Categorie archief: neurowetenschapper

Huh…

Verlost van angst met stroomstootjes in het brein @nrc

Neurochirurgie Met een druk op de knop kwam Bart de Beurs af van de angststoornis waarmee hij jarenlang kampte. Daarna begon de zoektocht: wie was hij nu?

Niki Korteweg, Katern Wetenschap/nrc.nl, 16 april 2022

Laat maar, denkt Bart de Beurs wanhopig in de hoge witbetegelde hal van het Amsterdam UMC. Het werkt toch niet. Ik draai me om, ik stap eruit. Het is toch allemaal voor niets: de hersenscans van zijn 68 jaar oude brein. De operatie een paar weken geleden, waarbij zijn hoofd acht uur lang in een onwrikbaar metalen frame aan de operatietafel zat vastgeschroefd. De twee gaten die in zijn schedel zijn geboord. De elektrodes die diep in zijn brein zijn geprikt, het snoertje dat onder de huid van zijn hals is weggewerkt, het pulsapparaatje dat in de holte onder zijn linker sleutelbeen is geïmplanteerd. Zijn ogen zoeken de warme blik van Ria. Hij weet het zeker. Hij gaat die formulieren regelen. Hij wil dood.

Eerst maar eens koffie, besluit Ria. En dan stappen ze samen toch maar de lift in, naar de spreekkamer van psychiater Pelle de Koning. Die zit klaar achter zijn iPad. Nauwelijks zijn ze over de drempel of De Koning tikt de instellingen in voor het pulsapparaatje in het lijf van Bart. Daar zweeft zijn wijsvinger boven de toets met ‘enter’…

Veertig jaar lang begint elke dag voor Bart met het afwerken van een lijstje. Dingen die hij moet doen. Mensen die hij moet bellen. Zijn broer om te checken of die wel een goede autoverzekering heeft. Zijn zwager om te checken of hij de dakgoot wel heeft schoongemaakt zodat er geen lekkages ontstaan. Werknemers om te vragen of ze wel aan die belangrijke verzekeringsclausule hebben gedacht. Zakenrelaties.

Vaak zijn de lijstjes dezelfde als die van de vorige dag. Hij schrijft ze telkens opnieuw, om alle erbij gekrabbelde aantekeningen en doorhalingen netjes onder elkaar te zetten. Toch nog even nabellen. Dat nog even checken. Hier nog achteraan. Zijn secretaresse vraagt hij drie, vier, vijf keer hetzelfde. Ze verwondert zich er wel over. Maar ja, hij is verzekeringsdirecteur van een internationaal bedrijf. Risico’s vermijden is een van de belangrijkste functievereisten.

Lijstjes van lijstjes van lijstjes

Maar waar de meeste mensen rust krijgen van het afvinken van een lijstje, vindt Bart alleen rust tijdens het maken van een lijstje. Zodra hij zijn pen van het papier haalt, neemt de angst toe. Heb ik het wel goed gezegd? Heb ik het wel goed begrepen? Heb ik het wel goed opgeschreven? Moet ik het niet nog eens navragen? Het worden lijstjes van lijstjes van lijstjes. Hij moet nóg een keer bellen, nóg een keer checken. Het is de enige manier om zijn angst te beteugelen, om er niet gek van te worden.

Niemand in zijn omgeving weet hoe erg het is, niet zijn ouders, niet zijn schoonouders. Niet zijn collega’s bij de assurantieafdeling van Gist-Brocades in Delft, of zijn werkrelaties. Voor hen is hij gewoon een veeleisende, vasthoudende verzekeringsdirecteur, of een belangrijke klant. Daar ga je niet tegenin. Voor zijn familie en vrienden is hij degene die gedoe met geld of de belastingdienst regelt, die alles onder controle heeft. Ze vinden hem een zeurpiet misschien, een lastpak soms. Dat weet Bart wel. Maar zijn drang om te controleren is sterker dan zijn schaamtegevoel over het drammen.

