Categorie archief: godsdienstonderwijs

Onderwijsvrijheid en art 23 Gw en wat gaan we er ermee doen?

Stelling: Ons land heeft een eeuw geleden besloten om het compromis te sluiten tussen de kiesrecht- en onderwijsstrijd en daarmee het stelsel van evenredige vertegenwoordiging in te voeren alsmede de bekostiging van het basisonderwijs door de overheid.

En gezien de godsdienstvrijheid al sinds de Unie van Utrecht (1579) in ons constitutionele kader werd ingebracht en vastgelegd, dient nu sinds de grote migratiestromen van eerst de gastarbeiders in de jaren ’60 en ’70 en binnen dit decennium de bootvluchtelingen uit het Midden-Oosten, eerst de ‘integratiekwestie’ definitief te worden opgelost door de kennis van de Grondwet tijdens de geschiedenislessen op de basisschool tot een centraal thema te benoemen.

Maar niet alleen daarom, ook om alle hedendaagse inburgeringstrajecten en -examens voor de nieuwkomers in ons land van een gedegen integratiehouding te voorzien en iedere vorm van segregatie in de toekomst te borgen.

Op die nieuwe basis zal onvoldoende kennis van onze Grondwet niet mogen leiden tot een toekenning van een verblijfsvergunning of Nederlands paspoort. Dat zal dus de nieuwe basis worden voor integratiebeleid in algemene zin, waarvan inburgeringstrajecten een onderdeel zijn. Op die basis moet het hele integratiebeleid opnieuw worden ingericht, aangezien de migratiestromen wereldwijd zullen blijven voorkomen vanwege alle burgeroorlogen her en der op aarde en de klimaatveranderingen die de komende decennia blijven bestaan en de Parijse akkoorden zullen bemoeilijken. Daarom moet er dus een aangepaste basisstructuur integratie worden ontwikkeld en georganiseerd. Hieronder een eerste proeve van een algehele herziening van de huidige beleidsinstrumenten op basis van een erg nuttige aanzet in de ochtendkrant van vandaag.

Weg met de vrijheid van het onderwijs? (Amber Dujardin, Katern de Verdieping/Trouw, 27-4-19)

artikel 23 – In Nederland profiteren scholen van een bijzonder fenomeen: een verregaande vrijheid van onderwijs. Nu het islamitische Cornelius Haga Lyceum onder vuur ligt, doemt de vraag op: is die vrijheid houdbaar?

Zoals in de bovenstaande stelling geformuleerd is de bestaande onderwijsvrijheid via art 23 Gw houdbaar, maar wel anders ingericht dan nu het geval is. Vanwege onze eeuwenoude – vier eeuwen om precies te zijn – traditie van godsdienstvrijheid zal het geen grootse kunsten en creativiteit van mij vergen om uit te leggen hoe die onderwijsvrijheid effectief aangepakt kan worden.

Vanwege de volledig veranderde maatschappelijke omstandigheden sinds de migratiestroom van gastarbeiders in de jaren ’60 en ’70, waarop de politiek geen vat had voor wat betreft het ontwikkelen van de juiste beleidsconcepten – lees: van die hulparbeiders werd verwacht dat ze collectief huiswaarts zouden keren als hun werk was afgerond – die niet geënt waren op een blijvend verblijf in ons land. Dat pakte zoals bekend, geheel anders uit en daarmee kon de eerste valkuil voor nieuw beleid ook niet voorkomen worden: hoe moeten deze nieuwe bewoners van ons land afdoende geïntegreerd worden zonder in botsing te komen met andere culturele waarden en normen zoals ik hun thuisland?

Vanuit die vaststelling van een weeffout die in die tijden ontstond, moet dus nu een nieuwe structuur worden ontwikkeld, waarmee we de ‘oude’ gastarbeiders verder n iet hoeven lastig te vallen, maar waarmee we wel de mogelijk nieuwe vluchtelingenstromen in de vorm van bootvluchtelingen kunnen benaderen indien ze een toelating tot ons land weten te verkrijgen en daarvoor bestaan vaste procedures.

Nog los van de toekomstverwachtingen die ons aangeven dat onze arbeidsmarkt binnenkort niet meer zonder nieuwe instroom kan functioneren, dient er nu op tijd een nieuw ‘standaard’ inburgeringstraject te worden ontwikkeld, opdat de nieuwe lichting nieuwe ‘medelanders’ beter geïntegreerd raken dan ooit eerder het geval was.  

