Categorie archief: ontstaan van beschavingen op aarde

Hominiden en reptielachtigen [dl 5]

De schepping van de mens

‘Enki hield zich voornamelijk bezig met de winning van goud in Zuid-Afrika. Enlil had tot taak het nederzettingsgebied in Mesopotamië op te bouwen. Dat verliep allemaal volgens plan totdat de mijnwerkers in de goudmijnen in opstand kwamen omdat ze het werk te zwaar vonden. Toen besloten de Anunnaki de inheemse aardbewoners voor dat werk te gebruiken. De lokale bevolking stond op zo’n laag geestelijk niveau dat ze niet geschikt voor dat werk was. Daarom kamen de Anunnaki op het idee hun intelligentie door genetische ingrepen en kruisingen te verhogen.

Na een paar mislukte pogingen slaagden ze erin een inheemse bewoonster en een Anunnaki te kruisen. Vermoedelijk werd er een in-vitrofertilisatie verricht en gebruikten ze voor de zwangerschap een draagmoeder. De nakomelingen waren onvruchtbaar, zoals bij hybride kruisingen vaak het geval is. Daarom probeerden ze aardmensen te ‘telen’ die zichzelf konden voortplanten.

Ook dat lukte pas na vele fiasco’s. De nieuwe aardeburger kreeg royaal het beste erfelijke materiaal mee op zijn weg. Dat wordt in het Oude Testament (Genesis 1:26-27) als volgt beschreven:

‘Laat ons mensen maken als ons evenbeeld, dat op ons lijkt. (…) God schiep de mens als zijn evenbeeld.’

Dit is het geboorte-uur van Adam of Adapas, zoals hij in het Sumerisch heet. Dit was zeker niet een individuele mens, zoals in de Bijbel wordt beschreven, maar een hele teelt met aansluitend een selectie van de beste exemplaren die voor de verdere teelt werden gebruikt.

De schepping van Eva heeft zich ongeveer als volgt afgespeeld (Gen. 2:21-23):

‘Toen liet God, de Heer, de mens in een diepe slaap vallen, zodat hij insliep, nam een van zijn ribben en vulde de plaats met vlees. God, de Heer, bouwde uit de rib die hij van de mens had genomen, een vrouw en leidde haar naar de mens. En de mens sprak: Eindelijk is dat been van mijn been en vlees van mijn vlees. Vrouw moet ze heten, want ze is uit een man genomen.’

Dus een perfecte in-vitrofertilisatie met het zaad van Adam om een homogene en compatibele genetica van de kant van de vrouw te garanderen. Enkele Bijbelplaatsen komen met deze achtergrond in een heel ander licht te staan en worden op die manier ook veel begrijpelijker.

De zaaddonor voor Adam zou Enki geweest kunnen zijn. Zijn moeder was Dramin, die haar reptiloïde drakengenen aan haar zoon had doorgegeven. De donor van de eicel was beslist een inheemse aardebewoonster. Genetisch deskundig bij deze genetische manipulatie was Ninhursag, die ook de rol van draagmoeder op zich nam.

Dit scheppingsproces was geen eenmalige gebeurtenis. Het is in de loop van meerdere duizenden jaren voortdurend herhaald. En het was ook niet beperkt tot het gebied van Mesopotamië.

De homo sapiens werd door de scheppergoden op meerdere klimatologisch gunstige en centraal gelegen plaatsen geschapen. In het zuiden van Afrika (het huidige Namibië, Botswana en de Republiek Zuid-Afrika) werd het negroïde ras verder ontwikkeld. In Meso-Amerika(het huidige Mexico) werden de rode rassen, de oerbewoners van Amerika, gedeeld en het mondingsgebied van de Gele Rivier (tussen Beijing en Shanghai) werd gekozen voor het creëren van de gele rassen. In India, preciezer gezegd in het mondingsgebied van het Indusdal (nu gedeeltelijk Pakistan) werden witte rassen op het niveau van homo sapiens hoogwaardig geteeld. Daar ligt de oorsprong van het Indo-Germaanse ras, waartoe ook de Europeanen behoren.

Hoogstwaarschijnlijk heeft dit zich ongeveer 200.000 jaar geleden afgespeeld. Met het optreden van de cro-magnonmens als de eerste homo sapiens, ongeveer 50.000 jaar geleden, was deze ontwikkeling – we kunnen beter zeggen schepping – afgesloten.

De antropologische archeologie kent slechts heel weinig vondsten van voor de cro-magnonmens, buiten enkele spaarzame restanten van de neanderthaler, die meer dan een miljoen jaar oud moeten zijn. Als er dus tussen de neanderthaler en de cro-magnonmens inderdaad geen aantoonbare ontwikkelingsstap is geweest, zou dat een aanwijzing kunnen zijn dat de evolutie van de mens door een ingreep van buiten is versneld.

Toen de genetische uitrusting van de mens door de ingrepen van de Anunnaki compatibel met hun eigen erfelijke aanleg was gemaakt, kon een vermenging van beide beschavingen op brede basis plaatsvinden. Deze vermenging werd bevorderd door de temperamentvolle voortplantingsdrift van de Anunnaki.

Onze mythen en verhalen zijn vol berichten over godenhelden die met aardse vrouwen paarden. Ook de Bijbel vertelt over de Nefilim, die uit de hemel kwamen en de mensenvrouwen mooi vonden. Deze berichten moeten we niet als gefantaseerde verhalen afdoen. In Genesis 6:1-2 lezen we:

‘Toen de mensen zich over de aarde begonnen te verspreiden en er dochters geboren werden, zagen de godenzonen hoe mooi de mensendochters waren, en ze namen er de vrouwen uit die hun bevielen.’

