‘We zien hier [de onderlinge betrekkingen van alle delen van het heelal, jw] een inspirerende parallel met Inayat Khans uitleg van wat hij het ‘drievoudige aspect van de natuur’ noemt. Hij beschrijft voorbeelden van dir drievoudige aspect van de natuur in menselijke en religieuze termen. In de menselijke activiteit zijn er drie aspecten van liefhebben: de minnaar, de beminde en het beminnen. Zo ook bij weten: de kenner, het gekende en het kennen of het kenvermogen. In de religie vinden we de Hindoe Trimurti: Brahma, de schepper, Vishnu, de onderhouder en Shiva, de vernietiger of de gelijkmaker. En uit het christendom kennen we de heilige drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
‘Inayat Khan ziet dit echter in alle dingen en en wezens. En inderdaad zien we bij het atoom dat de kern en de elektronen door een sterke onderlinge relatie te zamen worden gehouden. Ze worden, zoals we zagen, door die onderlinge relatie bepaald. Moleculen zijn ook door een sterke relatie samengekleefd.
‘Zo zien we dat in de eindeloze verscheidenheid van het heelal soortgelijke principes of krachten aan het werk zijn. Dit brengt ons weer bij David Bohms ‘ongebroken heelheid’:
Die ingevouwen orde ontvouwt zich in de expliciete orde, de wereld die wij zien en waarin alles gescheiden is. En dan zegt hij dat die impliciete orde, en de super-impliciete orde die daar bovenuit gaat, suggereert dat aan dit alles een creatieve intelligentie [of een natuurwet die trillingen en vibraties met elkaar verbindt, jw] ten grondslag ligt.
‘Dit komt overeen met Inayat Khans visie van de goddelijke geest, die zich in alle wezens en aspecten van de schepping uitdrukt.
‘In antwoord op de vraag of ‘men kan stellen dat elk atoom van de schepping een ziel heeft’, zegt Inayat Khan het volgende:
Zeker, want de manifestatie is begonnen vanuit de hemelse bron, de goddelijke sferen. Ieder atoom van dit heelal, mentaal of stoffelijk, is daarom een voortvloeisel uit die bron en kan niet bestaan zonder een deel van die hemelse straling in zich te hebben. Zelfs een klein stofje heeft een straling in zich verborgen. Als deze straling er niet zou zijn, zou het zich niet aan onze blik hebben gemanifesteerd. We zien het omdat er licht in is, zijn eigen licht vertoont het ons. Dat is zijn ziel.
Dat wat van intelligentie ontbloot lijkt te zijn, is er niet in werkelijkheid van ontbloot; de intelligentie ligt alleen begraven in het hart ervan. De intelligentie heeft zich, bij wijze van spreken, geprojecteerd en vervolgens heeft haar eigen uitwerking haar overdekt en haar in zich begraven. Maar de intelligentie moet eens naar buiten komen. Daarom tracht zij, door al die fasen van het leven heen, uit te breken. Dit is te zien in vulkanische uitbarstingen; deze macht is werkzaam in overstromingen, bliksem, sterren en planeten.
Haar verlangen is om uit te barsten wanneer ze op een of andere manier gevangen is en haar kans om op te stijgen ligt in het menselijk leven; om die reden is vergeestelijking het enige doel van de vervulling in de menselijke evolutie.
Wordt dat bedoeld in de uitdrukking: de geestelijke verwezenlijking van de materie?
Ja.
Het scheppingsproces
‘Wanneer we deze visie van de essentiële eenheid van de schepping beginnen te begrijpen, kunnen we ook haar oorsprong beginnen te verstaan. De moderne wetenschap ontwikkelt fundamentele speculaties over het point zero en de big bang en bouwt over de oorsprong van het heelal verschillende theorieën op. Hier raakt men echter aan de geheimen die het exacte denken te boven gaan. In feite plaatsen deze theorieën ons voor het ene geheim na het andere.
‘Inayat Khan geeft ons zijn mystieke visie van het scheppingsproces in de inleiding tot zijn meesterwerk De ziel, vanwaar, waarheen?:
Wat bestond er voorafgaand aan de manifestatie?
Zat, de essentie van het Zijn, het waarlijk bestaande, het Enig Zijnde. In welke vorm? In generlei vorm. Als wat? Als niets. De enige definitie, in woorden te geven, is: als het Absolute. In de soefi-terminologie wordt dit bestaan Ahadiat genoemd.