Dat betekent direct starten met een taalcursus, waarbij rekening dient te worden gehouden met  complexe scholingsomstandigheden van de betrokken asielzoekers. Er bestaat bij deze vluchtelingenstromen een grote variatie aan opleidingsniveau en taalvaardigheden, tussen analfabeet tot universitair geschoold, zoals advocaten en tandartsen. Daarop zal snel en adequaat een selectie worden toegepast voor welke basisvaardigheden zij in aanmerking komen.

Maar het gaat in de komende tijd niet alleen om basistaalvaardigheden – lees: Nederlandse taallessen – maar ook om de Europese waarden en normen en zij dienen bij het inburgeringscontract ook een belofte af te leggen dat zij zich zullen houden aan de Nederlandse Grondwet en daartoe voldoende kennis binnen dat schoolverband van het integratietraject op te doen. Wordt aan die eisen niet voldaan, dat staat op voorhand al vast dat ze geen verlengde verblijfsvergunning zullen ontvangen (laat staan op langere termijn een NL-paspoort).

Een tweede voorwaarde waarvoor ze dienen te tekenen (via hun contract) is dat iedere baan die hen wordt aangeboden, ook direct wordt aanvaard zodat er ook tijdens het inburgeringstraject al werkervaring wordt opgebouwd. Zou blijken dat dat (meestal ongeschoold) werk hen niet bevalt, dan dienen zij zelf hun verantwoordelijkheid te nemen om initiatief te nemen om een nieuwe baan te zoeken. Ontslag nemen is op voorhand uitgesloten, want een uitkering kan onder die omstandigheden niet worden verstrekt. Wordt die eerste aangeboden baan niet geaccepteerd, dan betekent dat het einde van het inburgeringstraject en wordt betrokkene teruggestuurd naar het land van herkomst als dat technisch mogelijk blijkt te zijn. Er bestaan weigerende naties, en daar zal een aparte regeling voor worden getroffen.

Deze nieuwe regels klinken extreem streng, maar daar staat tegenover dat de vluchtelingenstromen die in de afgelopen jaren binnen de EU zijn opgevangen de reikwijdte van de opvangcapaciteit EU te boven gaat en dat ‘ze’ hierdoor voorzichtiger worden om vooral om met mensensmokkelaars in zee te gaan, want daarvoor hebben ze klaarblijkelijk wel voldoende geldelijke middelen beschikbaar. En de EU heeft in het recente verleden te gemakkelijk de verplichtingen vanuit internationale verdragen op zich genomen en dat mag in de toekomst niet meer gebeuren. Zolang de overvolle opvangkampen in Italië en Griekenland niet beter verspreid worden over de hele EU, wordt geen vluchteling meer toegelaten. Dat moet ook via publicitaire EU-campagne voldoende duidelijk worden gemaakt in het Midden-Oosten.

Op deze wijze wordt een strak organisatorisch uitvoerbaar integratietraject ontwikkeld dat ook EU-wijd wordt ingevoerd en de EU-lidstaten die hieraan niet wensen mee te werken, dienen de wel coöperatieve lidstaten financiële middelen te verschaffen. Of het één, of het ander. Zo niet, dan mogen die lidstaten strenge financiële sancties verwachten. Wel nadat de nieuwe Commissievoorzitter met die afwijzende landen goede gesprekken heeft gevoerd en ze heeft weten te overtuigen dat op weigering sancties staan.

‘Of je in Nederland nu een orthodox-joodse, islamitische of antroposofische school wilt oprichten, het kan allemaal. Hoe strenggelovig ook, volgens de wet mag iedereen een school beginnen als er genoeg belangstelling voor is en de kwaliteit op orde is. Is aan die voorwaarden voldaan, dan komt de overheid over de brug met financiering.

