Categorie archief: Lucifer

Een uiterst spannend geschreven verhaal dat als een inwijding leest

Time Bender, de man die kwam om de Aarde te redden, een boek van Tijn Touber – 7e hoofdstuk LUCIFER [via wakkeremensen.blogspot.nl, 13-9-18]

Time Bender, de man die kwam om de Aarde te redden, een boek van Tijn Touber – 7e hoofdstuk

  1. LUCIFER

‘I’m sure the universe is full of intelligent life. It’s just been too intelligent to come here.’

Arthur C. Clarke, science fiction writer, inventor, television series host.

De volgende morgen begroet Alloya me met een warme omhelzing. Ik ben verheugd te zien dat het voor haar ook rokjesdag is. Ze springt de auto in en we we manoeuvreren ons door het drukke ochtendverkeer naar de snelweg Haarlem. Tijdens de rit praten we weinig en genieten van de omgeving. Na een half uur rijden we door een kleine plaatsje dat Overveen heet.

‘Er is hier een oud landhuis waar ik ooit meditaties organiseerde,’ vertel ik haar. ‘Het heet Duinlust. De eigenaar wilde van het landgoed een spirituele gemeenschap maken. Dat is nooit echt gelukt, maar het is desalniettemin een bijzondere plek met goede faciliteiten: een restaurant, ruime keuken, een sauna, een vorstelijke marmeren hal en een dubbel trappenhuis. Wil je het zien?’

‘Zeker.’

We rijden de lange oprijlaan op en voor het landhuis aangekomen stappen we uit. Ik loop naar de voordeur, maar die is gesloten. De plek ziet er desolaat en verlaten uit. De levendigheid van slechts enkele jaren geleden is volledig weg.

‘Het is een vreemde plek,’ vertel ik haar, terwijl we teruglopen naar de auto. ‘Het leek wel alsof er een soort vloek rustte op alles wat we deden. Niets kwam ooit echt van de grond, alsof we constant werden gesaboteerd. Ik heb zelfs wel eens gedacht dat er een spook was of zo.’

‘Dat zou best kunnen.’

‘Ja, dat dacht ik ook. Daarom heb ik een keer een vriendin uitgenodigd om de plek te bekijken. Ze staat erom bekend allerlei energieën te voelen. Ze vond het een verschrikkelijke plek. Toen we de trap opliepen naar zolder waar mijn kamer was, stond ze ineens stokstijf stil. Ze verbleekte, draaide zich om en rende de trap af.

‘Wat is er aan de hand?’ riep ik, terwijl ik achter haar aanrende.

‘Zag je dat dan niet? Er stond een vrouw bovenaan de trap.’

‘Een vrouw? Ik heb niets gezien.’

‘Ze zag eruit als een heks, helemaal in het zwart gekleed. Ze schreeuwde tegen ons dat we weg moesten gaan en nooit meer terugkomen.’

We stappen in de auto, maar ik start de motor nog niet.

Alloya kijkt nog eens naar het huis en zegt: ‘Interessant allemaal. Weet je toevallig wie die vrouw geweest kan zijn?’

‘Ik denk het wel. Ik ben wat onderzoek gaan doen naar de historie van het landgoed. Het huis is gebouwd door ene Johanna Jacoba van de Velde. Zij was de weduwe van een zeer vermogend bankier, Willem Borski. Johanna Jacoba was op een gegeven moment zo rijk, dat ze zowat in haar eentje voorkwam dat ons land failliet ging. Toen de zaken er voor de economie slecht uitzagen, kocht ze zoveel aandelen van de Nederlandse Bank dat ze het land een tijdje min of meer bezat.’

‘Ja, de elite regeert onze wereld al gedurende vele, vele generaties.’

Ik wijs haar naar een groot wit huis in de verte. ’Zie je dat landhuis daar? Dat is waar Johanna Jacoba woonde. De plek waar we nu zijn, was slechts haar zomerresidentie. Het andere landgoed is minstens tweemaal zo groot als dit, met prachtige tuinen en een oranjerie. Het heet Elswout, en als je denkt dat dit huis eng aanvoelt, dan moet je daar maar eens een kijkje nemen.’