Praten erover maakt het erger, merkt Bart. Hij houdt het liever voor zich. En zijn vrouw Ria al helemaal. Je kunt verdriet en wanhoop het beste wegduwen, en gewoon doorgaan, is haar devies. Al sinds die allereerste keer dat Bart wit wegtrok en een onbeschrijfelijke angst hem overrompelde. Dat was in het ziekenhuis, in 1975, naast het bedje van hun zoontje met hersenvliesontsteking. Hij was er na een paniekerig telefoontje van Ria onmiddellijk naartoe gescheurd. Alles kwam goed, had de arts gezegd. Maar in Barts hoofd beet een andere angst zich vast: had hij het licht op kantoor wel uitgedaan?

Naar buiten toe hing Bart de clown uit. Was er een feestje? „Ha, Bart komt, dan kunnen we lachen!” wisten vrienden. Bart tapte moppen, sprong op tafels, en voerde overal de boventoon. Toen ze op Curaçao woonden klom hij zelfs eens in een lantarenpaal en deed net of hij viel. Heerlijk voelde hij zich dan. Zo voelde hij de angst en de narigheid niet en hoefde hij niet met de billen bloot.

Al in de auto op de terugweg veranderde hij weer in de stille piekeraar met zijn chagrijnige kop

Razend werd Ria van dat kinderachtige gedoe. Want al in de auto op de terugweg veranderde hij weer in de stille piekeraar met zijn chagrijnige kop, de tobber die ze thuis altijd om zich heen had. De man die door de medicijnen aldoor lag te slapen, nergens zin in had. De controlfreak die altijd met papiertjes in de weer was, als een bezetene aan het bellen. Die ’s avonds nog 160 kilometer naar zijn werk in Delft heen en terug reed om iets te controleren. Die woedend de telefoon uit haar hand grist, snauwt dat ze weg moet wezen en de deur van het thuiskantoor voor haar neus dichtgooit.

Als hij die dwang had, kon niets hem ervan afhouden.

Behandelingen – hij heeft ze allemaal geprobeerd. Psychotherapie, traumatherapie, blootstellingstherapie. Antidepressiva, antipsychotica, angstremmers. Acceptatieoefeningen. Groepstherapie. Niets helpt, en zeker niet het ‘gezever’ over zijn dominante vader die hem wegrukt van de fijne school waar hij zelf directeur is, en Bart naar een ellendige lts stuurt waar hij elektricien moet worden. Over zijn emotioneel gesloten moeder, over zijn jeugd als middelste van elf kinderen. Het komt niet uit de jeugd, denkt Bart. Het voelt als een schakelfout in zijn hersenen.

Oplaadbare batterij

Ondraaglijk wordt het. Alle vreugde in zijn leven is overwoekerd door de ontembare angsten. Al zijn energie gaat op aan de slopende dwang. Hij kan niet meer tegen de wanhoop op Ria’s gezicht, het gesnauw van mensen die er genoeg van hadden als hij wéér belt. Hij voelt het. Het is voor hemzelf en voor zijn omgeving beter als hij er niet meer is. Bart neemt zich voor om euthanasie te regelen. Bij de eerstvolgende afspraak met zijn psychiater Ton van Balkom, op 2 augustus 2011, wil hij het aankaarten. Maar voor hij erover kan beginnen vertelt die hem over een laatste optie. Een revolutionaire nieuwe behandeling in het Amsterdam UMC: diepe hersenstimulatie.

Diepe hersenstimulatie is een techniek waarbij ontregelde hersencellen gericht en blijvend worden geprikkeld met kleine hoeveelheden elektrische stroom. Een neurochirurg boort kleine gaatjes in de schedel. Dankzij een fMRI-scan van de hersenen weet hij precies waar het beoogde hersengebied zit bij de patiënt op zijn operatietafel. Daarin implanteert hij een of twee dunne elektroden die eruitzien als de snoertjes van de bedrade koptelefoontjes van een mobiele telefoon. Onder de huid van de hals lopen de draadjes naar een stimulator met een oplaadbare batterij die in de holte onder het sleutelbeen is geïmplanteerd.

De behandeling is in Europa en de Verenigde Staten al bijna twintig jaar goedgekeurd tegen bewegingsstoornissen zoals de ziekte van Parkinson en dystonie, en tegen chronische pijn en epilepsie. De stimulatie onderdrukt de ernstige symptomen van deze aandoeningen. Wereldwijd dragen naar schatting 400.000 mensen een diepehersenstimulator, zegt psychiater Damiaan Denys van het Amsterdam UMC. Veruit de meesten hebben hem tegen een neurologische aandoening, zoals parkinson.

