Categorie archief: doodsangst

Hoe de psychoanalyticus ernaast kan zitten als hij stelt dat rouwen je hele leven kan duren; oorzaak is de onkunde van kerken en monotheïstische religies die geen benul van het Leven hebben: de dood bestaat alleen in het brein van aardse mensen en dus geen feit

‘Hoe na verlies je innerlijke wereld herscheppen’ (29-10- 2023 door PAUL DELFGAAUW)

Rouwen over verlies kan misschien wel je hele leven duren, stelt de Britse filosoof en psychoanalyticus Darian Leader. Hij vindt het van belang dat verlies te integreren in je leven: ‘je innerlijke wereld herscheppen’. – Dat lukt niet als het rouwen gestagneerd of geblokkeerd is. Depressies kunnen dan bijvoorbeeld het gevolg zijn. De ruimte krijgen van je werkgever en je collega’s om over je gevoel en emotie te praten op de werkvloer is dus heel belangrijk. Filosoof Coen Simon: ‘Als je niet de tijd neemt om uit te huilen en opnieuw te beginnen, word je geheid door spoken achtervolgd’.

*Ook de filosoof Coen Simon is blijven steken in zijn driedimensionale denken als hij het sterven zoals op aarde gebruikelijk wordt opgevat als het einde van alles terwijl het vertrek van de aarde een zielsverhuizing betekent. Alle aardse denkwijzen zitten er dus volkomen naast. Alles in het leven/Leven is ervaring en dus verandering en er bestaat in het kosmisch denken geen plaats voor vaste permanente opvattingen. Zelfs het goddelijke bewustzijn zijn evolueert en verandert met alles in de schepping mee. Rouw is dus menselijke fantasie.

‘Verlies integreren in je leven is je innerlijke wereld herscheppen’ ~ (Darian Leader)

Je bent niet ‘ziek’ als je rouwt

Eerder word je ziek als je niet rouwt. Als je partner net is overleden, is rouwen meer dan even uithuilen en opnieuw beginnen. Op je werk na vier dagen ‘calamiteitenverlof’ weer aan de slag met je targets, duwt je verlies weg en kan juist leiden tot uitgestelde rouw en burn-out. Uit onderzoek blijkt weinig te zijn geregeld voor rouwende medewerkers, terwijl miljoenen ermee te maken krijgen. Daar komt bij dat veel mensen denken dat ze het allemaal zelf moeten doen. Zij willen hun collega’s niet lastigvallen met hun verdriet. Maar om je rouwproces te beginnen èn het voort te zetten, heb je je collega’s nodig.

*Ook hier een ziekelijke opvatting: ‘Eerder word je ziek als je niet rouwt.’ Neen, de mensheid is altijd behept geweest met verkeerde opvattingen en dus grote onzin. Bijna geen mens op aarde beheerst het kosmische denken. Daarom gaat deze beschaving ten onder. Het menselijk denken is altijd verkeerd geweest door de eeuwig verkeerde opvoeding die door iedereen genoten is. Ons denkvermogen is ziek als gedacht wordt dat rouwen noodzakelijk is. Rouw houdt op te bestaan als er na het stervensproces vrede bestaat met de overgang naar het volgende leven. We laten het hierbij aangezien we anders in herhaling vervallen.

(Te) snel weer aan het werk

Het is belangrijk om te rouwen, want ‘als je niet de tijd neemt om uit te huilen en opnieuw te beginnen, word je geheid door spoken achtervolgd’, zegt filosoof Coen Simon. Ook werkgevers, achtervolgd door hun ‘eigen spoken’ zoals dwingende targets, zouden natuurlijk graag zien dat hun rouwende werknemers zo snel mogelijk uithuilen en weer aan de slag kunnen.

Verlofstelsel in de ijskast

De Verlofregelingen voor werknemers zijn vastgelegd in de Wet arbeid en zorg (Wazo). Het – inmiddels demissionaire – kabinet wilde een start maken met een eenvoudiger verlofstelsel, zo liet minister Van Gennip juli 2023 weten aan de Tweede Kamer. Dat komt nu waarschijnlijk een jaar in de ijskast te staan. Intussen zouden de werkgevers zelf ruimhartiger om kunnen gaan met de bestaande verlofregelingen. Als extra ondersteuning voor het rouwproces.

Veel werknemers zorgen thuis ook al lange tijd voor hun dierbare. Als de partner uiteindelijk overlijdt, is de werknemer na vier dagen calamiteitenverlof zijn verlies zeker niet te boven. De verlofdagen worden eerder gebruikt om zoveel mogelijk te regelen. Het is dan ook niet overdreven dat vakbonden werkgevers vragen om rouwende medewerkers goed te ondersteunen.

Om je rouwproces te beginnen èn voort te zetten, heb je je collega’s nodig

Veel burn-outs

Miljoenen werkenden krijgen met rouw te maken. Bijna de helft (44%) heeft de afgelopen tien jaar een dierbare verloren, zo bleek in 2020 uit een CNV-onderzoek. 33% meldde zich kort ziek, 9% langere tijd. 16% moest vakantiedagen opnemen omdat de werknemer niet kon functioneren en 26% ging weer te snel aan het werk.

Uit het onderzoek blijkt ook dat 1 op de 10 werkenden die een dierbare heeft verloren, een burn-out krijgt door de combinatie rouw en werk. 21% krijgt te weinig steun van zijn werkgever om goed te kunnen functioneren. Een kwart kan dat langere tijd niet goed. Daar komt nog bij, zo blijkt uit een meer recent CNV-onderzoek uit 2023, dat de helft van alle werkenden momenteel al een hoge werkdruk ervaart. ‘Inmiddels zit 1 op de 5 tegen een burn-out aan’. Met én zonder rouw.

(Langdurige) uitval voorkomen

Volgens CNV-voorzitter Piet Fortuin is er voor rouwende medewerkers nog steeds weinig geregeld. ‘Medewerkers die zich ondersteund weten in zware periodes zijn loyaler en melden zich minder ziek.’ Juist als werkgevers ruimte bieden voor ondersteuning, kan de werknemer ook gesterkt terugkeren op zijn werk zonder alsnog uit te vallen.

Het kan ook anders. Steeds meer werkgevers houden rekening met de individuele wensen van de werknemer bij rouw. Zo bepalen bij uitvaartorganisatie Yarden (dat inmiddels opgegaan is in DELA) medewerkers zelf hoelang ze thuisblijven bij verlies van een dierbare. Ron Bavelaar, directievoorzitter van Yarden, zei begin 2023: ‘Iemand snel weer aan het werk zetten is penny wise, pound foolish, want vier op de tien mensen meldt zich daarna ziek.’

‘Hoe doen anderen dit?’

Jessica van Hooff, de auteur van het boek De Partner, weet heel goed wat er allemaal verandert als je partner ziek wordt of overlijdt. Als werkgevers hiervan kennis nemen, zullen zij eens te meer beseffen waarom de combinatie rouw en werk werknemers in de problemen kan brengen. Van Hooff miste informatie over ‘waar de gezonde partner doorheen gaat’. Regelmatig vroeg zij zich met enige wanhoop af toen het haar zelf overkwam, ‘hoe doen anderen dit?’

Terugblik als vertrekpunt

Niet alleen om het rouwproces te beginnen, maar ook om het voort te kunnen zetten heb je anderen nodig. Zoals je collega’s. ‘Pas wanneer we terugblikken op een gebeurtenis ontstaat de ervaring,’ zegt Coen Simon. ‘Als je herinneringen ophaalt aan iemand die je bent verloren, krijgen die herinneringen structuur en worden ze verenigd tot een verhaal. Door erover te vertellen, wordt het voor jezelf pas een ervaring. De terugblik is zo als het ware een vertrekpunt voor de toekomst. De terugblik heeft èn geeft zin.’

(Aangepaste versie – Eerder gepubliceerd bij Vereniging Leven met dood – de vereniging biedt iedereen die dat nodig heeft met behulp van onderbouwde kennis passende ondersteuning aan rondom verlies en rouw.)

Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)Klik om te delen op X (Wordt in een nieuw venster geopend)

Een bizar verhaal over hoe een klein kind vanwege een traumatische ervaring met de dood een overlevingsstrategie opbouwt om de dood te ontvluchten en dat een spirituele zingeving op de dood (zielsverhuizing die bevrijdend werkt) tegenwerkt @volkskrant

‘De dood is een fantastisch fenomeen met een slechte reputatie’ (Fokke Obbema, Topverhalen vandaag/de Volkskrant, 2 juni 2023)

INTERVIEW Babs Bakels

Het favoriete onderwerp van kunstenaar Babs Bakels is sinds jaar en dag de dood. Dat komt mede door een trauma dat ze als peuter opliep. ‘Doodsangst zet ons aan tot veel meer gedrag dan mensen doorhebben.’

Wanneer ze in een gezelschap haar favoriete onderwerp aansnijdt, de dood, vallen haar doorgaans twee tegengestelde reacties ten deel, afkeer en fascinatie. ‘‘Nou, gezellig dan, heb je niks leukers?’, is de bekendste afweerreactie. Anderen vinden het juist spannend en beginnen allerlei vragen af te vuren. Voor ik het weet, delen ze hun verdriet met me. Of beweren ze dat er volgens hen na de dood toch echt iets is.’ Beide reacties herleidt ze tot hetzelfde onderliggende gevoel: ‘Allebei komen ze voort uit onze doodsangst. Die zet ons aan tot veel meer gedrag dan mensen doorhebben.’

Als kind groeit kunstenaar Babs Bakels op in een ‘warm arbeidersmilieu’ in Amsterdam. Haar vader en moeder zijn 16 en 15 jaar, wanneer haar oudere zus wordt geboren. Zelf komt zij drie jaar later ter wereld. De opvoeding door het piepjonge stel kenmerkt zich door het adagium ‘niet lullen, maar poetsen’, waardoor er ‘ondanks de liefde weinig ruimte was voor emoties’. Ook krijgen haar zus en zij veel vrijheid: ‘Onze ouders hebben ons nauwelijks begrensd. Ik leerde al snel: ik moet het zelf oplossen. Dat maakt je sterk, maar ook eenzaam.’

Die grote mate van zelfstandigheid leidt tot een lange mars door het onderwijs, met een start op de mavo, een kunstacademie en tot slot een Masterstudie kunstgeschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Als twintiger gaat ze werken bij een uitvaartcentrum, de eerste keer dat haar fascinatie voor de dood haar beroepskeuze bepaalt. Dat is nog meer het geval, wanneer de inmiddels 51-jarige Bakels in 2005 medeoprichter wordt van uitvaartmuseum Tot Zover, gelegen op de Amsterdamse begraafplaats De Nieuwe Ooster. Haar doelstelling in haar rol als curator: ‘De dood van zijn slechte reputatie afhelpen’.

Humor is daarbij een belangrijk wapen. Zo organiseert zij onder meer de Bedroefde Bolide, met als ondertitel ‘het grote lijkwagenretrospectief’ en de tentoonstelling Especially for you, waarin aandacht voor ‘de doodskist als lifestyle-artikel’, inclusief pin-ups die zich op kisten vlijen.

In haar eigen kunst gaat ze de confrontatie met het harde gezicht van de dood niet uit de weg, zoals blijkt uit haar VPRO-podcastreeks Kassiewijle en uit een geleide meditatie over het lichamelijke ontbindingsproces (This body that once was you, gemaakt met Vibeke Mascini). De bezoeker van die installatie weet zich door een dunne laag menselijk botstof omringd, terwijl hij auditief zijn negen stadia van verrotting doorloopt.

Waar voert u uw fascinatie voor de dood op terug?

‘Dat begint bij een trauma dat mij als kind is overkomen, maar waar ik liever niet de aandacht op vestig. Want ik heb er een hekel aan als slachtoffer te worden gezien. Maar goed, het is wel een sleutelmoment in mijn leven geweest. Als 3-jarige kreeg ik paratyfus, wellicht door het eten van bedorven voedsel. Vanwege de besmettelijkheid van die ziekte moest ik in het ziekenhuis in quarantaine. Mijn ouders mochten maar een kwartiertje per dag bij me zijn. Ik was te jong om te begrijpen waarom ze me telkens alleen achterlieten. Dat heeft acht weken geduurd. Dat was traumatisch, als kind heb je het gevoel dat je in je eentje niet kunt overleven. Door mijn ziekte en het gevoel telkens te worden verlaten, voelde ik me erg slecht. Ik was afgescheiden van de wereld, een soort voorportaal van de dood. Die ervaring heeft mijn doodsangst vergroot. En verklaart denk ik ook mijn fascinatie.’

Hoe kijkt u naar mensen die leven alsof de dood niet bestaat?

‘Met jaloezie! Nou ja, soms. Als je je kunt verliezen in de gebeurtenissen van alledag en met de rug naar de dood toe kunt leven, dan leef je onbevangen, in ieder geval meer dan ik, haha. Ik vermoed dat de meeste mensen het op die manier aanpakken: iedere dag is een nieuwe, verder zien ze het wel. Dat is een manier om jezelf gerust te stellen, je doodsangst weg te houden.

‘Mensen doen daar alles voor. Neem het omarmen van een religie of een bepaalde ideologie. Dat voorziet in de behoefte aan een heilige waarheid die je tegen je doodsangst moet beschermen, het geeft de illusie van onsterfelijkheid. Maar je hebt ook subtielere vormen daarvan, zoals mensen die hun hele leven in dienst stellen van het verkrijgen van macht, status en materie. Ook dat zie ik als het gevolg van doodsangst.’

Is er een alternatief?

‘Nogal wat filosofen stellen dat het juist wel goed is onze dood en doodsangst onder ogen te komen – memento mori, gedenk te sterven. Dan kun je het leven waarachtiger ervaren en de essentie ervan inzien. Mij brengt dat nadenken over de dood inzicht in motieven van mensen, zoals het fanatisme waarmee hele groepen aan hun wereldbeeld vasthouden, dat is pure doodsangst. Als ze die onder ogen zouden durven zien, zou hen dat op het pad van relativeren zetten. Voor mezelf heeft de dood die functie: inzien hoe nietig mijn leven is, hoe bescheiden mijn rol. Vervolgens kan ik ook beseffen dat dit voor iedereen opgaat, waardoor ik meer compassie kan voelen. Het helpt me ook de ratrace waar we inzitten minder serieus te nemen.’

Waar draait het bij doodsangst om?

‘Ik geloof dat we vooral bang zijn na onze dood te worden vergeten. Vandaar dat we er alles aan doen om maar iets na te kunnen laten: door bezit op te bouwen, boeken te schrijven, kunst te maken, ga zo maar door. Alles hebben we ervoor over om maar voort te leven. Natuurlijk doen we dat ook omdat we er plezier aan beleven, maar onbewust zit er ook altijd het motief achter niet te willen worden vergeten, daarvan ben ik overtuigd.

‘Dat is allemaal vergeefse moeite, we worden hoe dan ook vergeten. Ga maar eens op een begraafplaats kijken, waar ze die grafstenen met teksten als ‘Voor altijd in ons hart’ na een jaar of twintig gewoon ruimen. Zo snel gaat het. En dit artikel in de krant gaat heus geen verschil voor mij of voor jou maken, wat dacht je? Laatst bleek dat jongere generaties W.F. Hermans niet of nauwelijks meer kennen – zo’n beroemde schrijver, nu al niet meer! We hoeven ons dus echt geen illusies te maken. We kunnen beter gaan begrijpen dat het helemaal niet erg is te worden vergeten.’

Waarom niet?