‘Waarom niet? Ik dacht er net aan om je een verhaal te vertellen dat goed past bij een spookhuis.’

Ik start de motor en we gaan op weg naar Elswout.

Onderweg vraagt ze: ’Wat is er met mevrouw Borski gebeurd?’

‘Ze is op late leeftijd gestorven en haar zoon erfde het landgoed. Ook hij heette Willem Borski en was een vermogend bankier, zoals zijn vader. Duinlust werd de residentie van zijn oudste dochter die ook Johanna Jacoba heette. Zij was getrouwd met haar neef, ene David van der Vliet.’

Alloya glimlacht spottend.

‘Merken we hier soms een patroon op? Deze mensen hebben allemaal dezelfde namen en binnen hun eigen clans gehuwd. Dat patroon kwam ik steeds tegen tijdens mijn onderzoek naar de bloedlijnen van de elite. Het is een gesloten systeem. Daar is een reden voor en heeft te maken met het intact houden van de genetische lijnen.’

‘Waarom is dat zo belangrijk voor de elite?’

‘Wij worden geregeerd door wezens die van nature niet menselijk zijn. De enige manier voor hen om hun ras levend te houden, is om hun DNA zo puur mogelijk te houden. Dat is waarom zij zich binnen de familie voortplanten. Zij zijn technologisch ongelooflijk geavanceerd, meesters in de genetica en koudbloedig.’

‘Zijn dat de Draconische Reptielen waar Time Bender mij over vertelde?’

‘Ik noem ze de Lizzies.’

We gaan naar rechts een onverharde weg op en rijden de heuvel op zodat het landhuis zichtbaar wordt. Het is indrukwekkend, zeker voor Nederlandse begrippen. Ik parkeer de auto en we lopen richting het landhuis.

‘Weet je dat dit huis een paar jaar geleden voor maar één euro te koop was?’

‘Echt? Waarom?’

‘Ik denk omdat het op instorten staat. Of misschien door die dode boom die daar al eeuwen lijkt te staan, precies voor de hoofdingang. Ik heb geen idee.’

‘Laten we onder die boom gaan zitten. Het is de perfecte plek voor wat ik voor ogen heb.’

We gaan op het gras zitten en maken het onszelf gemakkelijk. Ik ga achterover liggen en kijk naar de verdorde takken van de boom.

‘Ik kan niet begrijpen waarom die boom er nog steeds staat. Hij heeft al heel wat stormen overleefd.’

Alloya gaat ook achterover liggen en kijkt naar de boom. ’Misschien is ie niet echt dood,’ zegt ze. ‘Misschien ziet hij er alleen dood uit. Ben je bang voor de dood?’

‘Wel, ik weet dat het leven op de een of andere manier doorgaat en dat “dood” niet echt bestaat. Maar ik weet niet zeker of ik me dat zal herinneren als ik op mijn sterfbed lig. Dus ik denk dat ik wel een beetje bang ben voor de dood.’

‘Er is een plant die je kan helpen om van je angst voor de dood af te komen. Heb je wel eens gehoord over Ayahuasca? Het is een middel dat de Zuid-Amerikaanse indianen al duizenden jaren gebruiken om toegang te krijgen tot hogere lagen van bewustzijn. Zij beschouwen Ayahuasca als de moeder aller medicamenten. De plant laat je alle kanten van het leven zien, de lelijke en de mooie, de vitale en de stervende, het licht en het duister.’

‘Ik moet dat maar eens proberen dan.’

‘Ja, maar het hoeft niet perse. De plant staat al in contact met jou. Ze heeft jou uitgekozen om met haar te werken omdat ze weet dat jij sleutels bezit tot bepaalde deuren in het labyrint van de onderwereld.’

‘Een plant heeft mij uitgekozen kom met haar te werken?’