Maar de behandeling wordt ook steeds vaker ingezet tegen psychiatrische stoornissen. De psychochirurgie is tegen angst- en dwangstoornis (OCS, obsessief-compulsieve stoornis) en tegen de tics van het syndroom van Gilles de la Tourette al sinds 2013 een reguliere behandeling – Denys begon zijn dwangpatiënten ermee te behandelen in 2005. Daarnaast wordt de techniek in wetenschappelijke studies uitgeprobeerd tegen onder meer ernstige depressie, angststoornis, agressie, verslaving en eetstoornissen als anorexia of vreetbuien bij ernstige obesitas. De resultaten zijn veelbelovend. „Bij zo’n 15 procent van de dwangpatiënten zijn de klachten volledig verdwenen, bij 15 procent slaat het niet aan, en bij de rest zijn de klachten gehalveerd.”

Toch wordt diepe hersenstimulatie tegen psychiatrische aandoeningen nog maar mondjesmaat toegepast. „Tegen psychiatrische stoornissen zoals depressie en OCS zijn er nu wereldwijd zo’n 600 mensen mee geholpen”, schat Denys. „In Nederland voeren ziekenhuizen in Amsterdam – in samenwerking met Tilburg – en Maastricht de ingreep uit, Groningen start er binnenkort mee.”

Doe het toch niet, zegt Ria na het voorstel van de psychiater. Hoe zul je eruit komen?

Onvoorstelbaar, vindt Denys. De prognose voor mensen met een ernstige, onbehandelbare psychiatrische aandoening is somber: vier op de vijf mensen overlijden door zelfmoord of euthanasie. „De weerstand is groot, bij publiek en psychiaters”, zegt hij. „Psychiatrie associeert men niet vanzelfsprekend met de hersenen. De psychiatrie beweegt zelfs weer de andere kant op, weg van de geneeskunde en medicijnen, naar behandeling door psychotherapie, zingeving, mentaal welzijn en leefstijl.”

Doe het toch niet, zegt Ria na het voorstel van de psychiater. Hoe zul je eruit komen? Bart zal de eerste patiënt boven de 65 jaar zijn, het is nog een experimentele behandeling. En bij een jonge man in zijn behandelgroepje werkte het niet, en die zit nu met bulten op zijn kop zonder verbetering. Het Amsterdam UMC wil dat hij eerst nog andere therapieën volgt en groepsgesprekken voert. Maar Bart voelt het in iedere vezel. Dit is wat hij wil. Het is dit, of de dood.

Op 3 oktober 2014 ligt hij, onder narcose, vastgeschroefd op de operatietafel en gaat de boor zijn schedel in.

De hemel – en de prijs

Vier weken later drukt De Koning in het Amsterdam UMC met zijn rechter wijsvinger op de enterknop. En Ria ziet het meteen. Barts ogen veranderen. De sombere blik verdwijnt, ze beginnen te glimmen. De stroom door zijn hersens verjaagt de kwellende, veertig jaar lang immer aanwezige angst. Hij is bevrijd! Hij kan gaan léven!

Nog steeds krijgt hij kippenvel als hij terugdenkt aan dat moment, acht jaar geleden. Om 9 uur ’s ochtends een doodswens, om 11 uur fluitend het ziekenhuis uit. Het voelt als de hemel op aarde.

Opgetogen lopen Bart en Ria door de gangen van het ziekenhuis. Ineens draait Bart zich om. Hij loopt terug, rukt de deur open van zijn arts. Verschrikt kijken de psychiater en de volgende patiënt hem aan. „Ik koop een gigantische knuffel voor je pasgeboren kindje!” roept Bart.

Ze rijden terug naar Soest, naar de prachtig verbouwde woning tussen de weilanden. In de auto borrelen bij Bart grootse plannen op. Hij gaat rechten studeren, een piano kopen, erop leren spelen, ze gaan op wereldreis, naar Zuid-Afrika en verder.

