‘Een kleine geschiedenis van het zelf’ @groene #ziel #geest #zelfkennis #Oosterse-inzichten

Stelling: Aangezien in de inleidende zin hieronder wordt gesteld/geponeerd dat ‘we er nog niet uit hoe lichaam en geest zijn verbonden’, valt het tegendeel te bewijzen, als er maar de oosterse religies zoals de veda’s, hindoeïsme, boeddhisme en taoïsme bestudeerd worden, maar dat gebeurt niet omdat die wijsheden ‘een ver van mijn bed’ gegeven zijn. Daarom hierbij het antwoord: de westerse wetenschap met haar materiële paradigma – dat de geestelijk/spirituele thema’s niet thuis horen in de meetbare onderzoekswerkelijkheid -, maakt dat er dus bestaande oeroude teksten en antwoorden op deze levensvragen onbenut blijven. Die antwoorden bestaan dus wel: er bestaat een verband tussen lichaam, geest en ziel maar die is niet onbekend omdat in deze westerse wereld nog uitgegaan wordt van 19e eeuwse darwinistische basisbegrippen en niet verder is gekomen dan dat alleen. Daarvoor zijn de academische paradisma’s  verantwoordelijk. Tragisch, maar waar.  

Kun je jezelf eigenlijk wel kennen?

Sinds mensenheugenis zijn we er nog niet uit hoe lichaam en geest zijn verbonden. Lukt het ons ooit een coherent beeld van ons zelf op te bouwen? Overpeinzingen vanuit een hersenscanner.

*Deze zin klopt inhoudelijk dus niet; geestelijke wijsheid uit het oosten wordt in ons werelddeel genegeerd.

Arthur Eaton, De Groene A’dammer, 21 december 2022 – verschenen in nr. 51-52

‘U mag de rode lijnen volgen naar de afdeling neurologie.’ Mag, zegt de vrouw achter glas, alsof ik een keuze heb. Dus ik achter die lijnen aan.

Als ik de afdeling heb gevonden, trek ik een nummertje en ga ik zitten. Om me heen allemaal grijze bolletjes die omhoog turen naar een scherm waarop steeds nummers verschijnen. ‘Mijn beurt’, zegt de oude baas in een stoel tegenover me, en staat met moeite op.

Dit ziekenhuis is ooit gebouwd als een dependance van een kerk. Het zit nog in de naam. In het aangezicht van leed en ziekte zijn we allemaal verloren zielen, denk ik een beetje pathetisch terwijl ik mijn rugzak neerzet. Erg lang kan ik er niet op mediteren, mijn nummer verschijnt al gauw.

Ik word opgehaald door een vriendelijke zuster. Ze geeft me een soort schort en laat me zien waar ik me kan omkleden. Als ik klaar ben, legt ze me geduldig uit wat een fMRI is – een serie scans van de hersenen die de activiteit ervan in kaart brengen – en hoe de machine werkt. Het ding ziet eruit als een vliegtuigmotor. ‘Wil je muziek op?’ vraagt ze. ‘Het is nogal een lawaai daarbinnen.’ Liever niet, maar ik krijg toch twee oortjes in zodat de vrouw me tijdens de procedure instructies kan geven.

Het infuus is voor de contrastvloeistof, zegt ze. ‘Zit het allemaal goed zo?’ Zo ongeveer wel ja. Het laatste wat ik zie voordat ik de magnetron word ingeschoven is het bekende blauwe logo van Philips. Vreemd geruststellend in deze context. ‘Knipper als je me kunt horen.’ En dan ontstaat me toch een kabaal.

Ik probeer het geluid te negeren door mezelf af te leiden. Wat is een betere plek om na te denken over de geschiedenis van het zelf dan in een hersenscanner? Elke keer als een elektronische stem zegt: ‘de volgende scan duurt vijf minuten’, moet ik aan Lieke Marsman denken.

De meesten van ons hebben een vanzelfsprekend gevoel van innerlijke samenhang. Het gevoel dat alles wat we zien, voelen en ervaren niet gefragmenteerd en onsamenhangend is, maar op de een of andere manier bij elkaar hoort. Gedachten, herinneringen, gevoelens: ze zijn van ‘mij’. We weten allemaal waar we het over hebben als we ‘ik’ zeggen, en toch is het een glibberig onderwerp.