‘Ja, een plant. Mensen onderschatten de intelligentie van de natuur.’

Ze gaat rechtop zitten en zegt gedecideerd: ‘Maar nu wil ik je eerst een verhaal vertellen over het begin der tijden. Ben je er klaar voor?’

‘Een en al oor.’

Ze sluit haar ogen een paar seconden en in gedachten zie ik haar een reis maken, terug naar het allereerste begin. Er verschijnt een subtiele glimlach om haar mondhoeken. Ze ademt een paar keer hoorbaar diep in- en uit. Dan opent ze haar ogen, kijkt me aan en begint te vertellen.

‘Er waren eens twee geliefden die vanuit het Grote Niets werden geboren. Het waren de meest krachtige stralen die ooit werden gecreëerd. Een van hen straalde de positieve, lichtkant van de schepping uit. De ander straalde negatieve energie uit – het duister. De Universele Dromer, die deze stralen tot leven had geroepen, bekeek met ontzag hoe zij zich in een dynamische verstrengeling, steeds opnieuw met elkaar versmolten en zich dan weer van elkaar afscheidden. Hun schoonheid was adembenemend. De energetische patronen van licht die zij schiepen, zagen eruit als de lichamen van gevleugelde engelen.’

Ze glimlacht als ze terugdenkt aan het begin van ons heelal. ‘Deze engelen waren geboren als onderdeel van een kosmisch experiment. Het idee was om een plek te creëren van zo’n immense verdichting, zo’n diepe verduistering, dat zelfs de liefde van de Bron er niet in kon doordringen. Zo’n plek bestond nergens. In het hele universum was er niet één planeet waar de bewoners zich niet realiseerden dat binnenin ieder van hen de sleutel tot al het leven lag besloten, het oorspronkelijk zaad van de Bron.

Het plan was dat een van de engelen op reis zou gaan om een plek van vergetelheid te creëren. De andere zou achterblijven in de lichtlagen om de ware aard van de engel te herinneren voor het moment waarop deze zou terugkeren naar de lichtwereld en zij zich weer zouden herenigen.’

Alloya sluit haar ogen om niet te worden afgeleid door een stelletje dat langs wandelt met twee jengelende kinderen. Dan vervolgt ze haar verhaal: ‘Een van de engelen stond op de rand van het Grote Niets, zichzelf preparerend voor de sprong in het Onbekende. Mannelijk in energie rekte hij zich trots uit en strekte zijn machtige vleugels, klaar om te springen. Zijn naam was Lucifer, de Heldere Morgenster. Zijn vrouwelijke wederhelft keek met ingehouden adem toe en wachtte op de grote sprong. Ook zij was opgewonden en benieuwd naar dit grote avontuur.

Toen sprong hij. Lucifer viel zo snel en zo lang hij kon richting een dimensie die zo verdicht was, dat het in staat zou zijn om de plaats van vergetelheid te huisvesten. Alles dat op deze planeet leefde zou een vreemd leven lijden, verstoken van het licht van de Bron. Met een laatste liefdevolle blik spreidde Lucifer zijn vleugels en dook hij de diepte in. De dimensies in de diepten rukten aan zijn vleugels. Hij probeerde de stroom te berijden, maar tot zijn ontzetting was de stroom overweldigend en verloor hij alle controle. Hij kon niets anders doen dan zich in het onbekende te laten trekken.

Zijn geliefde keek enigszins angstig toe. Ze zag zijn verwrongen gelaat en realiseerde zich voor het eerst dat ze nu echt uit elkaar gingen en elkaar niet meer konden bereiken. Ze wilde hem nog een keer aanraken, maar haar handen van licht gingen recht door zijn lichaam heen. Zij waren niet langer van dezelfde soort.

Lucifer bleef vallen als een steen die onder water werd getrokken. De nevelen van verdichting die zich om hem heen vormden, verstikten hem. Zijn ziel leek uit zijn borstkas te worden gerukt. Hij was niet voorbereid op wat hem hier wachtte.