Niet voor iedereen blijkt het de hemel. Bart is manisch, hij wil alles, doet alles en zegt alles wat in hem opkomt, die eerste weken. Ria is na veertig jaar ineens getrouwd met een andere man – drie jaar na hun huwelijk begon de dwang, ze kent hem niet zonder. Al die jaren luisterde hij naar haar, hij was onzeker, zij bepaalde alles. Nu heeft hij een eigen mening, eigen ideeën over waar hij naartoe wil op vakantie. Hij koopt zijn eigen kleren.

Het ergste is: hij wordt agressief. Niet zomaar en beetje ongeduldig of geïrriteerd. Vanuit het niets ontsteekt hij in blinde woede, hij vloekt en schreeuwt en smijt dingen kapot als ze iets zegt dat hem niet aanstaat. Bedreigend en beangstigend. Het is een bijwerking van de stimulatie.

Is dit de man die ik terugkrijg, denkt Ria. Dan heb ik nog liever die andere.

Het wordt zo erg dat Ria de artsen opbelt of de stroom niet een tandje minder kan. Daar doemen de ethische dilemma’s al op waar behandelende artsen mee te maken krijgen. De stroom een tikje zachter zetten als een partner of familielid daarom vraagt? Dat kan alleen als de patiënt het zelf wil.

De volgende kwestie is dan: vraag je dat aan iemand met de stroom aan of met de stroom uit? Wanneer is iemand ‘zichzelf’? Zo was er een ernstig zieke parkinsonpatiënt die opgenomen moest worden in een verpleeghuis. Dankzij diepe hersenstimulatie hoefde dat niet meer, maar werd hij zó manisch dat hij rijp was voor een psychiatrische kliniek. Met de stroom aan wilde hij daar absoluut niet naartoe; hij voelde zich geweldig. Moest zijn arts hem toestemming voor de opname vragen met de stroom aan? Of juist als de stroom uit stond?

Gelukkig is Bart met de stroom aan zelf ook bang van zijn hevige buien. In therapie leert het echtpaar ermee om te gaan.

Veel huwelijken lopen om minder op de klippen. Dicht bij een einde zijn ze geweest, Ria en Bart, in de eerste jaren na de operatie. Maar Ria vindt dat je niet kunt zeggen tegen iemand van wie je houdt: zoek het maar uit, ik ga.

Na een operatie kan het maanden duren voor de ideale instelling van de neurostimulator is gevonden. Met zo min mogelijk klachten én zo min mogelijk bijwerkingen. De arts kan kiezen welke contactpunten op de elektrode aan of uit staan – dat zijn er bij de modernste elektroden soms wel 64. Daarnaast kan hij variëren met de stroomsterkte en de duur en frequentie van de pulsjes. Zo kan hij bepalen hoe groot het gebied is dat gestimuleerd wordt. Bij Bart wordt de stroom uiteindelijk op 2 milliampère gezet. Lager kan niet, het maximum is 7 milliampère.

https://www.nrc.nl/nieuws/2022/04/15/verlost-van-angst-met-stroomstootjes-in-het-brein-a4113831

Hersenonderzoek en bijna-doodervaring: ‘is onsterfelijkheid een illusie?’