*Geen glibberig onderwerp als we de moeite zouden nemen om geestelijke literatuur tot ons te nemen.

Probeer maar eens uit te leggen wat dat zelfgevoel precies inhoudt. Als ik het heb over mijn ‘zelf’, heb ik het dan over mijn innerlijke theater van gedachten, of de contouren van mijn huid? Waar eindigt mijn lichaam en begint mijn geest? Kan ik mezelf eigenlijk wel kennen?

*Zelfgevoel zijn alle gevoelens die door je eigen persoonlijkheid worden opgeroepen bij alles wat we thuis of buitenshuis observeren en waarnemen; over jezelf of over de indrukken die van buitenaf bij jezelf binnenkomen. het gaat dus inderdaad over je eigen innerlijke theater van je gedachten maar niet per se over de contouren van mijn huid, tenzij de huis irritaties oplevert. Dan word je erop attent gemaakt. E  wat betreft het onderscheid tussen lichaam en geest, ook een simpel antwoord: de geest is ‘de wereld van’ het eigen denkwezen (hersenen) maar ook gecombineerd het je gevoelsindrukken. En de slotzin is voor velen een vraag, maar voor geestelijk bewust levende mensen een feit: je kunt jezelf zeker kennen als je ook de hier genoemde basisbegrippen lichaam/geest/ziel goed hebt overdacht en daar komen de meeste mensen moet aan toe. Helaas, want dat zou veel gepieker overbodig maken.

‘Voor een denker als Descartes was het duidelijk: ik denk, dus ik ben. Het is het beroemdste gezegde uit de westerse filosofie. Dat samenvallen van het zelf met je gedachten was lange tijd de norm. Ver vóór Descartes zei de Egyptische filosoof Plotinus al iets soortgelijks. Nog altijd is ons zelfbewustzijn een belangrijk aspect van ons zelf, maar niet meer het enige.

Er zijn veel verhalen te vertellen over de geschiedenis van het zelf. Een overzicht schiet noodzakelijk tekort. U moet het me maar vergeven: ik lig in een hersenscanner, tenslotte.

*Als je in een hersenscanner terecht bent gekomen, dan is het te laat om met die vragen aan de gang te gaan, want heb je die kansen om dat te overdenken al ruimschoots laten liggen.

Ooit, laten we zeggen in de Middeleeuwen, hadden we een ziel. De ziel was immaterieel en onsterfelijk; heel en ondeelbaar. Na mijn dood leefde mijn ziel voort. Ergens, in een hemel of een hel, of iets ertussenin, dolen nu nog alle talloze zielen van de mensen die tot nu toe leefden. Althans, dat stel ik me zo voor.

*Ook hier klopt de eerste zin niet: het is geen kwestie dat we ‘ooit’ een ziel hadden, aangezien ieder mens – en levend wezen dat bezield is – een ziel heeft. Dat is het brondeeltje dat ik ieder mens altijd aanwezig is en op aarde binnen in je eigen lichaam, dat als ‘energiedeeltje’ ergens in je lichaam ‘ligt’ of ‘aanwezig is’; maar inderdaad ‘immaterieel’ (onstoffelijk) en daarom door geen arts of medisch meetinstrument aanwijsbaar/zichtbaar.

Mijn lichaam was gastheer van de ziel. Als je geboren werd kwam je ziel in je lichaam, verbleef er een poosje, stuurde het geheel aan, en verdween dan weer met de dood. Lichaam en ziel stonden zo tegenover elkaar. Dat was eeuwenlang de overtuiging van velen, in Europa althans: dat het stoffelijke lichaam aan de ene kant stond, en de onsterfelijke ziel aan de andere.

*Vanuit de oosterse ‘wijsbegeerte’ – lees: genoemde geestelijke literatuur – klopt het bovenstaande ook niet: in plaats van “Mijn lichaam was gastheer van de ziel” zou het anders – omgekeerd – geformuleerd kunnen worden, namelijk dat de eeuwige ziel bij de geboorte op aarde plaats neemt in het lichaam –  in dat net geboren babylijfje – en dat tot aan het overlijden – na een lang of kort leven – daarin blijft leven, omdat de ziel dan vertrekt naar een volgende levensbestemming elders binnen het uitspansel en het lichaam dus ophoudt te functioneren; omdat het stervensproces intreedt. De ziel van een ieder is onsterfelijk en dus ‘eindeloos en oneindig lang’ levend – door alle universa heen – maar ieder lichaam – als reisinstrument – is tijdelijk omdat het gebonden is aan de aarde omdat we anders niet kunnen eten en reizen. Zodra de ziel vertrekt, heeft het lichaam zijn doel en taak bereikt en beëindigd.