‘Omdat de wereld zich moet vernieuwen, er moet altijd weer ruimte voor het volgende komen, dat is de natuurlijke cyclus. Naarmate je ouder wordt, blijf je verstokt aan het bestaande vasthouden. Daar schiet de wereld natuurlijk niets mee op. Het leven, of de natuur, vraagt om afscheid nemen van het oude. Daarbij helpt de dood geweldig goed. Als je weet uit te zoomen naar dat perspectief, kun je inzien: de dood is eigenlijk een fantastisch fenomeen met een ten onrechte slechte reputatie.

‘Hoe noodzakelijk hij is, werd me echt duidelijk door Alle mensen zijn sterfelijk, dat prachtige boek van Simone de Beauvoir. Daarin is haar hoofdpersoon, de edelman Fosca, als enige onsterfelijk. Dat blijkt een verschrikkelijk lot, hij komt volkomen onverschillig tegenover alles en iedereen om hem heen te staan. Dat maakte voor mij duidelijk waarom eeuwig voortleven een slecht idee is, echt inspirerend.’

Maar juist uw angst voor de dood zet u aan tot het maken van kunst.

‘Precies, ook dat is reden dankbaar voor de dood te zijn. Natuurlijk is het een enorm verdrietige gebeurtenis, maar juist dat drukt onze neus op iets heel moois, de liefde. Juist doordat je weet dat je die kunt verliezen, nee sterker: dat je die zúlt verliezen, kun je zoveel van iemand houden. Zou die liefdesband echt voor eeuwig zijn, zoals we onszelf wijsmaken, dan zou dat tot totale onverschilligheid leiden. Dus ja, ook voor de liefde moeten we de dood dankbaar zijn. Dat gevoel ‘oh, blijf alsjeblieft bij mij’ heeft een evolutionaire kant, namelijk: ‘Bied me bescherming, een veilige plek.’ Die behoefte voelen we omdat we kwetsbare wezens zijn. Als we niet dood zouden gaan, zouden we die behoefte niet hebben.’

Geeft de dood u houvast?

‘Zeker. We hadden eerst God om zin aan ons leven te geven, maar die hebben we de laan uit gestuurd. Dat gat is door de dood gevuld. Die bestond natuurlijk al, maar we dachten hem met God en een hemel klein te krijgen. Sinds God weg is, is de dood er in mijn ogen voor de zingeving, want hij leert ons hoe we moeten leven. Ik kan meer verbinding en solidariteit met anderen voelen, wanneer ik mijn eigen nietigheid onder ogen zie, dankzij de dood. Die relativering van mijn bestaan vind ik een fijne gedachte. Zo geeft de dood houvast, de dood als de essentie van God.

‘Alleen zijn veel mensen na het wegvallen van God juist zichzelf belangrijker gaan vinden. Zonder de troost van een hemel is hun angst te worden vergeten alleen maar groter geworden. Daardoor doen ze nog meer hun best zich in de wereld te manifesteren, precies het omgekeerde dus van dat relativeren van je eigen rol. Daardoor hebben we die overdreven nadruk op succes en status gekregen, die ratrace.’

Loopt u met uw nadruk op nietigheid niet het gevaar moedeloos te worden: wat voor zin heeft het allemaal eigenlijk?

‘Ik ken die gedachte wel, maar laat me dan telkens weer inspireren door mijn doodsangst. Die zet me aan tot het maken van mooie dingen, in mijn geval tentoonstellingen of kunstprojecten. Dat doe ik om mensen iets te geven, maar ook om zelf een beetje onsterfelijk te worden. Want ik ben heus geen uitzondering, iets in mij wil natuurlijk ook voortleven.

‘Mij gaat het erom mensen vooral ervan bewust te maken dat ze alles doen om de dood te temmen. En dat ze in plaats daarvan er ook voor kunnen kiezen hem onder ogen te komen. Op straat doe ik weleens alsof ik er niet meer ben. Dan realiseer ik me dat de wereld gewoon zal doordraaien. Voor een handjevol mensen zal het een probleem zijn dat ik er niet meer ben, maar voor alle anderen helemaal niet.’

Hoe kijkt u naar uw eigen dood?

‘Ik ben die dicht genaderd tijdens die geleide meditatie over ons rottingsproces. Wat ik daarvan het pijnlijkst vond, was de fase waarin mijn vlees ging rotten en alleen mijn botten overbleven. Dat is het moment waarop je identiteit verdwijnt, weer dat vergeten worden. Als ik me nu inbeeld dat ik nog maar beperkt de tijd heb, voel ik onmiddellijk een knoop in mijn maag, doodsangst. Doodgaan lijkt me verschrikkelijk, ik hoop vooral dat het snel voorbijgaat. Op mensen die geloven dat er daarna nog iets komt, kan ik hartstikke jaloers zijn. Voor mij is dat niet weggelegd. De harde realiteit is dat ik geen ziel heb, maar puur materie ben. Ik ben een miniem onderdeel van een veel groter geheel, van een eeuwige golfbeweging van leven en dood, waar ik even in mee mocht.’

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-dood-is-een-fantastisch-fenomeen-met-een-slechte-reputatie~beab1fe6/

´Als de dood in de buurt is, moet je praten over het leven’

Stelling: In onderstaand interview wordt een tegenstelling geschetst, die behalve binnen het joodse geloof ook dilemma’s en worstelingen binnen christendom en waarschijnlijk ook islam bestaan. Ook al wordt in de jihadistische tak van het orthodoxe islam de dood als martelaarschap geïnterpreteerd als je vijanden van Allah om het leven brengt.

Wat bedoel ik met tegenstelling tussen leven en dood; ‘als de dood in de buurt is, moet je praten over het leven’? Bij de monotheïstische godsdiensten zoals joden- en christendom en islam met de alles overheersende en overkoepelende Eén Godheid en eenheidsbewustzijn, wordt op aarde – of beter geformuleerd – binnen de aardse leefomstandigheden een tegenstelling geschapen tussen leven en dood aangezien de dood de ‘grote onbekende’ factor is, waardoor angst voor ‘het onbekende’ bijna vanzelfsprekend naar boven komt drijven. Dat – nuttig te vermelden – in tegenstelling tot de niet-monotheïstische religies zoals hindoeïsme en boeddhisme waar de dood simpelweg de zielsverhuizing naar een volgend leven betekent en dus een overgang naar een volgend leven is, waar je dus niet bang voor hoeft te zijn.

Deze tegenstelling maakt het mogelijk dat je – anders dan binnen spirituele bewegingen zoals de theosofie, waar de dood een geen onbekende maar een feest van elkaar wederom te kunnen begroeten, na een langdurige afwezigheid omdat je een ander leven was ingedoken. Maar die monotheïstische religies maken er een groot probleem van:

“”Er is binnen het jodendom een gebrek aan dogmatische literatuur over het hiernamaals. Er zijn wel speculaties over een oordeel, het paradijs, de essentie van zielen en reïncarnatie. Maar deze ideeën hebben nauwelijks iets met elkaar te maken. Doordat niemand voor eens en altijd duidelijk kan maken wat er na de dood gebeurt, moeten we leren leven met gebrek aan zekerheid. Binnen het jodendom wordt dan ook gewaarschuwd voor de obsessie met het hiernamaals.”

De dood wordt als het ware verpakt in ‘speculaties’ over een oordeel (Dag des Oordeels; wat in alle drie godsdiensten ook anders genoemd had kunnen worden, namelijk een ‘terugblik’ op je afgeronde leven, om te onderzoeken en te analyseren wat er beter had gekund, waarom je bepaalde verkeerde keuzen hebt gemaakt en wat je in je volgende leven beter zou kunnen oplossen.

En de volgende passage is ook interessant: “”Volgens de joodse traditie is het niet de bedoeling om in de dood te investeren, maar in het leven. In het boek vertel ik het verhaal van Myriam die jarenlang in een diepe depressie zat. In die tijd had ze maar interesse in één ding: haar begrafenis.”