Buiten zichzelf van angst bonkte zijn fragiele hart in zijn tot het uiterste gespannen lijf. Maar de dichtheid nam het over en nam hem gevangen. Het vergeten nam het over en uiteindelijk leek hij op een diamant die was komen vast te zitten in een harde rots.’

Plotseling stopt Alloya met praten, omdat er een man aan komt lopen die een glanzend voorwerp in zijn hand heeft dat hij direct op ons richt. De man is groot van postuur, heeft zwart glanzend haar, donkere ogen en draagt een grijze regenjas. Opeens realiseer ik me dat het object dat hij in zijn handen een pistool is! Mijn hart stopt bijna met kloppen. Ik wil Alloya waarschuwen en wegrennen, maar het is te laat. Hij staat al voor ons.

‘Kunt u alstublieft een foto van mij nemen?’

Hij overhandigt het glanzende voorwerp dat een grote camera blijkt te zijn.

‘Eh, natuurlijk, geen probleem,’ zeg ik opgelucht.

Ik neem de camera aan en bekijk hoe die werkt. De man stapt iets naar achteren, zodat ik hem kan fotograferen met het spookhuis op de achtergrond. Terwijl ik op de knop druk, beweegt hij zijn rechterhand omhoog en maakt een vreemd gebaar. Dan loopt hij weer naar me toe, neemt de camera uit mijn handen en loopt zonder iets te zeggen naar het landhuis. Daar aangekomen opent hij de voordeur en stapt naar binnen. Ik kijk met grote ogen naar Alloya. Zij heeft zich niet bewogen.

‘Zag je wat hij met zijn hand deed?,’ vraag ik. ‘Dat was echt weird.’

‘Ja, ik zag het. Weet je wat dat gebaar betekent?’

‘Nee.’

‘Het is het symbool van de duivel. Satan-aanbidders herkennen elkaar aan deze handgebaren. Het zijn een soort geheime codes. De meeste van die codes hebben hun oorsprong in oude gesloten genootschappen, zoals de vrijmetselaars.’

‘Is Satan hetzelfde wezen als Lucifer?’

‘Nee. De figuur van Satan is een uitvinding van mensen. Lucifer is niet duivels. Lucifer was niet uit de hemel verbannen zoals ons is geleerd. Hij is vrijwillig gegaan.’

‘Dus hij is niet de duivel?’

‘Inmiddels is hij dat wel geworden, maar hij was niet altijd zo. Ook Lucifer baadde ooit in de liefde en het licht van de Bron van alle creatie. Ook hij herkende zichzelf als een aspect van God. God heeft vele gezichten. Het gezicht dat Lucifer moest laten zien, was dat van het duister, het vergeten. Maar Lucifer was niet alleen toen hij sprong. Een derde van alle engelen volgde hem naar beneden, de moedige en nieuwsgierige aspecten van God, om een planeet te scheppen waar intense groei mogelijk is.’

‘En die plek is de Aarde?’

‘Ja, Lucifer creëerde een planetair lichaam dat in staat was om een energie vast te houden die de planeet zou isoleren van de liefde van de rest van de Kosmos. Deze quarantaine werkt als een hogedrukpan en maakt het de inwoners van deze planeet mogelijk om snel te groeien en te evolueren door om te gaan met een extreme vorm van dualiteit.’

Zij sluit haar ogen weer even om contact te maken met die turbulente eerste fase van het ontstaan van onze Aarde. Dan zegt ze zacht: ‘Terwijl Lucifer dieper in de vergetelheid zonk en als een diamant in de kern van de Aarde lag te slapen, begonnen zich vreemde fenomenen voor te doen. Terwijl de sluiers zich als dekens om hem heen wikkelden, creëerde hij laag op laag van verschillende realiteiten – steeds meer niveaus van vergetelheid.

‘Waarom sliep Lucifer?’

‘Slapen betekent vergeten. Je wordt dan een onbewuste schepper. Wij mensen op Aarde leven in een droom waarvan wij denken dat die echt is. Dat is de reden waarom spirituele verlichting “ontwaken” wordt genoemd. Je wordt wakker uit de droom.’

