(Tjesse Riemersma, Katern Religie En Filosofie/Trouw, 8-5-24)
Denken boekrecensie: Object georiënteerde ontologie
Een nieuwe theorie van alles Graham Harman
Vert. Niels Hexspoor en Michiel Poorthuis Boom; 272 blz., € 24,90
De auteur
De Amerikaanse filosoof Graham Harman is verbonden aan het Southern California Institute of Architecture. Zijn denken is geïnspireerd door Martin Heidegger en Bruno Latour, over wie hij verschillende boeken schreef.
Het boek
Er kleeft iets onzorgvuldigs aan de socratische bescheidenheid die Graham Harman predikt. ‘Het enige wat ik weet, is dat ik niets weet’, verklaarde de oud-Griekse denker enkele eeuwen voor Christus. ‘De realiteit is de rots waarop onze schepen altijd stuklopen’, voegt de Amerikaanse metafysicus daaraan toe.
Harman begint dit boek met Donald Trump, die kort voor de publicatie van de Engelstalige versie in 2016 verkozen werd. In dat jaar werd post-truth het woord van het jaar en maakten stemmingsmakers als astrofysicus Neil deGrasse Tyson zich van de weeromstuit hard voor ‘objectieve feiten’ binnen de politiek, zo niet voor een volledig technocratische staat. ‘Waarheid en kennis worden op deze manier naar voren geschoven als het tegengif voor een relativisme dat naar believen ‘alternatieve feiten’ bedenkt’, aldus Harman.
In dit vlot geschreven boek introduceert hij zijn ‘objectgeoriënteerde ontologie’, naar eigen zeggen ‘één van de meest uitdagende filosofische theorieën’. Met deze metafysische theorie wil Harman iets zeggen over de fundamentele eigenschappen van de realiteit. Kort door de bocht: alles in de wereld, van de VOC tot een sneeuwscooter en ook de mens, is in zijn ogen een object.
Harman behoort daarmee tot de filosofen die de grenzen tussen mens, dier en techniek proberen te vervagen. Objecten bezitten volgens Harman een essentie die ondoorgrondelijk is voor andere objecten. Ze zijn niet te reduceren tot hun effecten, zoals relationele denkers als Bruno Latour weleens stellen, noch tot een substantie, zoals voor de moderne tijd vaak gedacht werd. Deze inzichten tellen op tot een soort vuistregel: denk niet dat je de realiteit volledig kunt begrijpen.
Het is een prima vuistregel, maar oppervlakkig is hij ook. Ik vraag me af of je er een metafysische theorie voor nodig hebt.
Tussen Neil deGrasse Tyson en Donald Trump lijk je al snel een baken van nuance en bescheidenheid. Maar door het boek met die tegenstelling te beginnen, geeft Harman een lang en bij vlagen prikkelend antwoord op een saai en uitgekauwd probleem.
Juist in de ruimte tussen objectieve zekerheid en losgeslagen relativisme liggen de moeilijke vragen. Hoe kan het bijvoorbeeld dat, wanneer je zowel Geert Wilders als het KNMI een gooi laat doen naar de weersvoorspelling, het KNMI het vaakst in de buurt komt van het daadwerkelijke weer? Hoe maakt democratie ruimte voor zulke statistische feiten, zoals in het geval van klimaatscenario’s en stikstofmodellen, waarmee niemand stelt een absolute claim op de realiteit te hebben, maar die desondanks robuuste voorspellingen geven?
En wat als onzekerheid juist een excuus wordt om bestuurlijk optreden uit te stellen? De Nederlandse staat en de gasbedrijven wisten het dichtdraaien van de Groningse gaskraan daarmee lang te rekken. Eerst goed onderzoek, zei Henk Kamp toen de relatie tussen de gasboringen en de bevingen allang bekend was. Wat is socratische bescheidenheid dan nog waard?
Typerende passage
‘Waarheid is niet het juiste woord om aan te voeren tegen Donald Trump. Er is geen waarheid: niet omdat niets reëel is, maar omdat de realiteit zo reëel is dat elke poging om die in letterlijke termen te vertalen gedoemd is te mislukken.’
Reden om het boek te lezen
Harman doet zijn theorie uit de doeken door de contrasten met andere denkers op te zoeken. Naast Heidegger, Derrida en Foucault komen ook hedendaagse denkers als Timothy Morton en Jane Bennett aan bod. Soms doen die vergelijkingen aan als een academisch spelletje, maar het boek is hierdoor erg rijk aan verwijzingen.
Reden om het boek niet te lezen
Harman is daarbij niet altijd eerlijk. Zo drukt hij de Nederlandse medisch antropoloog Annemarie Mol in het hoekje van de ‘radicale relativisten’ – ieder zijn eigen werkelijkheid – om haar daar vervolgens op af te rekenen. Die stroman past slecht bij haar werk. Mol laat juist zien dat verschillende werkelijkheden op praktische wijze samenhangen; dat er niet één waarheid is, maar ook niet oneindig veel.
*Boeiende slotzin, maar de hele recensie is ook interessant, maar te complex om al kanttekeningen bij te plaatsen, zodat dat t.z.t. nog zal plaatsvinden.
https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/2168/pages/32/articles/2036037/33/1