Ik ben zelf een esoterisch georiënteerd christen, hetgeen wil zeggen dat ik vast in karma, (re)ïncarnatie en zielsverhuizing geloof – ofwel daar zeker van ben; ik weet dat ik voor de zoveelste keer op aarde ben geïncarneerd en dat dit de laatste keer zal zijn omdat ik met deze ervaring op andere planeten aan het werk zal kunnen gaan. Met andere woorden: voor mij geldt die joodse uitspraak niet om niet in de dood te investeren, want ik investeer wel degelijk in de dood omdat ik bij nu al bezig ben mij voor te bereiden op mijn volgende leven, dat pas komt op het moment dat ik zelf kan besluiten dat ik mijn taak heb afgerond. Dan vertrek ik hier vol vreugde en dankbaarheid omdat ik mijn taken succesvol heb kunnen afronden. Een van die resultaten is dat ik als vrijwillige hulpverlener suïcidale patiënten van hun daad heb kunnen weerhouden omdat ik ze heb kunnen uitleggen dat ze verkeerde opvattingen hadden over de dood: de dood bestaat niet en daarom zullen alle gelukte pogingen op grote teleurstelling uitlopen als de ziel zonder lichaam aan ‘gene zijde’ tot de ontdekking komen data ze nog steeds leven in plaats van hun verwachting aan alles een einde hebben gemaakt. En hier lopen – ter afsluiting – alle mensen die opgroeien onder de genoemde monotheïstische religies – tegenaan. Ze zullen hun denken daarom allemaal moeten ‘resetten’ vanwege dat verkeerde godsbeeld, namelijk dat dood de dood betekent. Het nieuwe inzicht ontstaat op dat moment: er bestaat geen dood en daarom zal iedereen binnen die monotheïstische cultuur ontdekken na een gelukte suïcide dat de dood niet bestaat. Wij zijn als westerlingen die primitieven vergeleken bij culturen met een zielsverhuizing; waar waarschijnlijk ook geen pogingen tot zelfdoding worden ondernemen. Nu de tekst uit Trouw:

Sterven:  interview

Rabbijn Delphine Horvilleur schrijft in haar nieuwe boek over haar ervaringen bij het ondersteunen van nabestaanden. ‘Via verhalen, die vaak gebaseerd zijn op heilige teksten, probeer ik troost te bieden.’

JESSIE EICKHOFF, Katern de Verdieping/Trouw, 6-7-22

Delphine Horvilleur (1974) klopte op eindeloos veel deuren, maar kreeg overal hetzelfde antwoord: “We hebben Talmoed-lessen, maar deze zijn alleen voor mannen.” Een orthodoxe gedachte, die overeenkwam met de normen en waarden van haar eigen familie. “Wat ik jarenlang in Europa en Israël niet kon vinden, bleek wel in Amerika te bestaan”, vertelt Horvilleur. Ze vertrok naar New York om in een groepje van zowel mannen als vrouwen de Talmoed te bestuderen.

Op een dag zat ze in een koffiezaakje in New York met een progressieve rabbijn, een goede vriend van haar. “Waarom word jij geen rabbijn?”, vroeg hij. “Ik begon te lachen, maar hij deed niet mee”, vertelt Horvilleur. “Toen ik me realiseerde dat hij geen grapje maakte, ging er een pad voor mij open.”

Ze stopte met haar werk bij de Franse televisie en haalde in 2008 in New York haar diploma. Sindsdien geeft ze in Frankrijk vanuit de liberale joodse traditie ondersteuning aan rouwende mensen. “Via verhalen, die vaak gebaseerd zijn op heilige teksten, probeer ik troost te bieden.”

U ziet taal als een troostende kracht. Lukt het u dan altijd om de juiste woorden te vinden?

“Niet altijd, het is makkelijk om de plank mis te slaan. We moeten voorzichtig zijn met de taal die we gebruiken. Zeker binnen de religieuze wereld, waarin verhalen als heilig worden gezien. Woorden en vooral verhalen hebben de kracht om te bevrijden, maar ook de kracht om te vernietigen. Dat zien we terug in de geschiedenis. Waar verhalen van hoop en liefde het beste bij mensen naar boven brachten, haalden verhalen van wanhoop en haat het slechtste bij de mens naar boven. Als ik even niet weet wat ik tegen iemand moet zeggen, is stilte de beste taal. Simpelweg laten voelen dat ik zonder woorden aan hun zijde sta.

“Een voorbeeld uit mijn boek, waarin ik niet wist hoe ik moest reageren, is het verhaal van de broer van Isaac. De kleine Isaac was overleden en zijn broer snapte niet waar hij naartoe was. Zijn ouders vertelden hem dat ze hem morgen gingen begraven, maar zeiden ook dat hij naar de hemel was. ‘Nou, dat begrijp ik niet’, zei hij tegen mij. ‘Gaat hij nu naar de aarde of naar de hemel?’ Hiermee schonk Isaacs broer aandacht aan het onvermogen van de volwassenen om hem heen, onder wie ik, de rabbijn. Hoe graag ik ook wilde, ik had niet het vermogen om hem een antwoord te geven. Dit verhaal illustreert de onmacht van taal.

“De dood staat simpelweg buiten de taal. Het enige wat je kunt doen als de dood in de buurt is, is praten over het leven. Het leven koesteren dat was, en het leven van de overledene via herinneringen laten voortduren. Zo vertel ik in mijn boek over de uitvaart van Sarah, een overlevende van de Holocaust. Tijdens de begrafenis vertaalde ik wat haar zoon mij eerder had verteld. ‘Wat een leven heeft ze gehad!’, zei hij huilend na de uitvaart. Hoewel ik hem niets nieuws had verteld, raakte het hem dieper dan ooit tevoren. Door uit iemand anders mond te horen wat hij al wist, leek hij het leven van zijn moeder nog meer te koesteren.”

Wat leert de joodse traditie over het hiernamaals?

“Er is binnen het jodendom een gebrek aan dogmatische literatuur over het hiernamaals. Er zijn wel speculaties over een oordeel, het paradijs, de essentie van zielen en reïncarnatie. Maar deze ideeën hebben nauwelijks iets met elkaar te maken. Doordat niemand voor eens en altijd duidelijk kan maken wat er na de dood gebeurt, moeten we leren leven met gebrek aan zekerheid. Binnen het jodendom wordt dan ook gewaarschuwd voor de obsessie met het hiernamaals.

“Volgens de joodse traditie is het niet de bedoeling om in de dood te investeren, maar in het leven. In het boek vertel ik het verhaal van Myriam die jarenlang in een diepe depressie zat. In die tijd had ze maar interesse in één ding: haar begrafenis. Ze wist op welk nummer ze binnen gedragen wilde worden, hoe groot de boeketten moesten zijn en wie voor hoe lang het woord zou nemen. Dit verhaal laat zien dat wanneer mensen geobsedeerd zijn door wat er na het leven gebeurt, ze stoppen met investeren in het leven.

“In de joodse traditie hoor je dan ook een eenvoudige begrafenis te hebben en is het de grootste eer als in naam van de overledene geld gedoneerd wordt aan een goed doel.”

Hoe krijgt dit vorm in uw eigen leven?

“Eigenlijk verschilt het nogal per dag wat ik geloof. Niet alle dagen zijn hetzelfde. Het is makkelijker om in God te geloven als je de loterij wint dan wanneer het noodlot toeslaat.

“Ik kom zelf uit een familie waarin de dood ons vaak heeft bezocht, die deels bestaat uit overlevenden van de Holocaust. Het ene moment voel ik me verbonden met het traditionele geloof in een hogere macht, de andere keer meer met de heilige banden tussen generaties.

“Tegelijkertijd houd ik van het idee dat ik mijn geloof niet kan benoemen, maar wel op een bepaalde manier in de wereld kan handelen. Hierbij ben ik beïnvloed door de mystici in het jodendom die geloven dat God geen naam heeft.