Zo zadelde de predikant ons op met een zondig lijf en een geest met morele verantwoordelijkheid. De geneeskunde ontwikkelde zich juist in tegenovergestelde richting: zij beschreef het lichaam als een soort ontzielde machine, waardoor we ziekte zijn gaan zien als een mechanisch defect.

*Deze onvolmaakte wereld én wetenschappelijke onvolmaakte medische sector kunnen vanwege deze beperkte – dus die onvolmaaktheid – omstandigheden niets anders dan maar een verklaring te verzinnen: onze kennis reikt niet verder dan de veronderstelling dat het lichaam als een soort ontzielde machine gezien moet worden. Dat is je reinste flauwekul en dus onjuist omdat de biologische en medische wetenschap de verkeerde weg of richting is ingeslagen: het lichaam is geen ontzielde machine, maar omgekeerd: het lichaam is dat wat voor de mens zo belangrijk is, kunnen eten en zichzelf in leven houden, waarbij het gestuurd wordt door de ziel en gevoed/gestuurd door kennis over morele verantwoordelijkheid. We mogen rustig aannemen dat iedere oosterse – Aziatische en mogelijk ook Afrikaanse – arts de functie van de zie heel goed begrijpt en zelfs vanuit zijn cultuur heeft meegekregen in de eigen opvoeding. Geen probleem dus. Alleen het westerse denken is achtergebleven.

‘In de zeventiende eeuw werd die harde scheiding tussen lichaam en geest in twijfel getrokken door Verlichtingsdenkers, in het bijzonder door John Locke. Nu hoor ik u denken: John Locke? Was dat niet de Engelse liberale politiek filosoof? Ja, ook. Maar naast filosoof was hij arts, en hij bedacht dat een deel van onze ziel afhankelijk moet zijn van het lichaam: een deel van de ziel hóórt volgens hem bij het lichaam.

*Interessant weetje!

Ik zie het hem schrijven, bij kaarslicht: ‘The body too goes to the making of the man.’ En net als ons lijf, kan het lichamelijke deel van onze ziel ziek of gezond zijn. Niet goed of fout, zoals onze christelijke broeders dachten, maar ziek of gezond.

Dat luidde een nieuwe manier van denken over onszelf in. Een die voortduurt tot op de dag van vandaag, en waardoor we misschien wel kunnen zeggen dat de grondlegger van de psychologie niet Descartes is, en zeker niet Freud of Jung, maar John Locke. Hij noemde dit materiële aspect van de ziel de ‘mind’. En zijn inzicht leidde tot de studie van de moderne psychologie: het categoriseren, beschrijven en proberen te begrijpen van het materiële aspect van de ziel.

*Over dit laatste zijn meningsverschillen mogelijk. De oosterlingen kennen geen ‘materieel aspect van de ziel’, maar een volwaardig immaterieel en dus geestelijk deeltje nondualiteit in het menselijk lichaam waardoor de Bron contact kan onderhouden met ieder lichaam en dus met ieder mens. De ziel is dus te beschouwen als een samenhangende en samenwerkende ‘constructie’ tussen macro én micro: de grote kosmische geestelijke Bron als motor die de creatieve en scheppende Bronkracht is op macroniveau enerzijds, en het menselijk leven via de ziel als microcelletje maar ook immaterieel in het menselijk lichaam anderzijds.   

‘Het is jammer dat we in het Nederlands geen woord hebben voor mind, laten we het dus maar op ‘geest’ houden. In elk geval werd het mogelijk om te bestuderen op welke manieren onze geest ziek of gezond kan zijn. Er was daarmee een belangrijke stap gezet in de transformatie van de ziel naar het zelf: de erkenning dat lichaam en geest op de een of andere manier bij elkaar horen.

Het gebonk stopt even. Ik hoor een klik door mijn oortjes. ‘Lig je nog goed?’ vraagt de vrouw.

‘Ja, prima’, lieg ik.