Vooraf: Omdat ik steeds sterker gevoelens van triestheid en teleurstelling ervaar over dit huidige leven op aarde, omdat er zoveel waardevols in het verleden door verschillende profeten is gebracht, maar dat de mensheid naar niets mee heeft gedaan (Een oordeel? Of niet? Zeg het maar! Ik ben toch een beetje boos), maar steeds die wijsheden lieten passeren en misschien naast zich neerlegden omdat ze het te ingewikkeld vonden, probeer ik op mijn manier de onbewuste mens wakker te schudden. Maar ik besef ook hoe lastig dat is. Bijna ondoenlijk want met stereotype uitlatingen en gedichten kom je er niet. En omdat ik als man een combinatie ben van gevoel (dat bij mij als man veel sterker is ontwikkeld dan mijn soortgenoten) en verstand, waarin ik mij tijdens dit leven steeds gemakkelijker ben gaan uitdrukken terwijl mij dat in mijn jonge kinderjaren volkomen onmogelijk werd gemaakt door mijn zusjes, probeer ik altijd met ‘gevoel en verstand’ en wel nadrukkelijk in die volgorde, om meer en beter uit te leggen wat ik met die teksten doe. Want die teksten hebben mij door mijn eerste levenshelft geloodst en begeleid en daarom heb ik de kracht van die teksten ook ervaren zonder hinder van mijn directe omgeving, zodat ik met een dubbele persoonlijkheid ben opgegroeid. Dubbele en geen ‘gespleten’ persoonlijkheid of me ontwikkeld tot een meervoudige persoonlijkheidsstoornis (MPS) omdat ik vanuit mijn hartsbewustzijn precies wist hoe ik me door dit leven moest worstelen. Terug naar het boek. De beloftevolle titel De Onsterfelijke Ziel dwingt mij bijna een verwachting uit te spreken waarom ik dit boek wil bespreken, want dan ben ik erg benieuwd naar de manier waarop de auteur uitlegt hoe hij de ‘ontwikkelingsgang beschrijft van een duale maatschappij, waarin wij allemaal zijn opgegroeid, naar een nonduale situatie waarin we naar we hopen zullen eindigen als ons lichaam wordt teruggegeven aan moeder aarde. Tegen die verwachtingsachtergrond stel ik vast dat ik niets aan die achterflap zal hebben, want Schreiber redeneert helemaal vanuit de bestaande religies (ongeorganiseerde) en godsdiensten (georganiseerd want er is dan sprake van ‘diensten’ en dus met voorgangers). En al die bestaande instellingen verkeren zonder uitzondering in 3D en daarmee onwaarheid verkondigend; althans die voorgangers presenteren het beeld dat zij als waarheid ervaren en voelen, maar na dit leven komen ze erachter dat ‘dat beeld’ niet bestaat. Ze kunnen dus weer helemaal opnieuw beginnen op een planeet gelijkend op de aarde. Lees met mij mee:

‘Meer dan de helft van de wereldbevolking gelooft ‘dat er meer is’ na de dood. Het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel is de troost van de mens die geconfronteerd wordt met de dood. De gedachte dat de ziel het lichaam overleeft, is al duizenden jaren oud en verbindt mensen van de meest uiteenlopende culturen. Over het eeuwige leven spreken alle grote godsdiensten – christendom, islam, jodendom en boeddhisme – hoewel ze alle het begrip op een andere manier interpreteren.’

Mijn eerste vraag luidt waarom de onsterfelijkheid van de ziel een troost kan zijn want ik ken in mijn omgeving geen mensen die in een leven na de dood geloven en alleen maar blij zijn dat het is ‘afgelopen’. Alleen in katholieke kringen waarin ik heel soms aanwezig ben via via (ben ik niet in een katholiek nest opgegroeid), kom ik die blijde verwachting tegen, maar vraag (er) niet (op) door want ze kunnen er vervolgens geen antwoord op geven. En dat geldt naar eigen ervaring met alle voorgangers die ik wel vele malen ben tegengekomen; ik ben namelijk niet iemand die kerkbezoek afwijst, maar wel iemand die zijn eigen (aanleg tot) fijngevoeligheid gebruikt de sfeer te proeven en dat gaat me altijd heel goed af want heldervoelendheid heb ik in dit leven meegekregen. Kan dus precies de spanningen voelen die door de eeuwen heen in bepaalde streken van ons land zijn gegroeid. Daarom ken ik ook die andere wereld, buiten mijn gidsen om. Daarom wekte ik ook grote tegenzin en woede van mijn ouders op toen ik naar het ‘spiritistisme’ of correct ‘spiritualisme’ (de wetenschap van de geestelijke wereld) seances van Broeder Psycho sprekend door een medium. Ik ben dus spiritualist (zoals ik mij mag noemen) omdat ik de spirituele levenswetten daar heb meegekregen en daarin mijn geestelijke vorming heb ontvangen.