Met de Grondwet in de hand kan van alle genoemde denominaties worden verwacht dat zij zich allemaal aan die basiswaarden zullen houden. De Onderwijsinspectie zal extra op worden toegerust om vooral de islamitische scholen te controleren en te toetsen op godsdienstvrijheid door het misverstand uit de wereld te helpen dat die waarde ‘zou kunnen’ inhouden dat salafistische of jihadistische scholieren met hun islamitische waarden en normen kunnen wegkomen, want dat is strijdig met de Grondwet. Dat moet ze – in geval van nieuw op te richten orthodox-islamitische scholen vooraf worden getoetst en gecontroleerd; indien de school geen convenant tekent, betekent dat geen subsidiegelden – ondertekenen om aan de slag te kunnen gaan of te blijven.

Het enige probleem dat er feitelijk bestaat is dat van de kant van orthodox-joodse en -christelijke- of antroposofische scholen nooit problemen zijn gerezen, maar alleen met orthodox-islamitische. Dat is ook verklaarbaar aangezien die scholen godsdienstonderwijs in de orthodoxe en dus sharia-traditie wensen les te geven en dat is volgens onze Grondwet niet de bedoeling.

Maar vanwege lakse overheden zijn die duidelijke normen nooit strikt doorgevoerd uit angst dat ze dan met onduidelijke kennis over de Grondwet veel juridische procedures aan de broek zouden krijgen. Inderdaad heeft de Tweede Kamer sinds de aanvechtbare opvattingen van PVV over de Grondwet grootschalig gefaald in het vaststellen van een juiste interpretatiekader van grondwettelijke bepalingen. Er dient een hiërarchie van basisrechten te worden aangelegd en het is niet voor niets dat art 1 – als eerst genoemde – een anti-discriminatoir artikel is. Dat gaat dus boven de vrijblijvende interpretatie van art 23, dat de ogen van moslimbesturen een fiattering van shariawetten zou betekenen en dus misbruik betekent van de onduidelijkheid die de Kamer altijd heeft laten voortbestaan.  

‘Dat Nederland zowel openbaar als religieus onderwijs financiert, is bijzonder in Europa. Deze vrijheid van onderwijs, die in 1917 is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, kwam tot stand na een strijd tussen protestanten en katholieken (de confessionelen) enerzijds, en de liberalen en socialisten anderzijds. “De schoolstrijd ging vooral over gelijke bekostiging”, zegt onderwijsjurist Sherida Jurg-Smith. “Het bijzonder onderwijs wilde net als het openbaar onderwijs bekostigd worden door de overheid.”

De eerste regel van deze passage is niet terzake doende aangezien ons land maatgevend mag worden genoemd op het terrein van godsdienstvrijheid vanwege de Unie van Utrecht. We hebben een traditie hoog te houden en ik schreef in een eerdere blog op deze plaats al dat dat Verdrag noodzakelijk was vanwege de pluriformiteit van geestelijk Nederland al ten tijde van de Reformatie en de vrijheidsstrijd tegen Spanje. Die bevrijdingsoorlog noopte tot een zo breed mogelijk draagvlak onder de Provinciale bevolkingen die vielen onder de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, waarbinnen de strijd tegen de Spanjaarden werd gecoördineerd. Dat ons land dus de enige is die religieus onderwijs financiert, mag geen verbazing wekken aangezien ieder land zijn eigen parlementaire tradities kent. En inderdaad zouden we veel kunnen leren van de Franse ‘laïcité.  

‘Partijen spraken af dat beide vormen geld krijgen van de overheid, maar verschillend worden georganiseerd. Nog altijd gaat het openbaar onderwijs van de overheid uit, terwijl het bijzonder onderwijs wordt geregeld door particuliere organisaties of individuen. Het openbaar onderwijs moet toegankelijk zijn voor iedereen, het bijzonder onderwijs mag leerlingen en leerkrachten selecteren. Op alle scholen houdt de overheid wel toezicht op de kwaliteit.

Zolang de overheidscontrole via de Onderwijsinspectie zijn werk goed doet, is er geen enkel probleem te verwachten. Maar dan hoort die Inspectie ook met harde hand te kunnen optreden als de grondwettelijke interpretaties van betrokken artikelen niet deugdelijk zijn en dan dient het schoolbestuur voor de rechter gedaagd te worden.

‘Recent laait de kritiek op dit duale systeem weer op. Nu het islamitische Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam onder vuur ligt, gaan er stemmen op om artikel 23 af te schaffen. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid waarschuwde dat medewerkers van die school banden zouden hebben met een terreurorganisatie en er anti-democratische tendensen zijn.