‘Dus Lucifer manifesteerde door zijn dromen een nieuwe realiteit gebaseerd op vergetelheid?’

‘Dat klopt. Zijn dromen werden fysieke realiteiten die incarneerden in het fysieke lichaam van Gaia. Er begonnen zich karakters te vormen. Zijn dromen werden dichter en dichter, geperverteerd door de duistere energieën die hij om zichzelf heen had gecreëerd. Verlaten, desolaat, verloren en alleen, lag hij daar. Zijn enige passie was een onverzadigbare honger naar macht, bloed en dood om zijn lege hart te vullen.

Lucifer begon te veranderen. Zijn gezicht werd zelfs onherkenbaar voor hemzelf. Het was het gelaat van de Duivel geworden, een zwart en hard masker van illusies,  afschrikwekkend en verwrongen. Zwarte levenloze pupillen blokkeerden al het licht. Hij gaf zich over aan de wreedheid van de omgeving en vervulde zijn missie om duisternis te creëren, lijden en dood.’

Terwijl Alloya praat, schuiven er donkere wolken voor de zon. Een kille wind begint te waaien. Ik kijk omhoog en rits mijn jas dicht.

‘Time Bender vertelde me dat ik een ontmoeting met Lucifer zou hebben als onderdeel van mijn volgende opdracht. De manier waarop jij hem beschrijft… zo intens wreed, kil en gemeen. Ik weet niet of ik daar wel mee om kan gaan.’

‘Ja, het ontmoeten van Lucifer is inderdaad heel angstaanjagend.’

‘Hoe weet je dat? Heb jij hem ooit ontmoet?’

Ze aarzelt voordat ze antwoord. Dit was duidelijk niet deel van het verhaal dat ze wilde vertellen. Ze zwicht en zegt: ’Ja, ik heb hem ontmoet.’

‘Wat, echt? Hoe was dat? Waar was dat?’

‘Het gebeurde enkele jaren geleden op een donkere nacht. Samen met wat vrienden stonden wij op een heuvel die uitkijkt over St. Michael’s Mount, een oud slot dat op een eiland voor de kust van Zuid Engeland ligt. Het is in de Baai van Penzance, in Cornwall. Het was die hele dag donker en regenachtig geweest. Velen waren teleurgesteld omdat wij hier waren om de zonsverduistering te zien. De regen geselde onze gezichten terwijl boven het slot zwarte wolken draaiden en kolkten. Veel van ons hadden dromen gehad over tunnels en grotten onder het kasteel die alleen toegankelijk waren van onder de zee. Ik had hierover ook vaak gedroomd en zag dan steeds dat dit het thuis was van Lucifer, en een portaal naar de onderwereld.’

Alloya doet haar capuchon op, omdat het begint te regenen. We kijken naar de lucht en dan naar elkaar en zijn ons bewust van de vreemde toevalligheid van de plotselinge omslag in het weer.

Ze vertelt verder: ‘Opeens veranderde het licht. De verduistering was begonnen. Vogels sjilpten en krijsten, en in de verte hoorden we honden blaffen. Dit verbaasde me, omdat mij was verteld dat alles op het moment van de verduistering stil is. Toen begon ik onbedaarlijk te trillen. Vanachter het slot op het eiland rees een donkere wolk op in de vorm van een levende draak. De draak cirkelde driemaal rondom de Mount en dreef toen naar het westen. Op het moment dat de wolk oploste, blies er een soort reinigende wind door ons heen. Niet om ons heen, zoals normale wind, maar door ons heen. Toen wist ik dat hij er aan kwam.’

‘Lucifer kwam eraan?’