‘Oké. Dan ga ik nu de contrastvloeistof toedienen.’

Voor freudianen was de geest een huis vol onontdekte kamers. Het grootste deel van onszelf is gehuld in duisternis, zagen ze.

*Maar bedoelden waarschijnlijk ‘onzichtbaar’ in plaats van duisternis.

‘Ik dacht eerlijk gezegd dat die allang was toegediend, maar dan voel ik door mijn linkerarm een koud stroompje lopen dat langzaam richting mijn nek en hoofd kruipt. En dan begint de machine weer te bonken en te zoemen.

‘Amerika is als geen ander land ontvankelijk voor het idee van mentale genezing’, kopte The New York Times in 1913. Drie jaar ervoor zei Sigmund Freud tegen Carl Jung terwijl hun schip de haven van New York in voer: ‘Ze hebben geen idee, maar we brengen ze de pest.’

Wat de psychoanalytici in werkelijkheid kwamen brengen was een idee van het zelf. Een verdeeld zelf. Een zelf dat niet onsterfelijk was, zoals de ziel dat ooit was, maar vergankelijk en kwetsbaar. Net als Locke geloofde Freud dat onze geest niet goed of slecht is, maar ziek of gezond. En wat ons ziek maakt is het conflict tussen de verschillende versies van onszelf ín onszelf.

*Een zelf dat niet onsterfelijk was, zoals de ziel dat ooit was, maar vergankelijk en kwetsbaar’, maar zoals Pim van Lommel gisteren in een interview in de Volkskrant meldde: de ziel én dus ‘het zelf’ – vanwege het bewustzijn dat actief blijft buiten het lichaam zoals aangetoond via BDE[i] -, de ziel is wel onsterfelijk! ‘Dezelfde’ ziel  gaat leven na leven mee in het bewustzijn van ieder mens.

‘De geest was voor freudianen niet iets transparants, niet de koele zelfkennis van Descartes, maar juist een huis vol onontdekte kamers. Het grootste deel van onszelf is gehuld in duisternis, zagen zij. Er zijn vele verdrongen versies van onszelf: de driften en de onacceptabele gedachten die steeds weer aan de deur kloppen. Zo zit ons zelf ingeklemd tussen de noden van het lichaam en de morele eisen van de buitenwereld. En tegelijk houdt het al die verschillende versies van onszelf bij elkaar.

*Razend knappe constructie van het ‘ons zelf’.

‘Niet geheel toevallig schreef Freud dit alles op in het Wenen van rond 1900: een multiculturele stad, vol progressieve stemmen, liberalen, conservatieven. Op de straathoeken kon je zowel Sachertorte als anarchistische pamfletten kopen. Ons zelf is een smeltkroes, zag Freud: een parlement vol tegenstrijdigheden.

Nu was Freud natuurlijk niet de eerste die dit beweerde, schrijvers en dichters gingen hem voor, maar de freudiaanse beweging was wel erg effectief in het uitdragen van de boodschap. Binnen de kortste keren werden psychoanalytische opvattingen over ons mentale leven in Europa en de VS gemeengoed. En vandaaruit verspreidde het zich over de hele wereld. De spreekkamer werd het laboratorium van het humanisme; de divan de nieuwe biechtstoel.

We begonnen onszelf te zien als psychologische wezens. Bij Freuds overlijden schreef W.H. Auden over hem dat zijn gedachtegoed een climate of opinion was geworden. Tot op zekere hoogte waren we nu allemaal freudianen. In elk geval was de ziel definitief naar de achtergrond verdwenen; de twintigste eeuw was de eeuw van het zelf.

Plotseling stopt het geraas om me heen. Ik lig al zo lang stil dat ik mijn armen en benen niet meer voel. Met wat moeite hijs ik mezelf uit het apparaat. De vrouw komt me tegemoet: ‘Over drie weken krijgt u de uitslag. De dokter zal die met u bespreken.’ Het is vreemd, maar ik voel dat de vrouw koeler tegen me is nu de procedure is afgelopen. Een goed teken, denk ik hoopvol, misschien is er niks op de scans te zien. Ik kleed me aan en loop langs het park naar de tramhalte. Al met al ben ik blij dat het voorbij is.