Het afschaffen van art 23 is de weg van de minste weerstand en daar schieten we dus niets mee op. Het is ook duidelijk dat de vrijzinnige en gemiddelde moslims in ons land helemaal niet wachten op strenge shariawetgeving en daarom zal men in die kringen (huishoudens) helemaal geen problemen hebben als de Nederlandse Grondwet wordt gehandhaafd; sterker: ze worden onder de hierboven omschreven condities en voorwaarden beter beschermd dan ooit te voren. De Kamer is de rechtstreekse oorzaak dat er nog geen duidelijkheid is geschapen op dit punt van interpretatie.

‘Dat krijg je ervan, stellen critici, als particuliere partijen vrij spel krijgen en de overheid zich aan de zijlijn plaatst.

Onzinnig, want particuliere partijen krijgen alleen ruimte vanwege de lafheid van de Kamer.

Aan de haal

‘Tijd voor verandering, vindt VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff, die onlangs in De Telegraaf zei dat zijn partij heilige huisjes moet durven aanpakken. “Te lang hebben we gezegd: hier heb je de vrijheid van onderwijs, hier heb je de vrijheid van godsdienst; doe er iets leuks mee. Als sommige lieden met die vrijheden aan de haal gaan, salafistische scholen opzetten, homo’s verketteren of vrouwen onderdrukken, dan moet je ingrijpen en onze vrijheden beschermen.”

Ook de VVD is in de afgelopen decennia veel te laks geweest. Dit appel van Dijkhoff komt veel te laat, maar de tijd is nu aangebroken, zoals deze blog ook betoogt, om orde op zaken te stellen.

‘Hij krijgt bijval van andere partijen. GroenLinks wil al jaren van het bijzonder onderwijs af en vindt overheidsgeld voor religieuze scholen niet meer van deze tijd. Ook Lodewijk Asscher (PvdA) zet vraagtekens bij de regeling. Hij maakt zich zorgen over de toegankelijkheid en wil ook bijzondere scholen verplichten om iedere leerling te accepteren, zodat de school meer een afspiegeling is van een wijk, in plaats van een cultuur of religie.

Alle seculiere partijen hebben op dit vlak geen gelijk aangezien handhaving van art 23 gemakkelijker is als de juiste randvoorwaarden door de Kamer zijn vastgesteld en aanvaard met een Kamerbrede motie van instemming.

‘Ook burgers zijn kritisch. Een meerderheid (60 procent) is voor de afschaffing van onderwijs met een religieuze grondslag, bleek deze week uit onderzoek van ‘EenVandaag’ onder ruim 35.000 leden van zijn opiniepanel. Het is een slechte zaak, zegt 63 procent, dat de overheid dergelijke scholen subsidieert. Zij vinden dat ouders zelf in de buidel moeten tasten als zij per se willen dat hun kind religieus onderwijs krijgt.

Die meerderheid is te verklaren door de vaagheid die de politiek in de Kamer zelf heeft veroorzaakt. En de religieuze spanningen in ons land met een versplinterd veld van uiteenlopende denominatie blijft behoefte houden aan godsdienstvrijheid die alleen niet vrijblijvend mag worden geïnterpreteerd. En dat schortte er tot nu toe aan. Anders ontstaat in ons land weer – 16e eeuw – een burgeroorlog die vergelijkbaar als in de groeiende spanningen in Noord-Ierland i.v.m. de Brexit. Daar hebben wij geen behoefte aan en bovendien zijn wij volwassener geworden dan die Ieren.

‘Terechte kritiek, vindt Zeki Arslan, onderwijsspecialist op het gebied van etnische minderheden. “In Nederland zie je segregatie op drie lijnen: tussen kansarm en kansrijk, hoogopgeleid en laagopgeleid, etnisch en niet etnisch. Ik heb altijd stelling genomen tegen die moderne verzuiling. Bijzonder onderwijs werkt enorme segregatie in de hand. Bovendien kost het ons veel geld: zo’n 5 miljard euro per jaar.”

Ook Arslan blijkt onvoldoende inzicht te hebben in de logica van onze Grondwet. Het vervolg van het betoog van Arslan neem ik verder niet op aangezien er geen nieuwe punten benoemd worden, en hij de centrale rol van de Kamer over het hoofd ziet.

https://krant.trouw.nl/titles/trouw/8321/publications/622/articles/893729/38/1