Het recht op een rimpelloos bestaan (Column Elma Drayer, Opinie & Debat/de Volkskrant, 31-8-18)
We zouden het liefst alle pech, pijn, spanning en tegenslag uitbannen
ELMA DRAYER
Het was me, zoals dat heet, uit het hart gegrepen. Woensdag boog huisarts Pieter Barnhoorn zich op deze pagina’s (O&D, 29 augustus) over de fundamentele vraag hoe het kan dat ‘in een land dat in zo’n blakende gezondheid en welvaart verkeert, zoveel mensen geestelijke gezondheidszorg nodig hebben’. Hij gaf drie ‘mogelijke’ antwoorden: de ‘verminderde frustratietolerantie’, de ‘schaamtedrempelverlaging’ en de secularisatie. De dominee en de pastoor met wie je ooit je tobberijen kon bespreken zijn immers (vrijwel) nergens meer te bekennen.
Inderdaad lijken we er mentaal slechter aan toe dan ooit – zie de enorme hoeveelheid landgenoten die aan een burn-out zouden lijden.
Illustratief is het kokette gemak waarmee hele of halve BN’ers de term in de mond nemen. Alleen al in de maand augustus telde ik stylist Fred van Leer die zei dat hij inmiddels weet ‘hoe hij om moet gaan met zijn sluimerende burn-out’, actrice Sylvia Hoeks die vertelde dat haar burn-out ‘het beste’ was wat haar was overkomen, YouTube-presentator Rijk Hofman die meedeelde dat hij tegen een burn-out had ‘aangezeten’ – en dan heb ik er vast nog een paar over het hoofd gezien.
Ook studenten melden verontrustend vaak met een burn-out te kampen. Twee weken geleden nog opende de Volkskrant met een rondgang (‘De psychologen zijn niet aan te slepen’) langs studentenhuisartsen. Hun bevindingen uit de spreekkamer, las ik, zouden stroken met wat onderzoek van de Hogeschool Windesheim eerder dit jaar vaststelde: liefst een kwart van de studenten gaat gebukt onder een burn-out. (Dat dit percentage was gebaseerd op boterzachte data – een online vragenlijst, ingevuld door slechts 3.134 van de ruim 18 duizend benaderde studenten – deed er blijkbaar niet toe.)
Onder de werkende bevolking lijkt het beeld niet veel opgewekter. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft één op de zeven Nederlandse werknemers burn-outklachten. ‘Minstens een paar keer per maand voelden zij zich bijvoorbeeld leeg aan het eind van een werkdag, emotioneel uitgeput door het werk of moe bij het opstaan als zij werden geconfronteerd met hun werk.’
Geen wonder dat er de laatste jaren een ware industrie ontstond, met coachingsbureautjes, websites, cursussen. Voor zover ik kan nagaan zijn er op dit moment zo’n 1.800 (!) zelfhulpboeken verkrijgbaar – van Nooit meer burn-out! tot De filosofie van burn-out.
En dit alles terwijl Nederland het land is waar werknemers gemiddeld de minste werkuren maken van heel Europa. Dankzij het hoge aantal vakantiedagen, de deeltijdcultuur én de relatief korte werkweek hebben ze nergens zoveel vrije tijd als hier.
Dit alles ook terwijl de diagnose burn-out een solide wetenschappelijke onderbouwing ontbeert. Of, zoals psychiater en stressonderzoeker Christiaan Vinkers maandag op deze pagina’s (O&D, 27 augustus) schreef: ‘Moeheid, prikkelbaarheid en slaapproblemen zijn problemen waar helaas veel mensen mee te maken krijgen. Het zijn belangrijke signalen om in actie te komen, maar daarmee nog geen ziekte.’ En: ‘Ik durf wel te stellen dat veel van wat we denken te weten over burn-out meer mening dan feit is.’
Toch lees ik regelmatig vlammende betogen die de hoge burn-outcijfers gebruiken om een punt te maken. De percentages over burn-out onder studenten dienen steevast als bewijs dat de prestatienorm en het leenstelsel echt en heus niet deugen. En op het digitale platform De Correspondent komen de CBS-percentages steevast langs als argument voor de stelling dat het neoliberalisme echt en heus niet deugt.
Het zal echt en heus. Maar de verklaringen van Pieter Barnhoorn bevallen me meer. De hoge burn-outcijfers lijken me vóór alles een teken dat we tegenwoordig elke volstrekt normale inzinking problematiseren. Dat we alle pech, pijn, spanning en tegenslag het liefst zouden uitbannen. Dat we diep in ons hart vinden recht te hebben op een rimpelloos bestaan.
Een tragisch misverstand.
De dominee en de pastoor wisten ons dat laatste heel goed te vertellen. Nu de aloude God van Nederland zich bescheiden heeft teruggetrokken, zouden we dit elkáár misschien eens vaker moeten vertellen.
Al was het maar uit respect voor de honderdduizenden in dit land die de geestelijke gezondheidszorg werkelijk nodig hebben.
[Elma drayer is journalist en neerlandica.]
Spiritueel gesproken is dit onzin, want een typische driedimensionale bewering. Gemakzucht en consumentisme, daarmee wil de gemiddelde mens door het leven. Maar in dat leven wordt niets geleerd en geen ziel die daar beter van wordt. Dus een rimpelloos leven leidt tot een lui geestelijk leven.