Categorie archief: ayahuasca

Word je spiritueler van psychedelica? [dl 3]

[231] ‘Soms vraag ik me af of ik met mijn fascinatie voor psychedelica niet weer in een nieuw soort religie terecht ben gekomen. Het geloof uit mijn jeugd heb ik achter me gelaten, maar welbeschouwd heb ik me er nooit helemaal; los van kunnen maken. Ik ben wetenschappelijk onderzoek gaan doen naar religie en religieuze ervaringen. Psychedelica kwamen op mijn pad. Om deze ervaringen zelf te ontdekken heb ik me ondergedompeld in verschillende traditionele ceremonies, waarbij geesten werden aangeroepen, bezweringen werden uitgesproken en energetische of spirituele healings werden aangeboden. Ik onderga dit soort rituelen als een soort antropoloog die door participerende observaties probeert te begrijpen waarom mensen doen wat ze doen. Daarbij probeer ik mijn scepsis zo veel mogelijk op te schorten, om op het moment zelf helemaal op te gaan in het ritueel.

Op een gegeven moment twijfelde ik bijvoorbeeld of ik wel deel zou nemen aan een ayahuasca-ceremonie waarvoor ik ik me had opgegeven. Ik voelde me net een tijdje redelijk stabiel en de stemmingswisselingen waar ik vaak last van had, leken even naar de achtergrond verdwenen. Ik was bang dat zo’n ayahuasca-trip me weer helemaal uit balans zou brengen. Een vriendin raadde mij echter aan om wel te gaan, en juist vertrouwen te hebben in ‘moeder ayahuasca en de prachtige dingen die ze jou gaat laten zien.’ Ook al geloofde ik er maar half in, haar bemoedigende woorden hielpen me over de drempel heen en ik beleefde daarna de mooiste ayahuasca-reis die ik ooit heb meegemaakt. Ik kon op dat moment alleen nog maar voelen en weten dat het klopte wat ik zag – ook al kon ik er met mijn verstand niet bij.

Ayahuasca en dito- toerisme

Verruim je geest voor het te laat is (Casey Schwartz, Psychedelica/Futures/fd, 2-11-19)

Een t(r)ip om ingesleten patronen te doorbreken (digitale titel)

In de VS zijn geestverruimende middelen aan een nieuwe opmars bezig. Vooral ouderen zeggen er baat bij te hebben om hun leven een nieuwe impuls te geven.

(…)

‘De trips zijn voor mij allerminst aangenaam. Ze doen veel pijn. Je kan er diarree van krijgen, gaan overgeven, soms allebei tegelijk.’

De groeiende belangstelling voor het gebruik van deze middelen onder mensen van 70 jaar en ouder, is volgens Rohklin om twee redenen onvermijdelijk: ten eerste zijn er steeds meer wetenschappelijke onderzoeken die uitwijzen dat psychedelica mogelijk helpen tegen aanhoudende psychische klachten. Zo wees een kleinschalig onderzoek onder zeventien volwassenen uit dat ayahuasca heilzaam was tegen terugkerende depressies. Daarnaast speelt mee dat mensen die ‘dichter bij het einde dan bij het begin’ komen, steeds meer worden gedreven door het gevoel dat ze niets te verliezen hebben.

Natuurlijk gaat het hier om een gemêleerd gezelschap van jong en oud, maar niet vermeld wordt of er onder de deelnemers ook ‘gelovigen’ van de reïncarnatietheorie zijn ofwel dat ze geloven in een leven na dit leven, waarin weer andere opdrachten staan te wachten dan in het huidige leven. Als er deelnemers aanwezig zijn met een sterk geloof in het rad van wedergeboorte, dan geloven ze ook beslist dat alles spanningen, trauma’s en andere psychische ongemakken beter in dit leven kunnen worden opgelost dan ze mee te nemen naar het volgende, want dat is de consequentie voor de ‘gelovigen’ in reïncarnatie dat je alleen in een uiteindelijk gebalanceerde gemoedtoestand de verlichting zult bereiken en dan pas ontheven bent van het pad der wedergeboorte. Dan kun je beter alles opruimen wat er op te ruimen valt.