Mijn weerzin tegen kerkelijke voorgangers is dat ik nooit te beroerd was om na afloop vragen te stellen over wat ik had horen uitspreken en te vragen hoe zij, de sprekers, zelf het hiernamaals zagen. Maar iedere keer volgde een ongeloofwaardige blik: hoezo dat hiernamaals. En ik wist dat ik alleen tevreden kon worden gesteld als ik enige reactie terugkreeg in de richting van meditatie, want meditatie in combinatie met ademhaling voert je de sferen in en als je daarmee eenmaal contact hebt gekregen, dan voel je de gelukzaligheid van die andere sferen. Maar ik ben er nooit achter kunnen komen hoe die pastors (of priesters?) dat ervaren hebben. Jammer. Achteraf ben ik er wel zeker van dat hun eigen meditatie-ervaring meer op schone schijn berustte want anders was de katholieke kerk een beter herkenbare bezielde organisatie gebleven dan de lege huls die het nu is. Let wel: de hervormde wereld kent dat emotionele en gevoelsaspect helemaal niet en heeft naar mijn indruk nooit echt iets wezenlijks bereikt in de huidige maatschappij van de 20e en 21e eeuw. Laat staan dat je de christelijke voorgangers mystici kunt noemen. Wat ze mijns inziens wel tot eer zou strekken.    

Afsluitend bestaan er alleen maar exoterische godsdiensten op aarde en ze zijn altijd exoterisch (dus op de buitenwereld gericht, niet alleen wat organisatiecultuur en ‘organisatiediscipline’ betreft, maar ook wat het godsbeeld want hun god leeft buiten de mens in de wolken of in de ‘hemel’. Niets is minder waar (dan dat) omdat de Bron in ieder bezield wezen leeft en aanwezig is en dus ook getuige is van alles wat hier op aarde gebeurt of plaatsvindt, en met die getuigenissen word je ook na dit leven in een terugblik geconfronteerd omdat je als onbewust levend mens daarvan niet bewust was en de herinneringen daarvan heb weggedrukt. Andere mensen op andere planeten zoals op Venus, waar een mooie getuigenis werd afgegeven door Omnec Onec (die op dat trefwoord op deze site) hebben een andere ontwikkeling doorgemaakt en hebben dus een sneller hun ascensie kunnen beleven. Wij als aardse mensen hebben ons op achterstand geplaatst. Omdat het ons nooit gelukt is contact met de Bron te bemachtigen of te krijgen. Daarom zijn alle kerken, tempels, moskeeën en synagogen geestelijk lege gebouwen.

Mijn slotwoord: Het antwoord op de vraag ‘Onsterfelijkheid een illusie?’ luidt ondubbelzinnig: wat een onzin. Ik hoop dat ik inhoudelijk meer zinnigs zal tegenkomen, maar heb er een hard hoofd in. De mens is sterfelijk, maar de ziel is daarentegen onsterfelijk; als de mens zijn overwinning op de dualiteit weet te bereiken, is hij even onsterfelijk als alle overige onsterfelijke wezens en dan wordt die ziel ook nooit meer geboren op een stoffelijke planeet want die leerschool heb je achter je gelaten. Je kunt een dergelijke planeet met een onbewuste bevolking wel komen bezoeken (in de geest) maar niet in een stofkleed (door geboorte) want je eigen trillingsniveau overstijgt de trilling van dat planetaire lichaam en dat lukt dus niet. Maar voor artsen (om wie het hersenonderzoek en BDE-onderzoek draait) is de onsterfelijke ziel wél een illusie, want ‘domweg’ niet bestaand.  

Hiervan kan ik (nog) geen chocola van maken: medicus tegenover neurowetenschapper

Het brein kan niks (Bert Keizer, Gezondheid & Zorg, Katern de Verdieping/Trouw, 7-2-20)

‘In Trouw van afgelopen zaterdag schreef Heleen Slagter een fascinerende column over ons geestelijk functioneren. Of ging het over de anatomische basis van ons geestelijk functioneren? Ze maakte me in de war over deze vraag. Ze schrijft: ‘Het brein voorspelt en corrigeert.’

Ik denk dat ze hier twee betekenissen van ‘brein’ door elkaar haalt. ‘Brein’ kan betekenen ‘geestelijke activiteit’ zoals in zinnetjes als: ‘Hij heeft een goed brein’ of ‘jij moet je brein eens wat beter gebruiken’. Maar ‘brein’ kan ook slaan op de ingewikkelde macaroni die in de benige doos van de schedel zit opgesloten, het orgaan. En daarover kun je zeggen: ‘Het brein woog 1150 gram’ of ‘in het brein vinden we neuronen’.

