Hebreeuwse naam, maar overal is Hij de oorzaakloze oorzaak, de wortelloze wortel waaruit alle dingen gegroeid zijn.

Wanneer der mensen bevreesd worden voor God en hem voor een vijand aanzien, gaan zij andere mensen in mooie gewaden aankleden en noemen die priesters.

En dragen hen op de wraak van God door gebeden te beteugelen; en wanneer het door hun gebeden niet gelukt Zijn gunsten te winnen, kopen zij Hem af door het offeren van een dier of vogel.

[68] Wanneer de mens God ziet als zijnde één van hem, dan heeft hij geen tussenpersoon, geen priester nodig om hem te bemiddelen.

Hij gaat rechtstreeks tot Hem en zegt: Mijn Vader-God, en dan legt hij zijn hand in Gods eigen hand en alles is goed.

En dit is God. Gij zijt, ieder van u, een priester, alleen voor uzelf [sic], en een bloedoffer heeft God niet nodig.

Geef dus uw leven in offerende dienst voor alles wat leeft en God is tevreden.

Toen Jezus aldus gesproken had, ging hij terzijde staan; de mensen waren verbaasd maar waren het met elkaar niet eens.

Sommige zeiden: Hij is geïnspireerd door de heilige Brahma, en anderen zeiden: Hij is krankzinnig. Weer anderen zeiden: Hij is bezeten; hij spreekt zoals duivels spreken.

Maar Jezus vertoefde niet lang. Onder de gasten was een landbouwer, een oprechte ziel, een zoeker naar waarheid die door Jezus gesproken woorden met zijn hart verstond, en Jezus ging met hem mee en verbleef in diens woning.

Wordt vervolgd

[66-68]