Een bewustzijn rees op uit dit Absolute, een bewustzijn van bestaan. Er was niets waarvan het Absolute bewust kon zijn [Is dit niet typisch menselijk – ook een profeet is een mens! – , 3D gedacht? Het Absolute bewuste is zich te allen tijde bewust van zijn potentiele of gemanifesteerde schepping!] – alleen van ‘te bestaan’. Deze fase wordt Wahdat genoemd.
Zoals in The Message of Spiritual Liberty staat, betekent Wahdat ook bewustzijn van klank. Terwijl Zat, het Absolute, stil en onbeweeglijk is – abstract leven in de eerste scheppingsfase van Wahdat – ontwikkelt de eerste vibratie zich als klank.
(93) Zo wordt deze stap in het scheppingsproces gekenmerkt door geestelijk licht. In de expansie van dit licht – dat op natuurlijke wijze volgt op de samentrekking die er de oorsprong van is – ‘is de oorzak gelegen van de gehele manifestatie’.
‘Dit manifestatie[proces wordt door Inayat Khan op de volgende wijze kort samengevat:
Dit gecentreerde licht verdeelde vervolgens het bestaan in twee verschijningsvormen: licht en duisternis. In feite bestaat er niet zoiets als duisternis, er is nooit duisternis geweest. Er is alleen ‘meer licht’ vergeleken bij ‘minder licht’. Dit licht en duister vormde akasha, in soefi-termen asman, een accommodatie, een plaatsruimte, een vorm. En het fenomeen licht en schaduw, zoals dat binnen die vorm in werking kwam, deed de manifestatie voortgaan in een groot aantal verdere plaatsruimtes, asmans of akasha’s, de een binnen de ander of de een over de ander heen. Iedere stap in de manifestatie heeft een verscheidenheid van vormen tot gevolg gehad, opgebouwd uit verschillende substanties die zijn voortgebracht gedurende het proces waarbij geest werd tot materie. Dit proces verliep volgens de wet van trilling, die het geheim is van beweging.[i] Het is het gebied van de duidelijk bepaalde vormen van de natuur, dat in de soefi-terminologie adjsam wordt genoemd. Uit deze vormen ontstond geleidelijk: uit het rijk der mineralen, het plantenrijk; uit het plantenrijk, het dierenrijk en uit het dierenrijk, het menselijke ras, insan, om aldus de goddelijke geest te voorzien van lichaam – adjsam – die benodigd waren sinds Hij zich centreerde op één punt en van daaruit Zijn stralen verspreidde in een verscheidenheid van zielen.
‘De manifestatie is de uitademing van God en wat door de Hindoes pralaya wordt genoemd – de vernietiger of het einde van de wereld – is absorptie, de inademing van God.
‘Deze grootse visie die Inayat Khan heeft van het begin en het eind van de schepping blijkt enige gelijkenis te vertonen met die theorie van de astronomie die uitgaat van een Big Squeeze, vóór het huidige heelal begon uit te dijen, zodat we:
een soort pulserend
of bonzend heelal [konden hebben, auteur] dat zich, anders dan het zogenaamde
hyperbolische heelal dat onbegrensd moet uitdijen, als een long of een kloppend
hart afwisselend uitzet en samentrekt. Het laatste heelal moet, volgens het ‘meest
zuivere’ mathematische vereiste ‘een eeuwigheid geleden’ – vóór de Big Squeeze – ook uit ‘een oneindige
dunne staat’ zijn samengetrokken. De beide kanten van de Squeeze vertonen ten opzichte van elkaar een geheimzinnige spiegelsymmetrie
– een evenwicht van implosie-explosie, involutie-evolutie – dat valt te
vergelijken met het naderen en verdwijnen van een komeet en uiteindelijk de
sleutel kan leveren voor een inzicht in het begrip tijd.[ii]
[i] Als voetnoot plaats ik hierbij de kanttekening dat de visie vanuit dit boek Levenswetten, uitgegaan wordt van een eeuwig proces, want hier in deze tekst van Inayat Khan suggereren zijn woorden dat er sprake was van ‘dit’, en dus een eenmalig proces, terwijl ik uitga dat er kosmisch als ‘geestelijke’ manifestatie geen beginpunt (big bang) bestond, noch een eindpunt. Alleen de individuele universa en heelallen die ‘materieel’ of ‘stoffelijk’ achtereen geschapen werden en zijn, kenden ieder voor zichzelf een ‘eigen’ big bang en een ‘eigen’ einde via zwarte gaten, zoals door Hiddinga omschreven.
[ii] Deze formulering doet denken aan de tegengestelde krachten en werelden van/tussen ‘materie en antimaterie’ van Hiddinga.