Nu we deze twee gescheiden hebben, komen we tot een lichte frons bij het idee dat het brein voorspelt en corrigeert. Wat? Neuronen voorspellen of corrigeren niks. Ze zenden impulsjes uit langs draden die weer naar andere neuronen gaan. De hersenonderzoeker ziet die pulsjes en weet (op grond van heel andere informatie dan pulsjes), dat de breinbezitter zometeen haar arm gaat optillen. Dat weet zij omdat in het verleden dat impulspatroon gevolgd werd door arm optillen. Voorspelt het brein dan?

Voorspelt de herfst de winter? Nou, niet in de zin waarin de politicus voorspelt dat brexit een debacle wordt.

Neurowetenschappers hebben de onuitroeibare neiging om neuronale gebeurtenissen op psychologiserende wijze te beschrijven. Zo schrijft Slagter: ‘… alle activiteit van het brein – zien, denken, voelen, handelen ….’ En daar gaan we weer: het geestelijke brein ziet, denkt, voelt en handelt, maar het orgaan doet dat niet. Omdat een brein niets ziet, kun je er geen gebaren tegen maken. U hebt nog nooit een brein ergens op gewezen. Ik wel. Nou ja, ingezien dat het onzin is. Ik heb drie maanden meegelopen met de neurochirurgen in het VU-ziekenhuis. En daar nogal eens breinen in de geopende schedel van heel dichtbij kunnen toespreken. En u ziet meteen dat dat onzinnig is.

Wie zegt dat het brein ziet, denkt, voelt en handelt die zegt óf iets heel saais, óf iets dat onjuist is. We hebben het over het aloude geest-lichaam probleem en in de neurowetenschap legt men graag een krant over de afgrond tussen geest en lichaam.

Waarom zou je eigenlijk niet psychologiserend mogen spreken over het brein? Je zegt toch ook: “de darmen zorgen er voor dat we in leven blijven?” En dan bedoel je echt niet dat de darmen ongerust worden als er een hele tijd geen voedsel langs komt. Het is een metafoor, die je opgeeft om de gebeurtenissen in het spijsverteringskanaal verder biochemisch te beschrijven.

Maar in de neurowetenschap blijf je nergens als je de ‘metafoor’ van geestelijk leven opgeeft. Als je ophoudt te spreken over een brein als corrigerend, voelend, ziend etc. dan zijn pulsjes alles wat je nog rest. En die kunnen geestelijke inhoud niet ‘verklaren’. Als een bepaald hersendeel actiever is terwijl u ziet (er vliegen meer pulsjes heen en weer) dan wil dat niet zeggen dat dat hersendeel ziet. Nee, U ziet, met de nadruk op ‘U’.

Lees hoe Slagter op twee breinen hinkt: ‘Het [brein] heeft immers geen ogen en oren, alleen kennis van de signalen die binnenkomen via de zintuigen, morsecodes die het moet leren duiden.’ Geen ogen en oren, prima, maar dit zintuigloze brein moet vervolgens kennis verwerven door morsecodes (de pulsjes) te leren duiden. Hoe doet het breinorgaan dat als het niet kan zien of horen of voelen of ruiken of betasten? En hoe zou een neurowetenschapper in die pulsjes-orkaan een specifiek pulsjespatroon kunnen ontwaren waarvan ze durft te zeggen: kijk, dáár worden de pulsjes ‘geduid’. Geduid? Hou toch op, neuronen kunnen niks duiden.

Wat Slagter beschrijft is de positie van de neurowetenschapper die naar het brein(orgaan) kijkt en tegelijkertijd naar het doen en laten van de breinbewoner. Die positie ligt in alle opzichten buiten het bestudeerde brein. Het verwarrende van haar uiteenzetting is dat ze net doet alsof dit duiden daar ergens in of bij of tussen de neuronen plaatsvindt. Er zit geen neurowetenschapper in het brein (orgaan). Wel in het brein (geest).

https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/862/articles/1081942/37/2