Categorie archief: evolutie

De hemel is eeuwig en de aarde duurzaam  –

  • zolang de aarde nog cycli heeft te doorlopen want die horen afgerond te worden.

Waarom zijn hemel en aarde in staat

eeuwig te zijn en bovendien duurzaam?

Omdat zij nirt op zichzelf zijn gericht,

Zijn zij bij machte eeuwig voort te bestaan.

  • Maar dit is bijbelse kolder.

Hermes Trismegistus [4]

‘Wat is de kracht van de kosmos?

De eeuwige instandhouding van de onsterfelijke wezens, in de vorm waarin zij ontstaan zijn, en de voortdurende verandering van het sterfelijke.’

*Dit antwoord is een prachtig voorbeeld van een gnostieke zin, die voor ‘niet-ingewijden’, ofwel niet spiritueel opgeleide mensen onbegrijpelijk is, omdat ‘we hierin niet zijn opgevoed’, tenzij bekend met de gnostiek en theosofie. Daarom hierbij een uitleg van mijn interpretatie. 1. De ‘eeuwige instandhouding van de onsterfelijke wezens’, zijn alle bezielde wezens in het heelal, want overal aanwezig, maar zijn onsterfelijk vanwege de goddelijke afkomst van die wezens; geschapen door de Bron zelf. De Bron is eeuwig want houdt nooit op te bestaan, dat sowieso geldt voor de geestelijke werelden en sferen, zódat ze onvernietigbaar en ook niet kunnen verdwijnen (door misdaad of anderszins) of ‘opgelost’ worden. De vormen waarin deze wezens ontstaan zijn blijven bestaan, maar zijn wel onderhevig aan evolutionaire processen en kunnen daarom van vorm veranderen en zullen dat gegarandeerd doen, want alles in het heelal en schepping is altijd in beweging en verandert als zodanig. Alleen het fenomeen van het ‘sterfelijke’ of de ‘sterfelijkheid’ is een andersoortig probleem, want onderdeel van de Wet van de Verandering en Beweging, dat overigens ook voor de geestelijke wereld als geheel geldt, maar dan op een andere manier, want óók de Bron evolueert (al kunnen wij ons als 3D’ers ons daarvan niets ‘voorstellen’, en dus ook niets begrijpen.

Maar de kern van deze uitleg is dat het sterfelijk een tijdelijke aangelegenheid is, omdat ieder (half- en grofstoffelijk wezen bestaat op basis van de keuze die de betrokken eeuwige ziel ooit heeft gemaakt om af te dalen naar die grofstoffelijke werelden om daar een individueel Zelfbewustzijn op te bouwen. Dat is noodzakelijk voor alle zielenkernen die ooit een volmaakte schepper willen worden omdat zij in hun DNA een scheppende taak te vervullen krijgen, en dus uit te voeren op microniveau, maar ook op macroniveau als dat in de ziel vastgelegd is. Die zaken liggen dus vast, al is men dat in de stoffelijke werelden niet bewust. Dat bewustzijn ontstaat pas in de fase van de persoonlijke verlichting en dus op de drempel van 5D. maar op deze manier hangt het eeuwige en oneindige van de Bron zelf ook samen met alle grofstoffelijke werelden, omdat zonder die aanloopfase in de stof groei en evolutie van de Bron niet mogelijk is. QED. [Hetgeen te bewijzen of aan te tonen was].

II, 2

Puzzel: ‘Kwaad en de hel bestaan niet in Gods schepping maar alleen in het denken van de mens’

(Bron: Jaap Hiddinga, De reis naar het Licht. 2009; 22)

*Het klopt natuurlijk dat kwaad en hel niet in het Bronbewustzijn voorkomen, maar het merkwaardige doet zich wel voor dat kwaad en hel wel noodzakelijk zijn voor de mens om hem naar de verlichting te leiden, en dus ook uiteindelijk samen te laten vloeien in/met het Bronbewustzijn zelf, zodat kwaad en hel wel noodzakelijke tussenstappen naar dat einddoel zijn. Een soort paradox dus!

Debat over de ‘reptielen’ [5/voorlopig slot]

Op de neergaande boog van de afdaling in de stof wordt de stof door de monaden of ‘zielen’ geëvolueerd of ontrold, en de geest door deze geïnvolueerd en ingerold; maar wanneer het keerpunt wordt bereikt, volgt automatisch het omgekeerde proces, waarin de geest zijn transcendente krachten ontwikkelt, terwijl de stof pari passu haar eigen kenmerken involueert. Het resultaat van dit wonderbaarlijke proces van de natuur geeft ons aldus een beeld van spirituele wezens die zich geleidelijk hullen in gewaden van materiële substantie, anders gezegd ‘lichamen’, en op de opgaande boog maken ze deze lichamen door de evolutie van de geest geleidelijk etherischer, zodat ze tegen het eind van het manvantara van de planeetketen gewaden van ‘licht’ worden.

