Stelling: Mijn motto luidt dus dat van Jezus niets anders verwacht mocht worden dat hij slaven vanzelfsprekend genas omdat in zijn vocabulaire geen onderscheid tussen mensen bestaat. Slaven zijn voor hem – als multidimensionaal wezen – een onbestaand fenomeen, er bestaan alleen door de bron ‘bezielde’ mensen.
De mensheid heeft echter wel dualiteit nodig om verschillen onderling te leren kennen en dus te onderzoeken. Zo komt de mens ‘tot bewustzijn’. Pas als dat proces voltooid een dus beëindigd is, bestaat er geen stoffelijk onderscheid meer. Dan leeft de mens in de multidimensionaliteit, ofwel eeuwig in de onstoffelijke hemel.
“Jezus en de onzichtbare slaven” ~ Schilderij Jezus en de centurionn. Paolo Veronese, ca 1580. Kunsthistorisch Museum, Wenen.
Als er over slavernij en het Nieuwe Testament wordt nagedacht, zijn het meestal de paulinische en na-paulinische brieven, die erbij worden gepakt. Want Paulus heeft, uitgedaagd door concrete personen en situaties, adviezen gegeven over hoe het samenleven van slaven en vrijen in de eerste gemeenten vorm kon worden gegeven (zie Filemon, 1 Korinthe 7:21-24; Galaten 3:27-28). Van Jezus zijn dergelijke adviezen niet overgeleverd en het is dan ook niet zo makkelijk te zeggen of slaven en slavinnen deel uitmaakten van de vroegste Jezusbeweging in Palestina.
Jezus spreekt wel vaker over slaven, maar dan gebruikt hij beeldspraak, die geworteld is in oudtestamentisch spreken over Israël en de profeten als ‘knechten’ van de almachtige. Het als ‘knecht’ of ‘dienaar’ vertaalde woord is zowel in het Hebreeuws als in het Grieks hetzelfde woord dat ook voor gewone slaven gebruikt wordt (Hebreeuws: ebed; Grieks: doulos). De gelijkenissen van Jezus geven inzicht in de alledaagse realiteit van slavernij in grote en kleine huishoudens. Maar dit gebeurt met de doelstelling om iets over de verhouding van God en mens te laten zien. Hierover is veel te zeggen, en er is er ook al behoorlijk veel over geschreven (zie Glancy 2002), maar dit is niet het onderwerp van dit artikel. Hier wil ik me op de nauwelijks gestelde vraag concentreren of er slaven en slavinnen aanwezig waren toen Jezus optrad en het koninkrijk van God verkondigde, en of tot slaaf gemaakte mensen betrokken raakten bij Jezus en zijn boodschap. Het is dus een historische vraag, die in het veld van het onderzoek naar de historische Jezus valt (zie Theissen & Merz 2023). Het is ook een theologisch relevante vraag, want kwam Jezus niet voor iedereen? Hoe is de oorverdovende stilte met betrekking tot slaven in de Jezustraditie te verklaren?
Speurtocht in de Jezustraditie
Het ligt voor de hand om bij de weinige slaven te beginnen die wel genoemd worden in de evangeliën. Met name de slaaf van de centurio die Jezus in Kafarnaüm genas verdient aandacht (Matteüs 8:5-13; Lucas 7:1-10; Johannes 4:46-54). Dit fascinerende verhaal roept veel vragen op. Het begint erbij, dat het volgens Matteüs en Lucas gaat om een slaaf van een niet-Joodse centurio, maar volgens Johannes om de zoon van een vermoedelijk Joodse koninklijke ambtenaar (basilikos). Hier ziet men goed hoe mondelinge traditievorming werkt: de kern blijft bewaard, maar de details worden niet per se realiteitsgetrouw herinnerd. Jezus genas een familielid (geliefde slaaf of zoon) van een hooggeplaatste functionaris uit Kafarnaüm. Overigens is het zeker mogelijk dat een slaaf tegelijk de zoon was van zijn meester, want slavenbezitters verwekten regelmatig kinderen bij hun slavinnen. Er is geen manier om te weten of dat hier wel of niet het geval was, de verhalen zijn daarin niet geïnteresseerd. Wel wordt er zonder twijfel duidelijk dat men in elite kringen slaven bezat. Want ook in het verhaal van Johannes komen slaven voor, als degenen die de basilikos op zijn terugweg tegemoetkomen, om hem het goede bericht te brengen dat zijn zoon leeft (Johannes 4:51). Alle drie de verhalen leggen de nadruk op het geloof van de centurio/basilikos: bij Matteüs en Lucas prijst Jezus dit geloof (Matteüs 8:10; Lucas 7:9), bij Johannes komt ‘hij zelf en zijn hele huishouden tot geloof’ (Johannes 4:53). In het denken van de oudheid vielen slaven ook onder ‘het huishouden’ dat in Johannes genoemd wordt. Er is echter enige terughoudendheid geboden om Johannes 4:53 als historisch betrouwbare informatie te beschouwen, want het tot geloof komen van hele huishoudens is een motief dat we uit de paulinische gemeentes en latere bronnen kennen (1 Kortinthe 1:16; Handelingen 11:14; 16:15) en zou daarom kunnen wijzen op de hand van de vierde evangelist. Aan de andere kant valt het natuurlijk zeker niet uit te sluiten dat de slaven van een hooggeplaatste ontvanger van een wonder ook onder de indruk van Jezus’ machtsvertoning en boodschap raakten, temeer als de genezen persoon zelf een slaaf was. Historische imaginatie moet (en mag!) hier aanvullend te pas komen.