(…)

*Een uiterst boeiend artikel met heel veel denkstof om het nieuwe jaar mee in te gaan! Dank aan de Groene Amsterdammer!

https://www.groene.nl/artikel/kun-je-jezelf-eigenlijk-wel-kennen


[i] Bijna-door-ervaring

Boeiend interview met oud-cardioloog Van Lommel, maar jammer dat de kop strijdig is met de openingszin @volkskrant

Stelling: In de tekst wordt aangegeven dat de geïnterviewde geen antwoord kan geven op de vraag of er leven na de dood is, aangezien daarvoor geen bewijs bestaat, maar wel continuïteit van bewustzijn. Dat komt neer op een blijvende activiteit van datzelfde bewustzijn en dus is er sprake van een misverstand bij de kop-maker.

Cardioloog Pim van Lommel: ‘Er is geen leven na de dood, maar wel continuïteit van bewustzijn’ (Fokke Obbema, Vrijdag/de Volkskrant, 30 december 2022)

(…)

Wat fascineerde u zo in bijna-doodervaringen?

‘Wetenschappelijk prikkelden ze mijn nieuwsgierigheid, omdat ze ingingen tegen wat ik had geleerd, namelijk dat bewustzijn het product is van de hersenen. Als dat zo zou zijn, dan zou je bij een hartstilstand geen herinneringen en ervaringen kunnen hebben, geen emoties, niet helder kunnen nadenken, kortom geen enkel bewustzijn kunnen ervaren. Want alles valt binnen twintig seconden weg: de bloedstroom, iedere elektrische activiteit in de hersenen. De gangbare opvatting is dat elektrische activiteit een voorwaarde is voor bewustzijn. Maar het bijzondere is nu dat mensen die een BDE doormaken een veel helderder bewustzijn ervaren – ze kunnen wel een week doorpraten over wat ze in enkele minuten hartstilstand hebben meegemaakt.

‘Ook op menselijk vlak was ik gefascineerd. Patiënten vertelden me hun verhalen met een grote intensiteit, ze voelden dat ik echt voor hen open stond. Inhoudelijk waren hun verhalen verschillend, maar er kwamen gemeenschappelijke elementen in terug, zoals het terugzien van hun hele leven, contact met overleden dierbaren, het buiten hun lichaam treden, euforische ervaringen van liefde, het wegvallen van tijd en ruimte, verleden en toekomst doorzien.’

Uw interesse voor bijna-doodervaringen riep ook weerstand en scepsis op.

‘Van weerstand heb ik in de onderzoeksfase nauwelijks last gehad. Binnen mijn maatschap van cardiologen was niet iedereen er gelukkig mee, maar het vormde geen bron van spanning. Ik deed het in mijn eigen tijd. En bovendien: als je ergens vol met je hart mee bezig bent, maakt het toch niet uit dat sommigen problemen ermee hebben?

(…)

U gaat uit van het bestaan van een ‘non-lokaal bewustzijn’. Valt dat ooit te bewijzen?

‘Het grote probleem van de huidige materialistische natuurwetenschap is dat alleen telt wat je kunt meten, falsifiëren, repliceren. Maar wat jij voelt en denkt, je emoties en je gedachten, dat valt niet objectief aan te tonen. Zo valt het bewustzijn buiten het gangbare gezichtsveld, omdat het zich afspeelt in een andere dimensie dan de fysieke wereld. Maar dat wil niet zeggen dat het er niet is. Ik geloof in de postmaterialistische wetenschap waarin subjectieve ervaringen wel serieus worden genomen. In het bewustzijnsonderzoek van de laatste vijftien jaar zie je dat steeds belangrijker worden. Het verzet ertegen is ingegeven door angst.’

Waar zijn wetenschappers bang voor?

‘Dat ze het hun hele leven fout hebben gehad. Het valt buiten hun denkkader dat het bewustzijn losstaat van het lichaam en dat er geen begin of einde aan is. Geven ze dat toe, dan wordt hun hele wereldbeeld op zijn kop gezet. De mens, en zeker de wetenschapper, wil graag vasthouden aan dogma’s en concepten. Wat hem houvast in het bestaan geeft, wil hij absoluut niet kwijt.’

Gold dat niet ook voor u?

‘Voor mij stond de nieuwsgierigheid voorop. Mijn definitie van wetenschap is: vragen stellen met een open geest. Vergeet de dogma’s, vergeet de concepten, die leiden tot een tunnelvisie. Ik heb geen angst. Dat heeft ook te maken met het wegvallen van mijn angst voor de dood. Als die er niet meer is, heb je ook geen angst voor het leven.’