Onderzoekers die zich met de geschiedenis van de Anunnaki hebben beziggehouden, hebben gewoonlijk hun helden [sic!] uit de menselijke mythologie met de stamboom van de Anunnaki kunnen identificeren. Volgens dat onderzoek is de Egyptische god Ptah identiek aan Enki, zijn zoon Dumaz stemt overeen met de figuur Osiris en zijn geliefde Isis zou in de stamboom van de Anunnaki Inanna zijn, een kleindochter van Enlil.

Wordt vervolgd

[Aldaar, pp. 50-52]

Hominiden en reptielachtigen [dl 3]

*Omdat ik nog niet had aangegeven dat wij mensen op deze aarde ook de hier beschreven  geschiedenis hebben meegemaakt in verschillende levens door de oertijden heeb, wil deze duidelijkheid hierbij alsnog rechtzetten. Het is niet zomaar een galactische geschiedbeschrijving, maar in ons cellulaire geheugen liggen deze geschiedenissen opgeslagen.

‘Om zulke dramatische ontwikkelingen tijdig te onderkennen en in de toekomst beter in de hand te kunnen houden werd de Galactische Federatie van Sterrenstelsels opgericht. In deze Federatie kunnen volwassen en vreedzame beschavingen zich bij elkaar aansluiten om elkaar te helpen. De Federatie biedt ook actief bescherming aan zwakkeren.

Na vele duizenden jaren, waarin telkens weer militaire conflicten ware uitgebroken, begonnen mensen en reptiloïden vreedzaam met elkaar om te gaan en wel op onze planeet, de naburige planeten Venus en Mars, en op diverse manen die om deze planeten draaiden. Bij de reptiloïden op onze planeet voegden zich nog dinosauriërs van zeer uiteenlopende aard. Ze waren wel log, maar bezaten grote intellectuele vermogens en overtroffen de reptiloïden nog in egoïsme en agressiviteit.

*Dat de dinosauriërs dus ook een mensensoort of -ras waren, was ons alleen onbekend. Net zoals de reptiloïden en ook de hominiden.

De aardbewoners offerden zich zowel voor de reptiloïden als voor de dinosauriërs op. Ze dienden hen en gaven hun voedsel. Ondanks deze onderdanigheid verkeerden de hominiden in groot gevaar. De reptiloïden en de dinosauriërs hadden het plan hun medebewoners in een verrassingsaanval te liquideren om de voedsel voorraden niet langer met hen te hoeven delen.

De ‘Raad van Negen’ verijdelde dit plan samen met de Galactische Federatie door zelf de eerste klap uit te delen. Ze kregen steun van de spirituele hiërarchie een verbond van verrezen meesters en engelenwezens van ons melkwegstelsel, dat op dat moment al gevormd was.

Deze gezamenlijke alliantie vernietigde de dinosauriërs en de reptiloïden, en slechts heel weinigen ervan bleven in leven. De planeet aarde was daarna volkomen onbewoonbaar, zodat de hominiden naar andere sterrenstelsels moesten worden geëvacueerd, bijvoorbeeld naar dat van Pegasus.

Delen van de oorspronkelijke Sirius-bevolking probeerden zich door incarnatie of overname van lichamen [zgn. ‘walk-ins’] in zee te redden, wat ten dele ook lukte. Een klein aantal reptiloïden was in het binnenste van de aarde gevlucht en was zodoende beschermd tegen de radioactieve straling die het gevolg was van de kernaanval.

Tijdens deze Derde Galactische Oorlog werden ook de oppervlakte van Venus en Mars geheel vernietigd. Bekend is de verwoeste piramidestad in het Sidoniagebied op Mars, die Richard C. Hoagland uitvoering heeft beschreven.

Het doel, door vreedzame co-existentie van de hominiden en reptiloïde rassen een verdere spirituele ontwikkeling in goede banen leiden, was weer mislukt.

De bevolkingsgroepen herstelden zich slechts heel langzaam van hun traumatische ervaringen. Ongeveer een half miljoen jaar geleden begon er een nieuwe periode in de evolutie op onze aarde. Tot die tijd was er op aarde geen opmerkelijke ontwikkeling geweest, want er leefden hier slechts enkele verspreide indogene bevolkingsgroepen op het niveau van de zeer primitieve neanderthalers. 

Wat ik hier beschrijf, kan voor sommige lezers als een Hollywoodscenario klinken. Ik heb dit alles echter niet zelf bedacht, maar steun op veel auteurs, van wie ik er hier enkelen noem, zodat je alles kunt nalezen.

We beginnen met Michael George. Met zijn beide esoterische boeken Das Licht Gottes versagt nie!   en Die Himmlichen und ihre Kinder krijg je al een heel goed beeld van de ontstaansgeschiedenis van de mens. De Amerikaan Arthur David Horn (Humanity’s Extraterrestrial Origins), voormalig hoogleraar antropologie, werd door zijn vrouw langs spirituele en esoterische wegen geleid en staat nu niet meer achter de op school geleerde kennis.

(…)

*Vervolgens worden de volgende namen genoemd: Barbara Marciniak, Lyssa Royal met co-auteur Keith Priest, Virginia Essene met Sheldon Nidle, R.A. Boulay, V.S. Ferguson (en de kosmopoliet Zecharia Sitchin, maar over hem kom je ook veel kritiek tegen). Dan nog de Amerikaan Jelaila Starr, die naar eigen zeggen een boodschapper van de planeet Nibiru is. Komt in het volgende hoofdstuk aan bod.

Wordt vervolgd