Dat betekent niet dat er geen risico’s zijn. Zo zijn de ceremonies niet altijd toegankelijk voor mensen die hartproblemen hebben of andere medicijnen gebruiken. Rick Doblin, oprichter van Multidisciplinary Association for Psychedelic Studies (MAPS), merkt op dat voor de oudere deelnemers een kleinere dosis vaak volstaat, omdat we naarmate we ouder worden gevoeliger worden voor drugs. Charles Grob, hoogleraar psychiatrie en pediatrie aan de U.C.L.A. School of Medicine, noemt als risico onder andere hart- en vaatziekten zoals aritmie, of hartritmestoornissen. ‘Er moet nader onderzoek worden gedaan.’

https://fd.nl/futures/1322415/een-t-r-ip-om-ingesloten-patronen-te-doorbreken

Deze keer medicinale en hallucinante planten

Time Bender, de man die kwam om de Aarde te redden, – 9e hoofdstuk AYAHUASCA

Posted: 15 Sep 2018 02:15 AM PDT [via wakkeremensen.b;ogspot.nl, 15-9-18]

Time Bender, de man die kwam om de Aarde te redden, een boek van Tijn Touber – 9e hoofdstuk

  1. AYAHUASCA

‘I looked out the window and saw this white light. It was zigzagging around. I went up to the pilot and said “have you ever seen anything like that?” He was shocked and said, “Nope.” I said to him: “Let’s follow it.” We followed it for several minutes. It was a bright white light. We followed it to Bakersfield, and all of a sudden to our utter amazement it went straight up into the heavens. When I got off the plane I told Nancy all about it.’

Ronald Reagen, voormalig president van de Verenigde Staten, die zijn UFO ervaring in 1974 beschrijft aan Norman C. Miller van the Wall Street Journal.

Drie weken later word ik straal verliefd. Ik ben op een conferentie over sjamanisme en zie opeens een prachtige vrouw die licht lijkt uit te stralen. Ze is gekleed in kleurrijke kleding met grote oorbellen en inheems uitziende kettingen. Haar ogen lijken veel verschillende kleuren te hebben en veranderen met het licht dat erin valt. Tijdens de lunch ga ik naast haar zitten en complimenteer haar over haar sieraden en bijzondere ogen.

We raken aan de praat en Binkie vertelt me over haar reizen door Zuid-Amerika waar ze, na het overlijden van haar echtgenoot, enkele jaren heeft rondgereisd. In Colombia maakte ze kennis met Ayahuasca, een brouwsel dat de inheemse stammen al duizenden jaren gebruiken om in hogere sferen te komen.

Binkie vertelt me over een bijzonder krachtige sjamaan, Fernando Leysama, waarmee ze goed bevriend is geraakt. Ik raak gefascineerd door haar verhalen en vertel haar dat ik hem dolgraag zou willen ontmoeten.

Twee dagen na de conferentie krijg ik een email van Binkie dat ik Fernando Leysama kan ontmoeten. Hij zal volgende week naar de jungle vertrekken en we kunnen met een klein groepje met hem meereizen voor een driedaagse ceremonie. Weer twee dagen naar haar bericht zitten Binkie en ik in een vliegtuig naar Bogota.

Tijdens de vlucht vertelt ze me meer over Fernando: ‘Hij was vijf toen hij werd ontdekt door zijn leraar Abuelo Juvenal. Deze grote sjamaan zag in de kleine Fernando de incarnatie van een overleden sjamaan en werd zijn “grootvader”. Juvenal nam het kind mee de jungle in – uiteraard met toestemming van zijn ouders. Fernando werd geïnitieerd in de oude tradities van de sjamaan. Rond zijn twintigste begon hij zijn eerste Ayahuasca ceremonies te leiden.’

‘Hoe oud is hij nu?’