“Zo is Gods naam in de Bijbel opgebouwd uit vier letters die niemand weet uit te spreken. Als je God daarentegen in het Hebreeuws wilt uitspreken, is het geen zelfstandig naamwoord maar een werkwoord. Mijn daden zijn een getuigenis van het goddelijke. Het is een manier van zijn. Het is een actie in de wereld.”

https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/1602/articles/1618148/34/1

Socrates, Jezus en Boeddha [6]

[165] Slaagt zij daar niet in, wat vaak het geval is, dan is zij gedoemd om in menselijke gedaante of, erger nog, in een plant of dier te reïncarneren [dit is volgens andere bronnen volkomen onmogelijk! jw]. De socratische opvatting van de onsterfelijkheid van de ziel is zo nauw verwant aan de Indiase en pythagoreïsche ideeën, en staat overigens zo ver af van onze hedendaagse visie op Socrates, dat ik ervoor heb gekozen mij bij het uiteenzetten van deze opvatting zoveel mogelijk op de teksten te baseren. Zo zal de lezer doe Plato niet heeft gelezen zich een heldere mening kunnen vormen over de manier waarop hij de woorden van zijn meester over deze kwestie weergeeft – een kwestie die in onze moderne ogen hinderlijk is.

Volgens Socrates vertoont de ziel ‘de grootste overeenkomst met hjet goddelijke, het onsterfelijke, het ‘intelligibele’[i], het eenvormige en onontbindbare, het altijd eendere en onveranderlijke’ [dit laatste geldt alleen voor het ‘wezen’ van de ziel, maar omdat die ziel in de mens en andere wezens zelf aanwezig is, maar alleen als ‘waarnemer’ groeit het goddelijke op die manier in ‘goddelijk bewustzijn’, dus geen onveranderlijke factor!] terwijl het lichaam ‘de grootste overeenkomst vertoont met het menselijke, het sterfelijke, het veelvormige, het niet-intelligibele, het ontbindbare en het voortdurend veranderende’ (Phaedo, 80b.) terwijl het lichaam gedoemd is te verdwijnen, stelt Socrates dat de ziel juist onsterfelijk is en probeert hij dit aan te tonen met de bewegingsleer: ‘Wat altijd beweegt, is toch onsterfelijk? […]

*Alleen al het gebruik van het werkwoord ‘gedoemd zijn’ van het lichaam, verraadt auteur Lenoir niet heeft begrepen dat het lichaam ‘moet’ sterven om de ziel de gelegenheid te geven om een zielsverhuizing mogelijk te maken! Het voltooid deelwoord ‘gedoemd zijn’ is dus volkomen misplaatst!

‘Nu is juist beweging de essentie en de aard van de ziel’ (Phaedrus, 245).

*In verband met de vorige opmerking valt deze opmerking ook niet te begrijpen…

‘Dientengevolge kan de ziel ‘geen dood of ontstaan’ herkennen (Phaedrus, 246).

*Ook hier een misvatting: de ziel is multidimensionaal en daarmee is deze opmerking overbodig want zinloos want een uiting van driedimensionaal-denken!

‘Dientengevolge kan de ziel ‘geen dood of ontstaan’ kennen (Phaedrus, 246).

*Zo wordt het te ingewikkeld gemaakt door de auteur!

‘Deze overtuiging is zo diep in hem geworteld dat hij niet bang is voor zijn eigen dood. Zijn onbewogenheid bij het horen van zijn veroordeling verrast zijn diepbedroefde vrienden, tegen wie hij, volgens Plato, met enige humor zegt: ‘Nu is het uur gekomen om te gaan: ik naar de dood, jullie naar het leven. Wie van ons een betere toekomst wacht, is een geheim voor iedereen, behalve voor de god’ (Apologie, 42a).

*Dankzij de huidige spirituele en esoterische literatuur weten wij nu dat de ‘dood’ niet bestaat en dat het sterven van het fysieke lichaam de verhuizing van de ziel betekent en dat het diezelfde ziel mogelijk wordt gemaakt om te vertrekken naar een beter leven. Deze kan tegemoet worden gezien, mits zijn leven zich in volle dienstbaarheid aan de medemens heeft afgespeeld.

Wordt vervolgd


[i] Begrijpelijk 2) Duidelijk 3) Duidelijk te horen 4) Hoorbaar 5) intelligibel 6) Klaar 7) Te begrijpen 8) Zeer begrijpelijk. Begrijpelijk.

Ons land wordt geleefd en geleid door angst voor de dood

Waarom is er geen breder verzet tegen de huidige corona-aanpak? (Christiaan Weijts, Katern Leven, nrc.nl, 22 januari 2022)

Protest | Christiaan Weijts verbaast zich over het uitblijven van breed verzet tegen de corona-aanpak. „Ben ik een wappie als ik beweer dat de democratie hier rammelt?”

(…)

Zo. Dat zal ze leren. En toch, in al zijn onbeholpenheid vertolkt die kreet hetzelfde als de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han in het boek dat ik zit door te bladeren. In Palliativgesellschaft (2020), geschreven tijdens de eerste coronagolf, diagnosticeert Han onze samenleving als eentje die lijdt aan ‘algofobie’, angst voor pijn. Onze reactie op het coronavirus heeft „het leven compleet verlamd tot óverleven”.

(…)

*Het valt dus zwaar tegen met onze spirituele instelling, althans het komt niet boven de 2% van de bevolking uit. Want anders was de overgrote meerderheid van ons inwoners niet zo angstig voor de dood geweest. Vandaar die stroom en toeloop van gevaccineerden.

Maar zonder lijden, tragiek en dood kunnen we ook geen schoonheid of liefde ervaren. „We hebben het leven opgeofferd voor een comfortabele overleving”, stelt Han. Door onze weigering om pijn en dood te accepteren zijn alle levenskrachten volgens hem gericht op het louter verlengen van het biologische leven. Zonder er vragen bij te stellen, leggen we ons lijdzaam neer bij lockdowns, quarantaines, en daarmee zijn we volgens Han een „palliatieve maatschappij” geworden, verdoofd, ontdaan van elke vitaliteit.

Leef. Op de roltrap omhoog bij station Vijzelgracht steekt de man zijn bordje op. Gejoel bij een enkele mededemonstrant – simpel te herkennen aan het niet dragen van een mondkapje. Achter ons licht het kunstwerk op ter ere van Ramses Shaffy. Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder. De tegenstem van ons palliatieve slaaplied: bedek neus en mond, houd afstand, vermijd drukte, werk thuis, zet maar een dvd’tje op.

12.05 uur Wat kom ik hier doen, in dit gebied met een demonstratieverbod? Dat vraagt een politieagent uit een van de tientallen groepjes die het Museumplein omsingelen. Ik kom met Byung-Chul Han aan mijn zijde inspecteren of Ramses Shaffy nog leeft. Dat zou toch wappie genoeg moeten klinken voor toegang. Ik kom uit nieuwsgierigheid, verklaar ik uiteindelijk maar.

Verbazing was misschien juister geweest. Ik begin me steeds sterker te verbazen over het gebrek aan verzet, zeker tegen de laatste lockdown, die „uit voorzorg” was afgekondigd. Hier staan we, in het culturele hart, ingeklemd door de monumentale musea en het Concertgebouw. En waar zijn onze kunstenaars, intellectuelen, musici, cabaretiers? Pas als cultuur op 14 januari opnieuw sluitpost blijkt bij de versoepelingen, kondigen artiesten en theaterbazen aan in actie te komen.

In België protesteerde de cultuursector op Tweede Kerstdag. Vijfduizend man sterk in Brussel. Op de beelden las ik borden als: ‘Verbindende kracht van koren en ensembles’. Meer dan honderd culturele instellingen weigerden te sluiten. Twee dagen later oordeelde de Belgische Raad van State dat de lockdown „disproportioneel” was en niet op „adequate motieven” steunde.

12.15 uur „In het begin was het een noodsituatie, toen waren we doodsbang, we wisten niks, toen snapte ik het wel, de lockdown.” Ik spreek een groepje van drie jongeren, HBO-studenten. „Maar het is nu twéé jaar later. Dit kán toch niet!”

De Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 wordt stilzwijgend verlengd, als een abonnement

Volgens Han reageert de samenleving hetzelfde op de pandemie als op terrorisme. „Op vliegvelden ondergaan we, zonder protest, de meest vernederende veiligheidsmaatregelen”, en ook nu ondergaan we al twee jaar lang lijdzaam allerlei maatregelen. Oorzaak: we leven in wat Han in eerder werk al eens typeerde als ‘de positieve samenleving’: optimistisch, instemmend, zonder ruimte voor het negatieve, het radicaal andere, het ondermijnende. De neoliberale obsessie met individueel geluk verstikt zodoende potentiële revolutionaire krachten. Die zijn vervangen door motivators, positiviteitsgoeroes die overal kansen zien en tips geven om de lockdown vol te houden.

Zoals wel meer demonstranten kijken de studenten wat verloren om zich heen. Waar ís het precies? Er is geen podium, geen programma. Dit is een menigte zonder kern. Telkens verspreidt zich gejuich vanaf telkens weer een andere uithoek, waar een deel dan heen marcheert, achter opgestoken vlaggen aan. Omgekeerde driekleur, Trump 2024, QR-code met middelvinger.

12.25 uur Een ouder echtpaar, aan de rand van de Concertgebouwkant, staat naast een kleurrijk brommertje. Krakerige luidspreker in het mandje: ‘Er zitten twee motten / in m’n ouwe jas.’ Een Koningsdagsfeertje, maar met een ondertoon van onbehagen en chagrijn. En ook met een eensgezindheid die iets griezeligs heeft. Bijvoorbeeld: bij een koffiekiosk, dicht opeengepakte menigte, zet ik mijn mondkapje op. Meteen nijdige blikken, opmerkingen. Verrader. NSB’er.

Verderop scandeert men intussen: „Vrijheid, liefde, geen dictatuur.” Ze hebben de ene dictatuur nog niet verlaten of stichten alweer een nieuwe. Mij verbaast die consensus. Zoals het me al maandenlang verbaast dat het zichtbare verzet uit maar één hoek lijkt te komen, uit de groep die al te rabiaat het virus of de crisis ontkent, veelal onderbouwd met groteske theorieën.

De andere bron voor een tegengeluid is die van een handjevol filosofen. Wappies en wijsgeren: alleen aan de uiterste polen van het menselijk denken leeft de aandrift tot verzet en een radicaal andere benadering van de pandemie. Tegenstemmen als van Byung-Chul Han hoor je in ons land bijvoorbeeld bij Marli Huijer, René ten Bos, Ad Verbrugge en Ewald Engelen. Werkelijk door het heersende narratief heen breken, lukt ze niet. De druk van de consensus perst elk tegengeluid meteen naar de marges.

Zo verkondigt Ad Verbrugge zijn ideeën vooral nog op een YouTube-kanaal, De Nieuwe Wereld. In de laatste aflevering van 2021 zei hij hier iets dat sterk overeenkomt met de visie van Han. „Angst en dood verblinden ons, waardoor een heel waardeveld verdampt.” Denk aan geestelijk welzijn, onderwijs, sociale verbinding, religieuze en sociale rituelen, culturele ontplooiing. Allemaal menselijke, niet-economische waarden die we al vóór de coronacrisis uit het oog verloren, zoals ook Han betoogt.

Het werk van Han volg ik al jaren. Ik vind hem een van de helderste en origineelste denkers van dit moment, met een messcherpe analyse van de neoliberale wereldorde. Een ‘linkse’ denker, kortom. Verrassend: bij ons schaart ‘links’ zich doorgaans achter de lockdownstrategie, en komt principiële kritiek vooral van ‘rechts’. Het denken van Han doorbreekt dat schema.

In onze verkrampte respons op de pandemie ziet hij een regelrechte voortzetting van het neoliberalisme. Verbrugges ‘waardeveld’ lag al te verdampen. De coronacrisis liet de zon er alleen wat intenser op branden.

De markt en big tech hebben ons toch al veranderd in consumenten en datapakketten, stelt Han. Privacy gaven we vrijwillig uit handen, en nu leggen we ons neer bij een „regime van digitale surveillance” waarbij „de samenleving van overleving” uiteindelijk zal inzien dat ze „haar liberale principes moet opgeven” voor maximale beheersbaarheid van onwelkome verschijnselen als ziekte, en voor de weigering dood en lijden te aanvaarden.

Klinkt dit overdreven? Han schrijft dit nog vóór de vaccins, en vóór de QR-passen. Inmiddels voeren Frankrijk en Italië 2G in, en dreigt ook Nederland te kiezen voor wat de facto een vaccinatieplicht is. We krijgen een houdbaarheidsdatum aan de QR-pas, die alleen na een nieuwe injectie weer op groen springt. En dat alles wordt afgekondigd op persconferenties, zonder politiek debat vooraf, zonder maatschappelijk debat, in overleggen met niet-gekozen OMT-leden zonder aanwezigheid van pers. De Tijdelijke Wet Maatregelen Covid-19 wordt stilzwijgend verlengd, als een abonnement. Ben ik een wappie als ik beweer dat we die liberale principes allang kwijt zijn en de democratie hier rammelt?

Waarom resoneert zulke kritiek amper? Later deze maand zal het protest eindelijk wat aanzwellen. Maar het zijn vrijwel uitsluitend de directe slachtoffers van de maatregelen die zich manifesteren: eigenaren van cafés, sportscholen, winkels, in de bres voor hun specifieke deelbelang. Ze richten zich niet op de fundamenten van de pandemiebestrijding. Al lang opgelucht eindelijk open te mogen, schikken ze zich naar verregaande QR-restricties. Waar zijn de klanten, gasten, doodgewone burgers die hun vrije leven hebben ingeleverd? Waarom blijft het zichtbare, massale verzet tegen de eenzijdige strategie van sturen op medische cijfers beperkt tot de groep waar je je als weldenkend individu liever niet mee associeert? Zeker niet als er malloten tussen lopen in gestreept uniform van concentratiekampgevangenen.

Het is wonderlijk hoe weinig nieuwsgierig we zijnnaar de ongevaccineerde groep die ons zou gijzelen

12.45 uur Een jongen met lang haar houdt een geel bord omhoog: ‘Het klopt niet’. Naast me staat een man tussen de spijlen door te pissen op het wegdek naar de parkeergarage.

ME-busjes komen in beweging. Het Museumplein wordt leeg geveegd. Iedereen moet aan de kant van de Van Baerlestraat eraf. Daar wil de menigte rechtsaf lopen, maar een blokkade van ME-busjes en een waterkanon houdt ze tegen. Chaos. Geschreeuw.

Omdat ik niet per se in de frontlinies hoef te lopen – tussen de zelfverklaarde ‘veteranen’ die een legeruniform uit de verkleedkist trokken – wandel ik met een zijstroom mee, die zich vertakt in de kleinere straatjes van Oud-Zuid. Ik spreek een vrouw die haar kledingwinkeltje heeft moeten sluiten. Schuin boven ons slaat een vrouw, een kop thee in de hand, de stoet bezorgd gade vanachter het glas van haar bel-etage.

Waarom blijft het verzet zo beperkt? Omdat de rest er warmpjes bij zit. De laptopklasse met vaste kantoorbanen merkt vooral comfortabele voordelen van de crisis. Minder reizen, uitslapen, kalmer tempo. Beurskoersen en vastgoedprijzen explodeerden. Ik ken een gezin dat alle lockdowns met scholensluitingen op Ibiza doorbracht. Thuisonderwijs en een digitaal thuiskantoor kun je overal inrichten, nietwaar?

Grote cultuurinstellingen staan er financieel goed voor, sommigen zelfs beter dan vóór de crisis, dankzij de coronasteun, bleek eind deze zomer uit een onderzoek van podiumorganisatie NAPK. Grote verliezer: de zzp’er.

