De essentiële levensvragen die door Hiddinga samenvattend zijn geformuleerd, zijn te beantwoorden

[9[i]] Wat is leven eigenlijk? [*Mijn antwoord in abstracto: Leven is bewustzijn, groei en verandering]. Wetenschappelijk wordt leven gedefinieerd als het proces in een structuur of organisme zoals een mens, dier of plant waarin continu veranderingen plaatsvinden  in de vorm van celdeling, ademhaling, spijsvertering, uitscheiding, enzovoort. Dat betekent dus dat in de ogen van de wetenschap een stuk steen dood zou zijn. Als mens definiëren wij leven ook als de processen in ons denken, ons zijn, ons gevoel en onze belevingswereld. Wij voelen dat we leven omdat wij continu in een proces van aanpassing, verandering en bewustwording zijn [*Samengevat: Leven betekent (levens)groei tot je taak op aarde is afgerond en dat jouw ziel het leven kan voortzetten op een hoger niveau – indien dat je doelstelling was – in een nieuwe levensomgeving en dus op een andere planeet]. En daar houdt het voor de meeste mensen mee op [*Commentaar: omdat bijna alle mensen een angst hebben voor de onbekendheid van een vervolgleven en daarin niet is opgevoed door de ouders en scholing op school, omdat er angst bestaat voor het vermeende verschijnsel van de dood als vermeend eindpunt van het leven als zodanig die ook feitelijk de dood betekent. Maar daarover verschillen de geleerden en de geestelijke leraren]. Men kijkt dan naar de stoffelijke dood van het menselijk lichaam als het eind van het leven en het stoffelijk lichaam vergaat tot materialen die in de natuur worden hergebruikt om nieuwe levensvormen te creëren.

Waarom het leven er is, is een andere vraag, die ook een ander antwoord verlangt. Wetenschappelijk wordt gekeken naar de processen waardoor het leven mogelijk is ontstaan. Men verklaart dat op de aarde binnen een heel kleine tolerantie precies die voorwaarden heersen om leven te ontwikkelen. De tolerantie is zo klein dat als de voorwaarden maar enigszins uit evenwicht zouden zijn, er geen leven mogelijk zou zijn. De wetenschap gaat niet in op de vraag waarom deze balans bestaat (en door wie hij mogelijk is ontworpen). Hoewel veel wetenschappers daar privé wel diepere gedachten over hebben in die zin dat er ‘iets’ intelligents zou kunnen zijn dat daar dan achter zit.

In religies is het de Bron die de wereld en het leven geschapen heeft en daarin de mens heeft geplaatst naar ‘zijn’ beeld, als een soort bekroning van dat werk. Opmerkelijk is dat in religies de vraag – en het daarbij behorende antwoord – waarom dat dan zo gemaakt is, niet echt aan de orde komt. Er wordt een idee geopperd dat de schepping (en dus ook de mens) ter glorie van de Bron zou zijn gecreëerd en dat  het goddelijke zich wilde uitdrukken in de stof. In die zin is God de Bron en het goddelijke wel als ijdel beschouwd [*Kenmerkend stoffelijk gedacht om toch iets meer te suggereren dan een eeuw geleden nog mogelijk was].

In de spiritualiteit en in sommige religies, zoals het hindoeïsme en het boeddhisme, gaat men wel wat dieper in op deze vraag. Daarbij wordt gesteld dat de mens op aarde een voertuig is voor de ziel. de ziel is eeuwig en moet een proces meemaken waarbij we door middel van lessen in het leven bewuster worden totdat een staat van geestelijk ontwaken of ‘verlichting’ wordt bereikt. Dit proces van leren en bewust worden wordt onder andere ondersteund door wedergeboorte of reïncarnatie, een cyclus waarbij de ziel steeds opnieuw op aarde (of op een andere planeet) terug kan komen om verder te gaan met leren, ervaren en meer bewust worden.

Maar de vragen over wat het leven is en waarom het bestaat roepen ook heel andere gevoelens op. De meeste mensen zien namelijk ook dat het leven op deze aarde vol zit met ogenschijnlijke wreedheid, onrecht en problemen. Het grootste deel van de wereldbevolking leeft in een staat van onbewustheid waarbij alleen maar de meest fundamentele dingen aan de orde komen die met overleven te maken hebben, zoals eten, slapen, zich voortplanten, soms zelfs vechten en het ego. Er wordt gezegd dat dieren vaak veel zorgzamer zijn en dat de mens zich vaak ‘lager’ gedraagt dan een dier. Maar ook in de natuur, het plantenrijk en het dierenrijk, zien we dezelfde fundamentele processen om te overleven. In die zin is de natuur ogenschijnlijk net zo wreed. De mens heeft het van geen vreemde en als we beseffen dat de mens uiteindelijk tot de biologie van deze planeet behoort, zien we ook dat het eigenlijk niet anders kan [*Zonder daar consequenties aan te verbinden]. Alle levensvormen zijn op de een of andere manier verwikkeld in een voortdurende competitie of concurrentie met elkaar. (…)

*De conclusie van deze analyse van Hiddinga als de auteur is het vermoeden dat de mensheid ofwel te lui is gebleven om deze zoektocht naar de zin van het leven door te zetten en zich omgeven wetend door de materiële luxe en overdaad in dit tijdsbestek van de 20 en 21e-eeuw geen behoefte hadden zich hierover nader te beraden omdat er geen definitief antwoord bestaat, waaruit houvast mogelijk wordt gevonden. En dat terwijl de geestelijke literatuur op ons continent en aan de overzijde van de Atlantische Oceaan voldoende aanknopingspunten kunnen worden gevonden. En wat Azië betreft is het hindoeïsme en boeddhisme wel iets verder gekomen dan het christendom doordat de zielsverhuizing wel een zeker perspectief biedt bij het overlijden van de mens. De pure materiële rationaliteit in het Westen verhindert andere inzichten zoals het ‘eeuwige leven’ nader in te vullen en te onderzoeken. Maar dit zal binnenkort gaan veranderen omdat de transformatie naar de vierde aardse periode naar meer respect voor de natuur en het klimaat zal leiden, zodat ook het geestelijk leven als afwisseling en aflossing op het pure materialisme-  met alle roofbouw van de natuur en de aardbodem die daarbij om de hoek komen kijken -, tot een betere leef- en werkbalans zullen gaan leiden.


[i] Jaap Hiddinga, Voorbij de illusie. De weg naar volledige vrijheid. Bres Edicola, 2015; 9