‘Ik schat hem ergens rond de vijfendertig. Dat is nog behoorlijk jong voor een sjamaan van zijn kaliber. De ouderen van zijn stam eren zijn wijsheid. Fernando is een van de laatste sjamanen, of taitas zoals zij in Colombia worden genoemd, die is onderwezen in de traditionele leer van de ouderen. Het grappige bij Fernando is dat hij ook een moderne gozer is. Je kunt met hem net zo makkelijk praten over medicinale planten en overleden voorvader-spirits, als over smart phones en snelle auto’s.’

Op het vliegveld worden we opgewacht door Juan Gabriel en zijn vrouw Melibea. De hartelijkheid en warmte van deze prachtige mensen, die Binkie’s beste vrienden in Colombia zijn, is direct voelbaar. Juan Gabriel heeft in een succesvolle rockgroep in Colombia gezeten en schrijft nu voornamelijk muziek voor soap opera’s. Melibea is fotografe.

Op weg naar hun huis vertelt Juan Gabriel ons over het programma voor de komende dagen. Morgenochtend vroeg gaan we met de auto op pad naar de provincie Putumayo aan de zuidwest grens van Colombia. Dat is waar het Amazone regenwoud begint. De lokale mensen noemen dit gebied Putumayo – het land waar de wolken worden geboren. In de bergen van deze streek ontstaan de wolken die het regenwoud bevruchten.

De volgende ochtend gaat de wekker om vier uur. Rugzakken, tenten, hangmatten, wandelschoenen, poncho’s en laarzen worden in de laadruimte van de four-wheel-drive gestouwd en zo begint onze reis dwars door Colombia. Het landschap is fascinerend en blijft veranderen. Woestijnen worden afgewisseld met moerassen, bergen, pampa’s, dichte bossen en jungle.

Het landschap is nog behoorlijk intact, evenals veel van de inheemse culturen, in tegenstelling tot andere delen van Zuid-Amerika. Dit komt voor een belangrijk deel door de drugsoorlogen die Colombia hebben geteisterd, waardoor hordes toeristen en multinationals op afstand zijn gebleven. Dat is inmiddels in rap tempo aan het veranderen, aangezien de regering een vredesverdrag met de rebellen heeft getekend, en een aantal grote drugskartels is opgerold.

Laat in de avond komen we aan in een dorpje dat Villa Garzon heet, de laatste buitenpost voordat het eindeloze Amazone regenwoud begint. We zullen hier een nacht blijven en dan in de ochtend de laatste kilometers afleggen naar de rand van het regenwoud.

We zijn uitgehongerd en vinden een klein restaurantje op het dorpsplein dat nog open is. We bestellen ons eten en vallen ondertussen aan op de schaal cassavechips die wordt gepresenteerd. Wanneer de ober het eten brengt, vraagt hij naar onze plannen.

‘We gaan de jungle in om een bijzondere sjamaan te bezoeken.’

‘OK, maar kijk goed uit, want we hebben op dit moment wat problemen met jaguars.’

‘Problemen met jaguars?’

‘Ja, ze komen de laatste tijd steeds dichter bij het dorp, omdat de petroleummensen het woud plunderen. Afgelopen week zijn schapen, koeien en paarden opgegeten. Gisteren stuurden we een paar jagers met honden het woud in. Na een tijdje stopten de honden met blaffen. De jagers vonden hun karkassen, maar hebben de jaguars niet kunnen vinden.’

Ik begin me een beetje ongemakkelijk te voelen.

‘Eten jaguars mensen?’

‘Zelden.’

‘Zelden? Dat is niet erg geruststellend. Maar eh, wat moeten we doen als we er een tegenkomen?’

‘Niet wegrennen in ieder geval, want dan ziet hij je als prooi en zal je doden. Als hij zijn tanden laat zien, denk dan maar dat hij naar je lacht en lach gewoon terug.’

Ik kijk de man vol ongeloof aan: ’Meent u dat nou?’