Hoe kijkt u dan naar de dood?

‘Het is het einde van je lichaam, maar niet het einde van wie je bent, niet van je essentie, je bewustzijn. Vroeger dacht ik altijd: het is het einde van alles, want zo had ik het geleerd op school en tijdens mijn studie. Mijn nieuwe inzicht betekent dat ik ook geen angst heb voor het leven. Doodsangst is ook levensangst: de angst voor het onbekende, voor wat komen gaat, dat is weg.’

https://www.volkskrant.nl/editie/20221230/cardioloog-pim-van-lommel-er-is-geen-leven-na-de-dood-maar-wel-continuiteit-van-bewustzijn~bae69151/

Wijsheid beschermt

Mijn zoon [spreekt de Bron of het Oneindige],

Luister naar wat ik te zeggen heb,

Vergeet mijn woorden nooit.

Wees op wijsheid gespitst,

Probeer alles te doorzien.

Roep om inzicht,

Vraag om scherpzinnigheid!

Zoek ernaar als was het zilver,

als ging het om een verborgen schat.

Dan zul je begrijpen wat het betekent: ontzag te hebben voor de Bron;

Dan zul je ontdekken wat Het betekent: de Bron te leren kennen.

Want deze Bron schenkt wijsheid,

van het Oneindige ontvangen we kennis en inzicht.

Het is een steun voor wie rechtvaardig zijn,

een schild voor wie op rechte wegen gaan.

Wie het recht dienen neemt Het in bescherming,

Wie Het trouw is, staat Het bij.

Wet van Non-Interventie [3/eind]

Dit geldt evenzo voor het ongevraagd willen verwijderen van eventuele ‘klaplopers’ in iemands veld, of het ongevraagd neerzetten van een ‘in- of uitstroomvortex’ in iemands huis, off iemand willen ‘bekeren’ tot het licht. Dus bondig gezegd: Houd je handen thuis en je mond dicht – totdat iemand je erom vraagt.

Neem deze wetten ter harte em probeer je frequentie elke dag bewust zo hoog mogelijk te houden en zoveel mogelijk positief te blijven denken door de hele dag heen. Het zal  ook voor jou persoonlijk een mooi ‘Lichtjaar’ worden.

Wet van Non-Interventie [2]

Deze wet zegt ook dat het niet is toegestaan om zonder toestemming van de persoon z’n Akasha Kronieken of z’n energetische velden te lezen. Sterker nog, je zult geen tóegang krijgen tot de werkelijke feiten die hierin liggen opgeslagen.

Dit is een valkuil waar vele beginnende zieners en helers in terecht kunnen komen. Ze beginnen van alles te zien en nemen dat klakkeloos aan als waarheid met een Grote W. Ze melden dan wat e bij iemand, of over iemand gezien hebben alsof het ook de waarheid is voor die persoon. Ze overtreden dan in hun onwetendheid een aantal kosmische wetten, namelijk de ‘Wet van Onderscheidingsvermogen’. Wat ze gezien hebben kan van alles geweest zijn; zodra het in woorden wordt geuit is het simpelweg hun eigen interpretatie van een visioen. De Wet van Non-Interventie wordt overtreden; het is niet toegestaan om ongevraagd te proberen iemand te lezen en al helemaal niet om dan jouw waarheid naar voren te brengen als hún waarheid. En ongewild treedt dan de Wet van Aantrekking in werking; je stelt jezelf buiten de lichtwet en trekt dus onmiddellijk energie en informatie aan uit bronnen die zich óók buiten de kosmische wetten hebben geplaatst!

Wet van Non-Interventie [1]

Dit is de meest belangrijke voor ons lichtwerkers; we willen zo graag helpen, we willen zo graag leed verzachten – maar mag dat altijd wel?

Deze wet stelt dat ieder wezen vrij is zijn eigen weg te gaan, hoe moeilijk dat voor een ander ook is om aan te zien. Alleen ieders eigen Hogere Zelf heeft het overzicht en de wetenschap waarom bepaalde dingen in een leven gebeuren en welk hoger doel ze dienen – niemand anders! We mogen dan ook niet het redden van de wereld, of het veranderen van een ander, als ons doel nemen. We kunnen alleen onszelf veranderen en daarmee verandert de wereld vanzelf mee.