Toen de evolutie als evolutie met haar werk ophield, begon de involutie – het omgekeerde proces; en daarna sloot de ‘deur naar het mensenrijk’. Dit belangrijke natuurfeit uit de biologie betekende niet alleen dat entiteiten lager dan de mens niet langer het mensenrijk konden binnengaan, maar ook dat nieuwe phyla, nieuwe raciale stammen, niet langer konden worden voortgebracht uit de toen bestaande levenszaden, omdat de processen van het in het leven roepen van nieuwe families, orden en klassen waren beëindigd. Evolutie, of de differentiatie van het ene tot het vele, was opgehouden; haar impulsen hadden voor deze vierde ronde langzamerhand hun kracht verloren. Terwijl er meer specialisaties van wat reeds bestond bleven optreden, in sommige gevallen zelfs ver doorgevoerde, konden vanaf dat moment gedurende de rest van de ronde van deze planeetketen geen nieuwe orden van afzonderlijke dierlijke of plantaardige entiteiten verschijnen.

Vanaf dit keerpunt was involutie de algemene werkwijze van de natuur op deze aardbol; involutie betekent de inwikkeling van de stof en de gelijktijdige evolutie of het tot manifestatie komen door middel van de fysiek reeds ontwikkelde voertuigen van de tot dan toe latente spirituele, intellectuele en psychische functies, processen en zintuigen. Evolutie, zoals hier gebruikt, betekent het ontvouwen van de in de stof latent aanwezige krachten en de inwikkeling of involutie van spirituele eigenschappen; deze involutie verschafte aldus een schat aan vermogens en functies die zich steeds meer terugtrokken naarmate de evolutie of de ontvouwing van lichamen voortging. Op bovengenoemd keerpunt vond de laatste fase plaats van het langzaam in kracht afnemende evolutieproces van de differentiatie in de stof en daarna begon het involutieproces. Op de neergaande of schaduwboog ontvouwt of ontwikkelt de stof zich in talloze vormen en vouwt de geest zich naar binnen of wikkelt zich in. Wanneer de opgaande boog of lichtende boog is begonnen, neemt de involutie een aanvang, en dat betekent de involutie van de stof en het ontvouwen of de evolutie van de geest en zijn vermogens en krachten. De twee processen zijn met elkaar verweven.

De verwekking, geboorte en groei van een kind kunnen misschien als voorbeeld dienen. Vanaf de conceptie tot het keerpunt van de volwassenheid ontwikkelt het lichaam vermogens en krachten, terwijl de spirituele, intellectuele en psychische vermogens min of meer teruggetrokken of omwikkeld zijn. Vanaf het middenpunt van het leven, zeg het begin van de middelbare leeftijd, treedt het omgekeerde proces op. Het lichaam wordt minder actief en minder belangrijk voor het doel van het leven; en pari passu vindt de evolutie plaats van de spirituele, intellectuele en psychische vermogens.

De bezielde soorten die op het bovengenoemde grote keerpunt het menselijke stadium niet hadden bereikt, konden zich daarna niet langer opwaarts ontwikkelen op de opgaande boog en moesten als gevolg daarvan voor hun natuurlijke evolutionaire ontwikkeling hun beurt afwachten tot het volgende grote planetaire manvantara of de volgende ronde. Hoewel het waar is dat gedurende de volgende of vijfde ketenronde de bezielde soorten lager dan de mens – dat wil zeggen de dieren – opnieuw op deze aarde zullen verschijnen en hun evolutiereis zullen vervolgen, waarbij zal worden herhaald wat in deze vierde ronde gebeurt, zij het in omstandigheden die de vijfde ronde met zich mee zal brengen, zal het niettemin, omdat de hele planeetketen zelf nu het proces van involutie doormaakt, steeds moeilijker worden de hindernis te nemen die het binnengaan in het mensenrijk belemmert. De bezielde soorten lager dan de menselijke, zelfs die dateren van het keerpunt in deze huidige vierde ronde, zullen dan alle de neiging vertonen uit te sterven en uit de evolutionaire levensstroom te verdwijnen.