Hij lacht en slaat me hartelijk op de schouder: ‘Sorry, ik moet verder, er wachten nog meer klanten.’

De volgende ochtend rijden we richting een klein kamp waarvandaan het pad naar de ceremoniële junglehut van Fernando Leysama begint. Zonder een four-wheel-drive zou het onmogelijk zijn om door snel stromende rivieren te rijden en over de scherpe rotsen te rijden die ons steeds verder de jungle in voeren.

Wanneer we drie uur later bij de hut zijn aankomen, wachten twee lokale mensen ons op: Lisandro en Blanca. Lisandro zal onze gids zijn en zijn zus Blanca zal in de jungle voor ons koken. We controleren voor de laatste keer onze uitrusting: hoge laarzen (om te voorkomen dat we door slangen worden gebeten en door doorns worden gesneden), lange mouwen (tegen giftige planten en vreemde insecten), anti-muskieten olie, hoeden, water, voedsel, muesli-repen.

Blanca is de eerste die op pad gaat, omdat ze het eten klaar wil hebben als we over enkele uren arriveren. Daar gaat ze: in hot-pants en een sexy, mouwloos t-shirt. Halverwege de berg wordt het terrein zo drassig dat ze blootsvoets verder gaat omdat ze haar sneakers niet vies wil maken.

Wanneer we een kwartier later vertrekken, ben ik direct gefascineerd door het regenwoud. De schoonheid is overweldigend. Nog nooit heb ik de natuur in zo’n maagdelijke vorm gezien. Iedere plant, iedere rivier en zelfs de rotsen stralen levendigheid uit. De wandeling is zwaar en vijf uur later komen we aan bij de hut van Fernando.

‘Welkom in mijn junglehuis,’ roept hij vanaf het balkon. ‘Kom boven en geniet van het uitzicht.’

We trekken onze modderlaarzen uit en lopen de trap op waar Fernando ons hartelijk verwelkomt. Juan Gabriel, Melibea en Binkie hebben veel ceremonies met hem gedaan en het is duidelijk dat ze een diepe band hebben. Het uitzicht is overweldigend. Zo ver als ik kan kijken, zie ik bergen, weelderige wouden, groene rivieren, wilde bloemen, exotische vogels, jonge wolken en daarachter een azuurblauwe lucht.

‘Luister,’ zegt Fernando na een poosje, ‘hoor je dat gekrijs? Dat zijn de brulapen die daar in de verte in die boom zitten. Het geluid dat zij maken, reist kilometers ver door de jungle.’

Opeens horen we gekrijs uit de keuken. Het is Blanca. We rennen naar haar toe en zien een enorm groen insect op het aanrecht zitten. Het is zo groot als twee vuisten en heeft grote hoektanden, voelsprieten en griezelige poten. Het dier trekt zich niets van ons aan en is in alle rust een appel aan het verorberen.

‘Ew, wat is dat?’

‘Het is een monster,’ zegt Fernando. ‘Als je dit dier levend opeet, zal het monster in jou wakker worden. Wil je het proberen?’

Ik kijk vol afgrijzen naar Fernando. Melibea kijkt naar mijn geschokte gezicht en lacht.

‘Denk je dat hij bluft?’

‘Ik kan het me niet voorstellen dat hij zo’n dier levend opeet, jij wel?’

‘Oh ja, ik ben er zeker van dat hij dat wel eens heeft gedaan.’

Na een voedzame cassave-soep neemt Fernando ons mee naar de rivier beneden in de vallei om ons op te frissen. Het water is diep groen. Fernando legt uit hoe dat komt: ‘Er liggen grote hoeveelheid smaragden in de grond. De inheemse indianen hebben mij eens een veld vol smaragden laten zien midden in de jungle. Ik moest beloven dat ik nooit aan iemand zou vertellen waar het is. Als mensen deze schatten zouden plunderen, zou dat veel schade aan het woud aanrichten. De smaragden vormen het hart van de jungle. Mensen begrijpen niet langer de onderlinge verbanden in de natuur. De sjamaan kent deze samenhang. Hij kent het mysterie en hij voelt de magie.’