‘Hij was in aantocht. Ik kan niet zeggen dat ik hem fysiek zag, maar dat was niet nodig. Hem voelen was meer dan genoeg. De angst was indrukwekkend. Mijn lichaam schokte en ik maakte onvrijwillig dat vreemde jankende geluid dat dieren maken als ze het echt bang zijn. Ik kon er niet mee stoppen. Het voelde alsof ik dood ging, wat op zichzelf al beangstigend was, maar wat nog beangstigender was, was dat ik vreesde dat hij me zou verslinden.’

Het begint nu echt hard te regenen, maar Alloya lijkt het niet te merken.

‘Ik was als een snaar zo gespannen, zoals nooit tevoren. Plotseling voelde ik een immens licht in mij wakker worden. Het was alsof ik vanbinnen ‘aan’ ging en dit licht door mij heen scheen. Ik voelde op dat moment dat ik het Licht van Liefde in deze donkerste aller plekken van het Universum moest brengen. Ik moest het Licht verankeren in het huis van de Duivel. Ineens stonden we tegenover elkaar. Ik kon geen kant meer op en bleef dat vreemde geluid maken. Ik moest hem onder ogen komen. En dus kwam ik hem onder ogen.’

‘Wat gebeurde er?’

‘Het meest ongelooflijke gebeurde. Ik zag ineens zijn schoonheid, zijn oorsprong. Ik zag hem als een aspect van God! Ik voelde zoveel liefde voor hem vanuit dat grote licht dat in mij scheen. Ik herkende hem en hield intens veel van hem in ieder opzicht. Ook zijn duistere masker, ook zijn wreedheid en kille hart kon ik intens liefhebben. Toen omhelsden wij elkaar, we omstrengelden elkaar en werden een. Het was de meeste intense heling die ik ooit heb meegemaakt.’

Ze pinkt tranen weg en kijkt dan met een scheve grijns naar me. ‘Wat ik nu ga zeggen, klinkt vast heel cheesy, maar het gebeurde echt: Ik hoorde Engelen zingen. Ik kon ze letterlijk horen. Het was zo prachtig.’

Weer rollen tranen over haar wangen. Ik kijk naar de lucht en zie dat de regen is gestopt. De donkere wolken glijden weg en de zon komt weer tevoorschijn. Alloya merkt het ook en glimlacht om dit kleine wonder.

Dan vraag ik: ’Hebben de andere deelnemers dezelfde ervaring als jij?’

‘Iedereen zat om mij heen en ervoer dat er iets immens gebeurde. Na de omhelzing met Lucifer werd het rustig, maar niemand zei iets. Lange tijd bleven we daar in stilte zitten, totdat we een stem hoorden die zei: “Hij is weg. Hij is vrij en nu kunnen we gaan spelen.” Het was een jongetje van zes jaar.’

De aarde onder ons is nat en we besluiten terug te lopen naar de auto. Onderweg vraag ik: ‘Heeft je ontmoeting met Lucifer je leven erg veranderd?’

’Het veranderde alles. Ik heb nog heel lang zijn ongelooflijke kracht in mij gevoeld. Zijn licht vulde mijn hele lichaam. Ik ervoer mijzelf dagenlang als God. Ik kon het bewustzijn voelen van alle elementen om me heen. Mijn bewustzijn was zo groot, dat het eindeloos leek. Mijn aura kon de hele planeet omvatten. Ik voelde dat ik God was, en alles wat ik ervoer direct creëerde.’

‘Wow. Bleef die ervaring bij je?’

‘Nee, dat deed het niet, en dat is het pijnlijke. In de daaropvolgende dagen kwam mijn frequentie naar beneden. Ik kwam langzaam terug in de werkelijkheid waarin ik tot dan toe had geleefd. Ik vergat langzaam maar zeker dat ik God was. Ik kan je niet vertellen hoe pijnlijk dat was op alle mogelijke niveaus. Ik voelde intense pijn, heimwee, smart, verlies, verraad en een diep verlangen om naar huis te gaan.’

‘En nu?’

‘Nu wil ik nog steeds naar huis, maar meer dan dat zou ik terug willen naar Amsterdam om wat boodschappen te doen. Kun je me een lift geven?’