update: Debat over de ‘reptielen’ [4]

Het tweede wortelras plantte zich voort door knopvorming. In plaats dat een deel van de ouder zich afsplitste, zoals in het eerste wortelras, was het proces in het tweede wortelras als volgt: een klein deel van het lichaam, een knop, scheidde zich van de ouder af of viel van de hoofdstam, en begon zich daarna te ontwikkelen tot een wezen zoals zijn ouder. Ongeveer halverwege de levenscyclus van dit tweede wortelras werden deze knoppen talrijker en werden wat zoölogen waarschijnlijk menselijke sporen of zaden zouden noemen, of wat H.P. Blavatsky ‘levend zweet’ noemde. Op die manier verlieten veel van deze knoppen in bepaalde seizoenen het ouderlichaam, nadat de ouderentiteit volwassen was geworden, zoals de sporen of zaden van planten nu doen. Daarna zorgde de natuur voor deze zaden, op een manier waarop tegenwoordig voor de zaden van planten wordt gezorgd. Miljoenen zijn misschien omgekomen, maar miljoenen anderen konden met succes tot wezens uitgroeien met lichamen soortgelijk aan die van de ouders die aan hen het leven hadden geschonken.

Vervolgens ontwikkelde zich na verscheidene miljoenen jaren het derde wortelras uit het tweede wortelras. De geleiachtige substantie van het tweede wortelras was nu geworden tot wat men zacht vlees zou kunnen noemen, dat uit cellen bestond en beenderen begon te bedekken, en huid en haar begon te krijgen, en dat ook rudimentaire of tamelijk goed ontwikkelde fysieke organen ging bevatten. De manier van voortplanting van dit verder gevorderde ras was hermafrodiet of tweeslachtig, dat wil zeggen, de twee geslachten bestonden in de begin- en middenperiode van dit derde wortelras in elk individu daarvan. Met andere woorden, gedurende het grootste deel van de tijd die het derde wortelras duurde, was de hermafrodiete of tweeslachtige gesteldheid die van een dubbel functioneren van de organen die geschikt waren voor tweeslachtige voortplanting, enigszins zoals nog altijd kan worden waargenomen bij bepaalde lagere vertegenwoordigers van het dierenrijk en bij bepaalde planten. Gedurende het laatste deel van het derde wortelras wijzigde deze dubbele functie of tweeslachtige gesteldheid zich echter langzaam naar een gang van zaken waarin in ieder individu de bijzondere kenmerken van het ene of het andere geslacht gingen overheersen, wat op zijn beurt ten slotte resulteerde in de geboorte van individuen van een duidelijk eenslachtig type uit een baarmoeder.

De psychomagnetische activiteiten in die ‘menselijke’ individuen uit dit lang vervlogen geologische verleden brachten een vruchtbare kiem voort die als een ei uit het lichaam werd geworpen, enigszins overeenkomend met het proces dat nu bij vogels en bepaalde reptielen plaatsvindt. Precies zo was het bij het vroege tweeslachtige, eierleggende derde wortelras van ongeveer twintig miljoen of meer jaar geleden. Het ei ontwikkelde zich, maar in die dagen duurde het een jaar of langer voordat het ‘menselijke’ ei werd gebroken en het jong te voorschijn kwam.

Uit het latere derde wortelras ontstond het begin van het vierde of eenslachtige wortelras. Tegen die tijd was het tweeslachtige ras al eonenlang verdwenen, waren de geslachten ‘gescheiden’ en werden kinderen uit de moederschoot geboren. Aanvankelijk toen de geslachten begonnen te ‘scheiden’, werd zo’n wezen misschien als heel ongewoon beschouwd, als een ‘speling’ van de natuur, maar tenslotte waren deze ‘spelingen’ in de meerderheid en werd de huidige methode van voortplanting regel.

Lang voor het tweede wortelras verscheen, was de evolutie in volle gang – evolutie als evolutie (gezien vanuit de materiekant) tegenover involutie. Ze zette haar werk van de ontplooiing van de stoffelijke kant van wezens voort, dat wil zeggen, de ontwikkeling en specialisatie van hun lichamen, zowel van hun organen als van organische functies, totdat het keerpunt van deze huidige vierde ronde werd bereikt. Dit keerpunt vond plaats halverwege het vierde wortelras, dat het Atlantische ras wordt genoemd omdat het centrum van de prachtige beschavingen die toen bloeiden in een continentaal stelsel dat de aarde omvatte, zich bevond waar nu de Atlantische Oceaan zich uitstrekt.