Wet van de Aantrekking

“Gelijk trekt gelijk aan.” Je trekt de frequentie aan (met alle daden, emoties en gevolgen die daarbij horen) waarop jij je bevindt. Wat van binnen verborgen ligt zal bepalen wat aan de buitenkant verschijnt. Licht trekt meer licht aan, duisternis trekt meer duisternis aan. Positieve gedachten en daden trekken dezelfde energieën naar zich toe, negatieve gedachten en daden idem dito.

Deze wet ligt ten grondslag aan de noodzaak onze doelen in positieve bewoordingen te omvatten. Dus niet: “Ik haat oorlog”, maar “Ik streef naar vrede.” Niet: “ik wil hier of daar vanaf, maar “ik wil dit of dat bereiken.”

Houd je gedachten dan ook in de gaten op negatieve verwachtingspatronen, want ze zullen zeker uitkomen!

Schenk je-HogerZelf een spiritueel kerstfeest

[Bron: Shunyamurti, in: Bres 2022, #337; 12]

Een spiritueel kerstfeest zou ik je willen wensen, een echte kerst, niet alleen een gecommercialiseerd excuus om te winkelen, teveel te eten, een boom te versieren, bergen speelgoed te kopen en mensen die je de rest van het jaar met wilt zien, gelukkige kerst te wensen.  

Een echt spiritueel kerstfeest – zoals oorspronkelijk bedoeld door de apostelen van Christus – zou niet zomaar een feestdag moeten zijn. Het zou het begin kunnen zijn van een transformerende gebeurtenis. Het zou een dag kunnen zijn om volledig de transcendente realiteit van het Christusbewustzijn binnen te gaan.

De geboorte van Christus in de wereld is een metafoor voor het vervuld zijn van de glorie van goddelijk Licht, voor het voelen van de huidige aanwezigheid van het Opperste Wezen onder al die projecties van het menselijk ego. De ego-geest is het dichtste niveau van bewustzijn en kijkt alleen maar door glas dat donker is. Maar kerstmis is een moment om God te leren kennen als het Zelf.’

*Deze laatste zin is – bijna – volkomen juist, maar het is uiterst spijtig dat de ‘naam’ God wordt gebruikt; die naam of dat Wezen bestaat namelijk niet. Er bestaat ‘alleen’ de energetische Bron als de volmaakte goddelijk-scheppende Kracht die het hele heelal geschapen heeft. Daar past – dus – geen naam bij en zeker geen ‘extern’ godsbeeld (op de wolken in kinderbijbels) bij zoals ‘God’ immers gezien wordt. Zolang de mensheid (via de drie monotheïstische werelddiensten) blijft hangen in een verkeerd godsbeeld – want die kosmische Scheppingsmacht is puur en alleen maar goddelijke energie op het hoogste niveau en dus ook kosmische Intelligentie – en vandaar dat deze ‘constructie’ volmaakt is en eeuwig blijft bestaan.

En die Energie leeft in ieder geschapen, én bezield wezen, dat in de onbewuste werelden is geboren om daar zelfbewustzijn op te bouwen en te leren kennen. Daarom zijn die stoffelijke werelden (zichtbare heelal of kosmos) noodzakelijk om de stoffelijke mensen als erfdragers van het goddelijke zelfbewustzijn te laten uitgroeien tot volmaakte wezens, die dan pas opgaan in het volmaakte godenrijk. Dat is de boodschap van kerstmis en de geboorte van de geestelijke heiland.

Wet van Compensatie

Deze wet zegt eigenlijk dat alles wat je vanuit je hart geeft of voor iemand doet, voor het hoogste goed van alle betrokkenen, je ooit zult terug ontvangen. Vroeger gebeurde dit via positief karma, nu werkt het meer direct. Het credo is dus: “Help en als jij het nodig hebt zul jij geholpen worden.” Het universum lost altijd zo’n openstaande rekening in.

Voor alle duidelijkheid: Je mag nóóit hulp aan iemand opdringen zonder toestemming [daarom kom je altijd een hulpvraag tegemoet zonder zelf het initiatief te nemen]. Dat zou je anders in conflict brengen met de Wet van Non-Interventie.