We rijden langzaam terug en praten onderweg niet veel. Wanneer we bij haar hotel aankomen, geeft zij me een kaartje en zegt: ‘Hier, als je ooit de weg kwijtraakt of  je opdracht vergeet, neem dan contact met mij op. Je hebt alle hulp nodig die je kunt krijgen, want je zult binnenkort de onderwereld binnengaan. Jij bezit de sleutels tot bepaalde deuren in het labyrint.’

‘Wat voor deuren?’

‘Die zul je zelf moeten ontdekken. Ik kan je dat niet vertellen. Er is echter iemand die je de weg kan wijzen. Het is jouw eerste incarnatie in de ruimte-tijd realiteit. Dit wezen, dat jij zelf bent op een hoger niveau, is een zeer geavanceerd wezen van het ras van de Kat Mensen, ook wel Leeuwen Mensen genoemd. Zij waren onder meer degenen die de Grote Piramide bouwden. Ze weten alles over heilige geometrie, wat je zal helpen om de sleutels te vinden. Maak jezelf met hem vertrouwd. Nodig hem uit. Hij heeft de sleutel. Dag.’

En weg is ze, door de draaideuren van haar hotel. Ik blijf nog even wachten, maar ze kijkt niet meer om. Ik rij stapvoets naar huis, zwaar onder de indruk van haar verhaal en de opdracht die mij kennelijk wacht.

Als ik thuiskom, ben ik te moe om te eten en plof op bed neer. Ik voel me afgepeigerd. Alle nieuwe informatie is koortsachtig bezig een plek te vinden tussen de concepten die zich in mij bevinden. Het voelt alsof er van alles aan het verschuiven is, mijn wereldbeeld kantelt en ik wil alleen maar slapen.

Wanneer ik het licht uitknip, gebeurt er iets vreemds. Ik hoor een harde zoemtoon in mijn linker oor, alsof iemand zich met een boor naar binnen dringt. Dan wordt mijn lichaam ineens steenkoud en word ik hardhandig in mij matras gedrukt. Ik kan me niet bewegen, mijn lichaam is verlamd. Het wordt steeds moeilijker om te ademen en een smerige, penetrante lucht vult de kamer.

Ik raak in paniek en probeer uit alle macht om mijzelf te bevrijden uit de ijzeren greep door mijn lichaam met kleine schokjes naar de rand van het bed te bewegen, hopend dat ik eruit zal vallen en de ban kan verbreken. Ik voel dat ik voor mijn leven vecht.

Dan hoor ik zijn stem, een lispelend gefluister. Koud en gemeen.

‘Je bent een lafaard. Je hebt niet de moed om het duister in jezelf te accepteren, en je projecteert dit falen op mij.’

‘Wat? Ga weg, laat me los!’

‘Ik zal jullie pas loslaten wanneer de laatste van jullie is gestopt om met de Duivel te spelen.’

‘OK, goed, ik ben klaar! Ik wil niet meer met u spelen!’

Ik transpireer nu hevig en probeer nog steeds centimeter voor centimeter naar de rand van het bed te bewegen. Ik ben nog een paar centimeter verwijderd van de rand. Dan hoor ik zijn kille stem weer.

‘Ik heb jullie met veel plezier gadegeslagen terwijl jullie een wereld creëerden die constant op de rand van de vernietiging zweeft. Jullie zijn toch zulke opwindende wezens! Hahaha.’

Ik ben er bijna.

‘Je denkt dat ik de Duivel ben, maar ik ben Lucifer. Ik ben jullie redder. Ik heb de sleutels. Ik ben jullie spiegel. Ik reflecteer jullie duister.’

Ik val op de vloer, hap naar adem en probeer overeind te komen. Ik schud mijn hoofd wild heen en weer om hem eruit te gooien. Heel in de verte hoor ik de echo van zijn stem: ‘Wij zijn allen gevallen engelen, wij zijn allen gevallen engelen…’

wordt vervolgd…..

Door Veronica vertaald en door Tijn Touber gecorrigeerd