*Vooruitlopend op het einde van dit hoofdstuk mag nu al de conclusie worden getrokken over dit hoofdstuk. Die luidt als volgt: Van ‘kwaadwillende reptielen’, zoals Baudet beweert, is geen sprake omdat ons eigen, maar ook alle overige universa, in onze omgeving inmiddels getransformeerd zijn naar 5D en dus niets duaals meer over zich hebben, in tegenstelling tot wat Baudet beweert. Waar hij zijn opvattingen verdaan heeft is onbekend, en dus lijkt het meest waarschijnlijk dat hij die reptielen-theorie aan de theosofie heeft ontleend, waarmee hij anderzijds onbekend is met de levenscycli die de overgang van 3e naar 5e dimensie ook vastliggen. Wie afdoende thuis is binnen de esoterische literatuur weet dat de aarde in ons eigen universum de enige achterblijver is in 3D en de rest van alle sterren en planeten allemaal in 5D zijn komen te verleren. Er bestaan in onze ‘aardse omgeving’ dus helemaal geen kwaadwillende reptielen meer, maar allemaal hun semi-goddelijke status in 5D bereikt. Daarom zit Baudet er geheel naast.

Debat over de ‘reptielen’ als menselijke soort in de grijze oudheid en dat nu misbruikt wordt door ‘complottheoristen’ [3]

‘Wat de fysieke substantie betreft leek het tweede wortelras enigszins op kwallen. Ook zij werden uit welwillendheid menselijk genoemd, omdat ze de voornaamste en treffendste kenmerken en eigenschappen van de menselijke soort nog niet hadden ontwikkeld: de psychische, mentale en spirituele vermogens die gezamenlijk hun werk doen door middel van ijle en onzichtbare omhulsels, die op hun beurt samen werken om zich door middel van een fysiek lichaam tot uitdrukking te brengen.

Het waren ‘omhulsels’ in die zin dat ze nog niet zelfbewust waren vervuld met de spiritueel-intellectuele dhyani-chohanische essenties en krachten, zoals ook een klein kind vanaf zijn geboorte een menselijk ‘omhulsel’ is in bovenbedoelde zin, totdat de langzaam incarnerende dhyani-chohanische essentie of het psychomentale fluïdum van zijn incarnerende ego zich begint te manifesteren.

Het wortelras plantte zich voort door deling, dat wil zeggen, doordat een deel van de ouder afbrak en dit deel zich ontwikkelde om precies zoals zijn ouder te worden, bijna op de manier die levende cellen nu volgen. Een levende cel is een geleiachtige, halfastrale entiteit. Het woord ‘geleiachtig’ geeft een tamelijk goede beschrijving van het stadium tussen het stevige vlees en de etherische maar toch halfzichtbare ijlheid van het lagere astrale. Vlees is in feite verdichte of compacter eerste geworden astrale substantie – de dichtste astrale en de ijlste fysieke stof zijn praktisch identiek. De twee rijken, het lagere astrale en het etherisch-fysieke versmelten hier; er is absoluut geen scheidslijn tussen beide.

In de eerste stadia van zijn evolutionaire ontwikkeling zou men het eerste wortelras reusachtige astrale cellen of puddingzakken kunnen noemen. Deze cellen plantten hun soort voort en werden vervuld met de astrale essentie van het laagste fluïdum van de dhyani-chohans. Gedurende de evolutionaire levensloop van het eerste wortelras ondergingen deze cellen kleine wijzigingen in vorm en grootte die doen denken aan die van de amoebe, en gingen geleidelijk steeds meer lijken op het astrale type waaromheen ze zich in de loop van de eeuwen langzaam kristalliseerden. Dus toen het tweede wortelras op het toneel verscheen, was de soort van dit nieuwe ras – een evolutionaire voortzetting in de tijd van het eerste wortelras – al een duidelijke hoewel onvolmaakte vorm gaan vertonen van wat in latere eeuwen tegen het eind van het derde wortelras lichamen met een menselijke gedaante moesten worden, die menselijke kenmerken bezaten, hoewel zelfs deze nog onvolmaakt waren, vergeleken met het fysieke gestel van de mens van nu.