Wanneer de zon achter de bergen ondergaat, zetten Binkie en ik onze tent op aan de rand van de jungle, zo’n dertig meter bij Fernando’s hut vandaan. Ik ben doodmoe maar heel gelukkig, en val in Binkie’s armen in slaap, snorrend als een poes. Het zal de kat in mij zijn, zoals Alloya mij vertelde, die langzaam tot leven komt.

De volgende ochtend staan we vroeg op en treffen Fernando in zijn hangmat op het balkon aan met een dikke sigaar in zijn mond. Op de grond naast hem staat een kleipot vol met groene poeder. Het heet Mambe en is gemaakt van cocabladeren gemengd met gemalen zeeschelpen. Fernando stopt het in zijn mond als pruimtabak, een gewoonte die hij van de inheemse indianen overnam. Een klein beetje Mambe werkt als een kop sterke koffie, en ik ben er nu al aan verslaafd.

Juan Gabriel en Melibea zijn ook wakker en hangen hun hangmatten naast die van Fernando op de veranda. Binkie en ik doen hetzelfde en twintig minuten later bengelen we met groen poeder in onze wangzakken behaaglijk heen en weer. Na een uurtje gezellig te hebben gekletst, voornamelijk in het Spaans waardoor veel mij ontgaat, staat Fernando op en loopt naar de rand van de jungle voor een sanitaire stop. Opeens horen we hem roepen.

‘He jongens, kom eens hier!’

‘Kijk,’ zegt hij als we bij hem zijn, ’verse jaguar sporen.’

Binkie en ik kijken elkaar aan. De sporen lopen op nog geen twintig meter van onze tent. Na dit korte intermezzo gaat Fernando weer in zijn hangmat liggen. We hebben nog niets gegeten omdat het ’t beste is om voor het gebruik van Ayahuasca een lege maag te hebben. Het brouwsel maakt je behoorlijk ziek en hoe minder je eet hoe minder je hoeft over te geven. Maar rond twaalf uur staat Fernando op uit zijn hangmat en gaat naar de keuken om wat eten te halen.

Als hij terugkomt zegt hij: ‘We gaan vandaag geen ceremonie doen. Ik voel dat het niet het goede moment is. Jullie zijn er nog niet klaar voor. Eerst moeten jullie in contact komen met de jungle. Je moet het voelen.’

Na wat fruit en cassavechips opent Fernando een andere kleipot.

‘Voordat wij de jungle ingaan,’ zegt hij, ‘wil ik jullie wat Peyote geven, een hallucinerende substantie van een cactus die ik van een sjamaan in Mexico heb gekregen.’

We krijgen ieder twee eetlepels van het grijsachtige poeder te verwerken. Het is heel bitter en smaakt naar de Mexicaanse woestijn.

Na vijftig meter wordt de jungle zo verdicht dat Fernando en Lisandro beurtelings de machete moeten hanteren om een pad te banen. Zelfs Binkie, die veel in de jungle is geweest, is onder de indruk.

‘Meer jungle dan dit wordt het niet. Ik ben blij dat Fernando en Lisandro bij ons zijn om ons de weg te wijzen.’

‘Ja,’ stemt Melibea in, ‘we hebben geluk met Fernando. Hij is als een levende bibliotheek. Ik heb een antropoloog eens horen zeggen dat iedere keer dat er een sjamaan dood gaat een bibliotheek in vlammen opgaat.’

‘Zei je levende bibliotheek?’

‘Ja.’

‘Dat is gek. Ik hoorde iemand laatst ook over de levende bibliotheek praten, maar in een heel andere context.’

Voordat Melibea antwoord kan geven, verandert de omgeving plotseling. Het is ineens alsof de kleuren in de jungle helder oplichten. Alles om mij heen lijkt te stralen. Verbeeld ik het mij nu, of is zie ik een gezicht in die rots? Praat die rots tegen mij? Ik kijk naar Binkie, Juan Gabriel en Melibea. Ook zij hebben brede grijnzen op hun gezicht. De Peyote begint te werken.