Vergelijkingen met de oorlog mogen niet. Toch heb ik tijdens deze crisis één passage in mijn exemplaar van Louis-Ferdinand Célines Reis naar het einde van de nacht (1932) dik aangestreept. Vlak na de Eerste Wereldoorlog observeert hij: „Alles kon gewoon doorgaan. De oorlog had sommigen weggebrand, anderen goedgedaan, net als vuur, dat ellendig pijn doet of behaaglijk is, ’t hangt ervan af of je erin staat of ervoor. Je moet ’t goed kunnen versieren, meer niet.”

Er is geen dringende noodzaak om met wie dan ook werkelijk solidair te zijn

13.05 uur Terug bij de blokkade op de Van Baerlestraat slaat de sfeer om. Griezelig hoe snel het ineens gaat. Je voelt adrenaline door de menigte golven. Boven de hoofdenzee uit zie ik wapenstokken. De escalatie duurt vrij kort. Dan ineens wijkt de versperring, en stroomt de brede menigte de straat door, in overwinningsroes.

De euforie van de grote mars. Waar die heen gaat dondert niemand. Zolang de energie maar in beweging is gebracht. Ik neem wat omwegen. Op de P.C. Hooftstraat zijn dure winkelpanden dichtgespijkerd. Bij Oger komt een man in een cabrio een pak ophalen in een glimmende hoes.

Aan het eind van zijn traktaat denkt Han na over Nietzsches idee van ‘de laatste mens’, alleen nog gedreven door materieel genot en een obsessie met gezondheid. Han schrijft: „De laatste mens is geen aanhanger van de liberale democratie. Voor hem is comfort een hogere waarde dan vrijheid.”

Er is geen dringende noodzaak om met wie dan ook werkelijk solidair te zijn, noch met de IC-patiënt, noch met de restauranthouder, jongere, podiumkunstenaar, zolang je opgesloten zit in je ‘risicoloze hoge toren, op een risicoloze hoge rots’, zoals Shaffy zingt in dat lied dat opnieuw in mijn hoofd zingt.

„What you risk reveals what you value”, schrijft Jeanette Wintersons in de roman Written on the Body (1992). Onze pandemiebestrijding maakt een keuze voor minimale medische risico’s, en daar offeren we allerlei niet-medische waarden maximaal aan op. Wat onze waarden zijn, en wat we ervoor willen riskeren, daarover zou het gesprek in de samenleving dit nieuwe pandemiejaar moeten gaan.

Het boek van Han, dat dit voorjaar in het Nederlands verschijnt, geeft daar een scherpe aanzet toe. Al te scherp misschien. Want het probleem begint als je zijn gedachtelijn concreet wilt gaan invullen. Betekent dit dat ouderen en kwetsbaren geïsoleerd moeten worden van de rest? Of zelfs dat je ze niet langer behandelt omdat dood en pijn er nu eenmaal bij horen en we niet „monomaan in een beheersparadigma” moeten blijven, zoals Ad Verbrugge stelt?

Het gaat erom dat de samenleving het gesprek erover begint. Wat is de proportionaliteit tussen leven en overleven? Zijn er andere maatregelen mogelijk, nu het virus niet voor iedereen een gelijke bedreiging is? Moeten we wel drie keer per jaar een vaccinatie halen als individu uit de niet-risicogroep voor wie het virus hoogstwaarschijnlijk maar beperkt bedreigend is? Hoe gaan we hier als democratie mee om?

13.50 uur Op de Bilderdijkstraat vind ik de proteststoet weer terug. Een jongen in een motorjack rijdt mee op een robuuste fiets, waaraan hij een laptop heeft bevestigd en snoeihard bonkende speakers. De ketelmuziek van onze tijd is hightech. Zonnebril, koptelefoon: compleet opgesloten in zijn eigen cocon. Zijn fiets hangt vol teksten over ‘verbinding.’

14.15 uur In het Westerpark voelen sommigen zich een beetje bedrogen: ze lopen recht in de kick off-bijeenkomst van Forum voor Democratie voor de gemeenteraadsverkiezingen. Ik vind het wel symbolisch. En link ook. Zoals de immigratieproblemen ooit overgelaten werden aan Wilders, zo dreigen nu de tegenstanders van de covidmaatregelen te stranden aan een verlaten kade waar alleen het narrenschip van Thierry nog langsvaart.

https://www.nrc.nl/nieuws/2022/01/20/verzet-we-hebben-het-te-goed-a4081075#/handelsblad/2022/01/22/#516

‘Kan ik dit ook als ik in doodsangst verkeer? Als iemand misschien wel dood gaat? Als ik niet veilig ben op deze wereld?’

*”Er is maar een weg in angst en dat is de weg er dwars doorheen. Je kunt alles verliezen, je baan, je huis, je bedrijf, je familie, Je kunt alles verliezen, behalve jezelf. Niets staat los van elkaar. Er is niets wat je niet aankan, door ermee te stromen. Je tranen zuiveren en geven lucht, ruimte en troost.”

Inderdaad, angst voor de dood bestaat alleen maar in deze – onze – cultuur, want in Oosterse landen weet men dat de dood slechts een passage naar ander leven is en dus dat de dood niet bestaat. Alleen rouw om tijdelijk van een geliefde te zijn afgesloten. En ieder mens die overlijdt ervaart op dat ogenblik, op dat moment dat hij al honderden malen door die tunnel naar het Licht is gegaan in zijn voorgaande stervensmomenten. Alleen zijn de westerse landen met hun secularisme gaan geloven dat er geen scheppende oerbron bestaat, en dat in navolging van Nietzsche, die terecht afstand nam van het kerkelijk geloof dat god een verafgelegen man met baard op een wolk was. De illusie van de wereld werd op dat moment verzinnebeeld door de illusie van de kerken. Ook dat hoort bij het dualisme van de aarde: de mens die zelfstandig en onafhankelijk naar zijn oerbron gaat zoeken. Amen.

*”Als je veiligheid zoekt in de buitenwereld vanuit een angstig innerlijk, zal de wereld je onveiligheid tonen. Door de ervaringen die we leven en geleefd hebben, welke soms traumatisch waren voor vele, slaan we celgeheugen op, welke word aangeraakt in deze tijden. Dit geheugen houdt zichzelf levend door de wet van aantrekking, het is als een vicieuze cirkel tot de doorbraak! “

*”Veiligheid is de basis van bestaan, welke vol vertrouwen wordt geleefd. Kijk maar naar de kinderen. Raakt dit vertrouwen beschaamd, beschadigd, dan zal het niet meer veilig voelen in jou. Doordat het ons telkens uit het nu haalt, in ons hoofd brengt. Ons lichaam door de hel laat gaan, naarstig op zoek naar veiligheid in het denken, in het handelen, in een samengeknepen hart.  Laat de angst stromen. Laat het oervertrouwen stromen in een weten dat veiligheid in een ieder van ons woont. “

*”Het zijn juist deze situaties van grote schok, verdriet en ongeloof, die ons als een deeltjesversneller in contact brengt met onze ware kracht. Kracht gelijk een atoomkracht is. Kracht die ontspant in de genade van de verandering door bijvoorbeeld verlies. Er is in zo’n moment een kracht, die overgave heet. Een kracht die aanvaardt. Die neutraal is. Zacht en liefdevol.”

Omdat ik een uittreding heb meegemaakt

Heb ik het antwoord op de column van Bert Keizer in Trouw van deze ochtend over de dood en zijn advies: ‘Laat die postmortale leegte nog maar even’.

Voorafgaande aan dat citaat, eerst mijn uittreding van lang geleden (tijdens mijn studiejaren), dat volkomen spontaan ontstond. Ik was wel aan het mediteren en plotseling schoot ik mijn lichaam uit en zweefde in de ruimte alsof ik een astronaut was of het andere uiterste: high werd door wiet of een andere joint (als dat technisch goed is uitgedrukt, want ik hen met die roesmiddelen geen ervaring). Dit laatste is dus het verschil met junks die geen meditatie-ervaring hebben. Ik kwam daarin terecht zonder hulpmiddelen en ik kwam ook weer spontaan terug in mijn lichaam, beseffend ook dat dit gevaarlijke reizen of trips kunnen zijn vanwege het gelukzalige gevoel die je meemaakt en daarom niet meer wil terugkeren naar de aarde. Ik was dus alert, want dat kan onder die omstandigheden. Maar nu na lezing van Keizers tekst kan ik iets schrijven wat ik toen niet kon.