De natuur herhaalt zich overal. Zoals in het geval van een mens: zijn eerste fysieke verschijning is een microscopisch kleine cel of ei dat langzaam de zich herhalende stadia doormaakt van de evolutieweg die het ras in het verleden heeft afgelegd, tot het embryo dat – na zijn verschillende aanpassingen tijdens de ontwikkeling in de baarmoeder te hebben voltooid – nu menselijk is geworden, als een kind wordt geboren en vanaf de geboorte geleidelijk de innerlijke psychische, mentale, intellectuele en spirituele vermogens, die de mens werkelijk tot mens maken, begint te manifesteren. Hier hebben we een zich herhalend beeld van de stadia van evolutionaire ontwikkeling die achtereenvolgens door het eerste, het tweede, het derde en het vierde wortelras werden doorlopen – terwijl onze huidige menselijke stam met al zijn verschillende soorten of variaties het vijfde wortelras wordt genoemd.

*Tot slot van dit derde deel meld ik dat hierboven de algemene evolutionaire eigenschappen van het menselijk leven op aarde zijn gekwalificeerd, maar dat alle genoemde eigenschappen per wortelras op andere bewoonde planeten weliswaar op basis van dezelfde universele grondbeginselen zijn vastgesteld, maar dat per planeet andere plaatselijke natuurwetten gelden, maar dat ze allemaal op enigszins verschillende vormen van uitwerking worden voorzien, maar uiterlijk totaal anders van uiterlijk kunnen zijn. Zo zijn we geheel gewend aan onze eigen menselijke trekken op aarde, terwijl dezelfde mensheid op andere plaaneten totaal onherkenbare trekken hebben die bij ons. Zo bestaan er planeten met mensenrassen die inderdaad zichtbaar zijn als reptielen en draken maar toch mens zijn en ook wij op aarde hebben op alle bewoonde planeten een of meer levens doorgebracht. Waarom is dat zo? Omdat wij groeien naar het volmaakte bronbeeld van de Grote Bron of Geest, met ervaring op alle planeten of zonnen aangezien we niet zelfscheppend kunnen worden als we niet onder die omstandigheden zelf levens hebben meegemaakt. Zo is er wel een heel ‘merkwaardig’ voorbeeld van een mensenleven beschreven in de vorm van zielenwezens die leven in een massieve steen en die zich ook via die steenmassa kunnen verplaatsen om die levenservaring op te doen, want onder de Liefde van de Bron is alles mogelijk. En ieder verzoek wordt ook gehonoreerd als het niet strijdig is met de kosmische beginselen of levenswetten, noch in strijd met het eigen evolutiepad dat inmiddels doorlopen is want ‘zo maar wat kiezen’ is zinloos en wordt niet goedgekeurd. En wat dit laatste aspect betreft, ieder leven dat gaat aanvangen met een geboorte op een bepaalde planeet of een ster wordt in overleg met de eigen gidsen en Meesters vastgesteld in de blauwdruk – levenscontract – voor dat leven. Niets gebeurt zonder toestemming van de Bon en wat betreft levens met het doel om oud karma te vereffenen, kunnen levens gepland worden waarin het ene ongeluk na het andere ongemak en andere teleurstelling kan plaatsvinden. De aardse gewoonte om ‘God’ de schuld te geven van dat ongemak is daarmee ook te verklaren als een grote denkfout die de aardse mens maakt (vanwege een verkeerde ouderlijke opvoeding) die zelf onwetend waren over de universele levenswetten omdat het allemaal gebaseerd is op vereffening en dus uitzuivering van oud karma van één of meer verschillende verkeerd gelopen levens waarin de betrokken ziel negatief karma heeft opgebouwd door onjuiste keuzes en handelingen. ‘God’ de schuld geven is ook onzin omdat de ‘persoonlijke’ God niet bestaat; de Bron is goddelijk volmaakte Universele Energie, Zelfbewuste Energie.

update:: Debat over de ‘reptielen’ die dienst doen als ‘complottheorie’ [1]

In verband met het begin deze week publiekelijk gelanceerde debat over de ‘reptielen als complottheorie’, begin ik nu aan een serie over de theosofische visie over de evolutie van mens en dier – wat haaks staat op de wetenschappelijke neodarwinistische leer – maar waarin het woord reptiel voorkomt en daarom de moeite van het nader bestuderen waard is.

Hoofdstuk 7 handelt over ‘de evolutie van mens en dier’ (in: ‘De esoterische traditie’ van auteur Dr. G. de Purucker) komt we de eerste verrassing al tegen, namelijk dat de mens niet is ontstaan als zoogdier en dus als diersoort, maar omgekeerd, namelijk alle bezielde wezens uit de mensheid of menssoort zijn ontstaan. Dat gebeurde uit een heel lange evolutieweg namelijk verdeeld over 5 (of zelfs 7) ‘ronden’ en wij leven in de vierde ronde en zijn op weg naar ronde 5. Omdat dit uitgangspunt vanuit de theosofische esoterie in onze oren als totaal nieuw (en in sommige ogen wellicht wereldvreemd) klinkt, eerst een citaat van de eerste twee alinea’s):

Op welke manier kwamen de dieren uit de mens voort? In de eerste plaats is de leer niet dat alle diersoorten in de huidige vierde ronde, deze grote levenscyclus op onze aardbol, uit de mens voortkwamen. In deze vierde ronde was dat alleen het geval met de zoogdieren, dat wil zeggen de dieren met borsten en met een wervelkolom en voortplantingsorganen die vanaf het begin tot op de huidige dag dezelfde cyclische veranderingen ondergingen in bouw en functie als bij de ontwikkeling van de mensheid plaatsvonden. Alle andere diersoorten, vooral de lagere orden daarvan, zijn evolutionaire overblijfselen in deze huidige vierde ronde van de grote zich ontwikkelende klassen van het dierenrijk die in de derde ronde op deze aarde op het toppunt van hun evolutie waren. Anders gezegd, alle bezielde entiteiten in de sterk verschillende evolutiestadia lager dan dat van de mens en van de andere niet-menselijke zoogdieren, kennen we nu als overblijfselen van de derde ronde, maar in deze huidige vierde ronde zijn ze in hoge mate gespecialiseerd.

*In de eerste plaats is er dus sprake van een 100% andere evolutietheorie dat het voor onze generatie ook erg moeilijk maakt om hier ‘greep op te krijgen. ‘maar er bestaat zoveel kritiek op de huidige neodarwinistische theorie of leer, en los daarvan omdat ik ook al jaren bezig ben om de theosofie te bestuderen, ben ik ervan overtuigd geraakt dat deze theorie mij veel meer aanspreekt dan de traditionele biologie en evolutieleer. Die mij met de wijsheid van vandaag nooit heeft aangesproken. Ik herinner me ook niets meer van de biologielessen op school. Maar daarbij ook een kanttekening van mijn kant: ik vind de theosofie heel erg interessant en die leer spreekt mij ook erg aan maar ik ben geen theosoof omdat ik op belangrijke punten ook volkomen oneens ben met dat denken. Daarvan ik kan er geen voorbeelden geven – op dit moment – omdat het om detailpunten gaat; en die schieten me nu niet te binnen. Voor mij maakt het niets uit of de mens uit de ene cyclus of de andere is voortgekomen. Anderzijds heb ik een esoterische visie op het ontstaan van het heelal, universum en zonnestelsels, waarin de mensenziel een heel bijzonder plaats inneemt, en dat valt in mijn komende boek te lezen.

In de tweede plaats heb ik nooit geloofd dat de mens een ‘zoogdier’ was, maar een zelfstandige tak of soort als ‘mensentak’, ‘mensenrijk’ of ‘mensensoort’, volkomen losstaand van het dierenrijk. Punt.

In de derde plaats tot slot is de verklaring of het uitgangspunt dat ‘de mens niet is ontstaan als zoogdier en dus als diersoort, maar omgekeerd, namelijk alle bezielde wezens uit de mensheid of menssoort zijn ontstaan, ook voor de traditioneel opgevoede mens onbegrijpelijk. Alles staat in dit theosofische model op de kop en de mensheid krijgt dus in de toekomst te maken met de vraag welke theorie of leer de definitief geldige is. Dit gaat gebeuren omdat de waarheid op elk thema en wetenschapstak naar boven komt en die vormde gezamenlijk de nieuwe werkelijkheid die nu gaan binnentreden. De huidige wetenschap bestaat over tien jaar niet meer, want dan getransformeerd naar de universele en multidimensionale wetenschap van de kwantumwereld.

‘Grote aantallen klassen van wezens waren in lang vervlogen tijden op deze aardbol op het hoogtepunt van hun evolutie, en zelfs tijdens deze vierde ronde, maar ze zijn nu volledig van het toneel verdwenen en lieten alleen hun fossiele resten achter. De grote reptielen zijn daarvan een voorbeeld, ondanks het feit dat veel reptielen die het door de eeuwen heen hebben volgehouden zelfs tot in onze tijd, overblijfselen zijn die om de een of andere reden erin zijn geslaagd door de verschillende geologische tijdperken heen tot nu toe te overleven. Deze sishta’s of resten of levenszaden van deze overgeblevenen uit de derde ronde waren in de meeste gevallen al aan het begin van de vierde ronde op onze aardbol, voordat het eerste wortelras van ‘mensen’ in deze vierde ronde op deze bol verscheen.