Dát was een gelukzalige ervaring om zo mee te maken omdat je in een ‘leegte die geen leegte is’ maar terechtkomt in een aanwezige (kosmische) energie die weldadig is en zo aanvoelt. Leegte dus, omdat je een ballon bent geworden zoals je in een luchtballon staat als toerist die over het landschap heen zweeft. Dan kijk je naar beneden op het landschap uit en krijgt dus een mooie panoramische blik van je omgeving. Maar tegelijk ook een gelukzaligheid die te omschrijven voelt opgenomen zijn in de eeuwigheid zonder ‘iets te hóeven doen’ en in ieder geval niets te móeten doen zoals op aarde altijd de plicht is vanwege alle bindingen aan de werkgever, familie- en gezinsverplichtingen etc.

Dat bestaat daar in de geestelijke sferen niet. Daar besta is ‘alleen’, daar voel je een ‘lichtheid’ die op aarde niet te voelen is. Daar voel je zoals in mijn ervaring een lichtheid die eeuwig is en alleen al het voelen daarvan kan ik eindeloos lang laten bestaan omdat het Leven eindeloos is en ook eindeloos blijft bestaan.

Maar de mensen die geen weet hebben van wat de dood betekent en hoe ze daarmee (zullen of moeten) omgaan, komen voor een raadsel te staan als ze tijdens hun leven zeker ‘wisten’ dat de dood definitief is; omdat je ophoudt te bestaan. Mensen met die overtuiging schrikken omdat ze niet gedacht hadden wél te leven, maar dan zonder lichaam, want je bent op ‘slag’ geest geworden en je gaat dan op in die geestelijke energie.

Als je ‘overgaat’ ofwel in aardse termen ‘overlijdt’ dan word je opgehaald door vrienden en kennissen van vroeger op aarde en zelfs uit voorgaande levens, die je weer van harte welkom heten in het geestelijke ‘thuisland’. Dat is dus een belevenis van jewelste. Daarna komen de ceremonieën als de terugblik na een rustperiode die iedereen meemaakt na alle vermoeienissen van je laatste levensdagen.

Maar dan wordt ook bekeken wat je goed hebt gedaan en hoe je geestelijke groei gestalte heeft gekregen. Dat kan bij de een heel kort zijn (zoals bij opgestane Meesters die al volledig bewust en verlicht waren) of heel lang en dat geldt dus voor mensen die op deze nieuwe fase geprepareerd waren. Die moeten verwerken dat ze het ‘verkeerde geloof’ (een of andere kerkelijk of religieus instituut) hadden aangehangen omdat ze waren aangeleerd dat de dood direct het hiernamaals was. Maar wat dat is bleef onbeantwoord.

Vandaar ook dat mensen die een Bijna Dood Ervaring (BDE) allemaal gelukzalig zijn teruggekeerd vanuit hun operatie of coma, want op dat moment werden zij bewust dat er geen dood bestaat. En hun leven veranderde op slag volledig omdat stervensangst dus ongegrond bleek te zijn.

Nu de tekst:

Laat die postmortale leegte nog maar even (Bert keizer, Katern de Verdieping/Trouw, 6-3-20)

‘Simone de Beauvoir betoogde in ‘De tweede sekse’ dat je niet als vrouw geboren wordt, maar tot vrouw gemaakt. O jee, moeten we nu ook van de benaming ‘vrouwen’ af? Dat wordt dan ‘tot vrouw gemaakten’. En wat doen we met artsen? Ook niet aangeboren. Dus ‘tot arts gemaakten’? Bij sommige collega’s klinkt dat niet eens zo gek, want er kwam heel wat bij kijken voordat het maakproces min of meer kon worden afgerond.

Terug op planeet aarde zag ik Erik Scherder en Matthijs van Nieuwkerk snikkend in elkaars armen vallen bij de constatering dat ze allebei bang zijn voor de dood. Ze durven geen van beiden met de auto op een snelweg te rijden en allebei hebben ze vliegangst.

Ik denk dat ze twee doodsangsten door elkaar halen. De eerste is stervensangst, bang voor een akelig sterfbed, vol pijn, angst, uitputting, aftakeling, benauwdheid. Ik ben daar niet zo bang voor, omdat ik denk dat er tegen die tijd wel een arts is die me palliatief zal willen ondersteunen. Vliegangst en angst voor het verkeer op de snelweg begrijp ik maar al te goed, want tegen een auto-ongeluk of een vliegramp bestaan geen dokters die dat makkelijk maken. Maar dit is dus de angst om slecht te sterven.

Die andere doodsangst betreft de toestand na de dood. Er zijn twee varianten. Allereerst: je kunt bang zijn dat je na de dood gestraft wordt. Op zich een sympathieke gedachte, als die straf wordt toegepast op types die we ervaren als etters. Helaas zijn er miljoenen onnozele zielen die dachten dat ook zij gestraft moesten worden. U kent de details. Maar goed, ik heb daar geen last van. Niet omdat ik straks geen straf verdien, maar omdat ik meen dat er helemaal geen toestand is na de dood.

Dat is de tweede variant van doodsangst: dat er niets is straks. Ik vind dat angstwekkend. Hoe kun je daar nou bang voor zijn? Er is dan niks. Dat maak je toch helemaal niet mee? Precies, zei Philip Larkin, de Engelse dichter: dat is nou net waar je zo bang voor bent – geen zien, geen geluid, geen aanraking of smaak of geur, niets om mee te denken, niets om van te houden of je mee te verbinden, de narcose waaruit niemand wakker wordt.

Ik begrijp niet helemaal waarom ik daar zo over inzit. Boeddhisten vinden dit geweldig, zo geweldig dat ze al voor de dood met behulp van Zen-meesters proberen iets van die postmortale leegte, waar we allemaal in zullen verdwijnen, te bemachtigen. Het is precies deze voor hen zo kostbare leegte die ik als verstikkend ervaar. De een z’n jubel is de ander z’n jicht.

Een treffend voorbeeld van die leegte waarin er niets meer is, trof ik deze week in de NRC. Ik las er dit bericht: ‘In Liefde – Jan Foudraine – 23 februari 1929 27 februari 2016 – Marijke.’ Het raakte me, omdat ik me betrapt voelde tijdens het vergeten. Ik dacht immers nooit meer aan Jan Foudraine en vind dat hij dat niet verdient. Hoewel ik terdege besef dat Foudraine er niks mee opschiet, als ik nog aan hem denk. Hij werd door dit bericht even teruggeroepen uit het niets waarin hij verbleef. Dat was ook de bedoeling. Het lucht me niet op. Ik denk alleen maar aan het beeld van een drenkeling die wordt teruggegooid in het water. Want over drie maanden is Jan Foudraine weer net zo vergeten als hij vorige week was.

Dit zijn luxe overwegingen, waar een mens alleen zin in heeft op veilige afstand van het graf. Stervenden zijn er zelden voor in de stemming. Ze hebben andere dingen aan hun hoofd: wie moet een kaart, gaan we die urn van Adrie hergebruiken, op zee uitstrooien vind ik overdreven, anders doen we zo’n kist van karton etcetera. Laatst zei zo iemand toch iets tegen mij over gindse land: “Ik zie wel straks. Als ik ergens voor gestraft moet worden, dan zeg ik: kom maar op met die straf.” Theologisch enigszins aanvechtbaar, lijkt me, maar ik benijdde hem wel omdat hij ervan uitging dat je daarginds kunt zeggen: “Kom maar op met die straf”.

Ook Bert Keizer zit helemaal gevangen in die christelijke doodsangst.

https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/886/articles/1098173/37/2