*We zien hier dus het verschijnsel ‘reptielen’ verschijnen, waarmee Baudet dus een poging doet om een complottheorie over de wereldomvattende elites ingang te doen vinden.

‘Ze werden alleen uit welwillendheid ‘mensen’ genoemd, en waren de oorspronkelijke protoplastische verschijningsvormen van de ware mens of mensheid die in veel latere tijdperken zou volgen. Ze worden ‘mensen’ genoemd, enkel om hen te identificeren als de oorsprong die ze in hun eigen tijdperk van evolutie zijn geweest, van wat later de mensheid werd. Ook moet dit ‘eerste wortelras’ op geen enkele manier worden beschouwd als dieren of als de veronderstelde oorspronkelijke dierlijke stam waaruit de mensheid van nu in opeen volgende stadia van evolutie zou zijn voortgekomen, en waar de tegenwoordige mensheid haar directe evolutionaire voorgeslacht op zou moeten herleiden. Het waren geen dieren, hetzij zoogdieren of andere dieren, maar astrale prototypen die in verschillende grote families of orden bestonden en waarvan de huidige mensheid rechtstreeks en in een ononderbroken levensstroom afstamt.

*Samenvatting van deze eerste blog in deze serie: de mens is een afzonderlijke wezenssoort die geheel losstaat van andere bezielde wezens in de grote variatie die er universeel en kosmisch bestaat, op alle levende planeten(stelsels) en zonnestelsels. De mens op aarde is geen uniek verschijnsel maar is bezielde ‘levensentiteit’ wel een heel unieke soort aangezien ieder mens – op welke planeet dan ook – een doel als eindpunt kent en dat is op te gaan in de goddelijke Bron en scheppende godheid te worden. .

[Bron: https://www.theosofie.net/onlineliteratuur/et/hfs7.htm%5D

Menselijke evolutie via tijdperken om van dierlijk bewustzijn naar goddelijke bewustzijn te groeien met de vrije wil

[Bron: W. Gijsen en B. Donceel, Openbaringen over de ziel. 2021; 17]

‘Wat is de bedoeling van die tijdperken? [‘de menselijke evolutie verloopt door verschillende tijdperken heen’]

*De mens dient te evolueren van een dierlijk stadium naar een goddelijk stadium. Daartoe heeft hij een vrije wil gekregen om eigenhandig het nodige inzicht te vergaren. Aanvankelijk is de mens onbewust en wordt hij gedreven door zijn instincten net zoals dieren. Door zijn vrije wil te gebruiken kan de mens zelf zijn bewustzijn ontwikkelen. Zo kan hij zelf leven vorm geven en een goddelijke status bereiken. De tijdperken activeren verschillende bewustzijnsniveaus bij de mens die hem helpen te evolueren van onbewust tot bewust.’

Mijn aantekening hierbij: het verschil tussen mens en dier is – ondanks de mens die ook zoogdier is/of genoemd wordt  – altijd onduidelijk gebleven. In deze passage staat heel duidelijk dat de mens wordt gekenmerkt door de vrije wil (en die is onmogelijk zonder actief denkwerk en ‘zoeken naar de zin van het leven’ dat dieren niet kennen. Een dier heeft alleen zijn soortafhankelijke instincten. De beginnende mens op planeten moeten dat met hun instinctieve dierlijke instincten doen die kunnen uitgroeien tot het bewuste goddelijke bewustzijn. Daar komen dieren nooit aan toe. Dit is volgens mij het essentiële verschil tussen het mensen- en het dierenrijk, dat onderling wel van elkaar afhankelijk is, maar als de mens eenmaal uit de dualiteit van de aarde is vertrokken omdat hij zijn lichtwezen heeft verkregen en verlicht is geworden, dan heeft hij zijn dierlijke eigenschappen ook geheel losgelaten.

Christusbewustzijn en apostelen

[Bron: William Gijsen en Joke DeWael, DNA-code van de ziel; 2008;168]

Vraag: Wat houdt het Christusbewustzijn in?

*Een Christus is iemand die bewust meewerkt aan het goddelijke plan. Daartoe evolueert hij door de sferen heen om wanneer hij uiteindelijk terug is, op te gaan in de goddelijke eenheid, wat door meerdere religies beweerd wordt. de mens heeft de potentie om gelijk aan God [dus de Bron] te zijn.

Jezus heeft daar wel over gesproken omdat hij de evolutie van de mens aan enkele ingewijden heeft verklaard die in staat waren deze kennis te (be)vatten.

Vraag: Waren zijn volgelingen dan niet in staat om dit te begrijpen?

*Slechts diegenen van wie het wijsheidsniveau ver genoeg geëvolueerd was.

Vraag: Dat waren toch zeker wel alle apostelen?

*Niet noodzakelijk, zelfs onder hen vond je eerste, tweede en derde sferen.

Vraag: Ik was er heilig van overtuigd dat alle apostelen verlicht waren!

*Geen enkele apostel bevond zich reeds in de derde sfeer zevende trap.

Vraag: Wie van zijn volgelingen stond dan spiritueel gezien het verst?

*Het zal jullie verwonderen, maar dat waren twee vrouwen. Maria, de moeder van Jezus, zat in de sfeer/trap 3/4 en Maria Magdalena zat in 3/3.

Chaos, Meesterschap en planetenbewustzijn

[Bron: Ute Kretzschmar, Over chaos en goddelijke verandering, 2013; 7-8; 15-16]

Start van pp. 7-8: op deze site de blog van 10 augustus 2021. Plus: op 8 juli 2021:  ·

[De Aarde bevindt zich sinds december 2012 energetisch in een parallel(le) universum en daarom is er zoveel chaos overal om ons heen.’

15-16] Goed, in het duale universum maken jullie een proces door en aan het einde gaat het richting eenheid. Dat klopt. En ook de planeten van het duale universum maken een vergelijkbaar proces door. Wanneer jullie het spel doorhebben, verlaten jullie dit duale universum weer – het is een ervaringssfeer voor geestelijke wezens die graag een ‘verstopspelletje’ willen meemaken. Als jullie deze wetmatigheden begrijpen, wordt jullie interesse voor dit spel minder en zullen jullie de incarnatiecyclus proberen te beëindigen. Dit geldt ook voor het planetenbewustzijn – als het de hoogste trilling heft bereikt, keert het terug naar de goddelijke bron.

Er bestaat echter ook een speelplan dat verder gaat. Als wij nu zeggen: het planetenbewustzijn keert terug naar de goddelijke bron, betekent dat niet dat het duale universum ophoudt te bestaan, maar dat het wordt vervuld met nieuw bewustzijn.

Vraag: Wanneer zoveel zielen nu meesterschap verwerven en hun incarnatiecyclus beëindigen, komt er dan meer harmonie op deze planeet? Als er zoveel mensen weggaan, wie blijven er dan nog over?

Kuthumi: Binnen enkele generaties komt er al meer harmonie. Mijn beste, zoals ik al zei, de planeet Aarde staat in uitwisseling met de bron. Ook planetenbewustzijn komt voort uit de goddelijke bron en keert hoer weer naar terug. Maar we willen hiermee geen druk op de ketel zetten, hier gaan nog wel een paar generaties overheen.

Vraag: Wat verstaan jullie onder ‘een paar generaties’? bedoelen jullie daarmee een tijdsbestek van honderd of misschien tweehonderd jaar?

Kuthumi: Mijn beste, we kunnen deze vraag slechts voor een deel beantwoorden. Er is geen druk wat tijd betreft, er worden nog steeds kinderen geboren. Zolang er nog liefhebbers zijn die op deze opstijgende planeet willen incarneren, gaat het gewoon door! Maar met elke volgende generatie wordt de trilling hoger, en de zielen die afscheid nemen, zullen heel vaak niet opnieuw worden geboren en het duale universum verlaten. Daardoor zal de overbevolking langzaam maar zeker afnemen.

[17] Een planeet met zo’n hoge trilling is niet geschikt voor jonge zielen om te incarneren. Op een nog later tijdstip zullen jullie deze planeet dan ook geleidelijk aan bij helder bewustzijn kunnen verlaten. De atmosfeer wordt steeds fijnstoffelijker, en jullie zijn in staat om te switchen tussen de verschillende werelden. Ooit zullen jullie van gene zijde op de planeet Aarde kunnen springen zonder te incarneren. De voorwaarden zijn dan dezelfde als in de fijnstoffelijke sferen. Jullie kunnen dan naar en van de Aarde gaan zonder te sterven of geboren te worden. En als die tijd os aangebroken, neemt het planetenbewustzijn afscheid en keert het terug naar de goddelijke bron. Maar dat is allemaal nog toekomst!