We lopen enigszins onstabiel verder, totdat we de oever van de rivier bereiken. Fernando en Lisandro hebben een prachtige rots gevonden in het midden van de rivier. Het is betoverend om het groene water langs ons heen te voelen stromen en ik zou kunnen zweren dat ik het water hoor praten.

Na een tijdje fluistert Fernando, die naast mij zit: ‘Hoor je de onzichtbare mensen?’

Ik luister maar alles wat ik hoor, is het geluid van de rivier.

‘Ik hoor ze niet Fernando. Wat hoor jij?’

Fernando begint te zingen, huilen, knorren en grommen. Het klinkt haast prehistorisch. Het is de taal van de indianen die hier ooit woonden. Zij werden de “onzichtbare mensen” genoemd, omdat zij in het woud konden opgaan. Zij konden zich onzichtbaar maken door een te worden met de bomen en de natuur.

Wanneer we uren later terugkeren naar de junglehut, zijn we zo uitgelaten van alles wat we hebben meegemaakt, dat we niet in de stemming zijn om iets te eten.

‘Maak je niet druk over eten Blanca,’ roept Fernando vanaf de veranda, ‘wij gaan nog meer Peyote nemen.’

We beleven een krankjorume avond en genieten van de cactus, het woud en van elkaars gezelschap. Wanneer ik vanuit de hangmat naar de sterren kijk, raak ik overweldigd door de schoonheid. Er is in dit gebied geen enkele lichtvervuiling en ik duizel haast van de hoeveelheid sterren, planeten, asteroïden en wat dies meer zij. Ik probeer de sterrenstelsels te vinden die Time Bender aanwees; Lyra en Vega. Ik kan ze niet vinden – misschien omdat we ons aan de andere kant van de planeet bevinden.

Wanneer Binkie en ik uren later eindelijk in onze tent liggen, kunnen we moeilijk in slaap komen. Naast de jetlag is de Peyote nog steeds actief en voelen we ons totaal niet moe. We moeten echter wel wat rusten, dus sluiten we de ogen en luisteren naar de geluiden van de jungle. Opeens hoor ik een krakend geluid, als van een brekende twijg. Er is iets daarbuiten. Is het de jaguar?

‘Denk je dat jaguars bloed kunnen ruiken?,’ fluistert Binkie.

‘Natuurlijk. Waarom?’

‘Ik heb net mijn maancyclus.’

‘Bedoel je jouw menstruatie?’

‘Ja.’

‘OK, dan moeten we maken dat we hier wegkomen!’

Behoedzaam openen we de tent en schijnen met onze zaklampen de nacht in. Ik verwacht half een paar groene ogen te zien oplichten, maar zie slechts bomen.

‘Een, twee, drie en gaan!’

We rennen naar de hut, slaapzakken en matrassen onder onze arm.

Fernando lacht als hij ons ziet aankomen.

‘Bang voor de jaguar?’

‘Ja.’

‘Jullie hoeven niet bang te zijn.’

‘Hoezo?’

‘Omdat ik ook een jaguar ben.’

‘Dat stelt me gerust Fernando,’ zeg ik. ‘Dan blijven we vannacht dichtbij jou in de buurt.’

We installeren ons een paar meter van Fernando’s hangmat en vallen eindelijk in een diepe slaap.

De avond erna is het zover. Eindelijk gaan we de Moeder aller Medicijnen drinken. Als deze plant nog meer potentie heeft dan Peyote dan wordt dit een dolle nacht. Fernando heeft ons uitgelegd dat we moeten gaan liggen, omdat de kans groot is dat we ziek zullen worden.

We hangen in een plechtige stilte onze hangmatten op terwijl Fernando een vuur bouwt. Hij zingt voortdurend tegen de vlammen en gebruikt veren om slechte spirits te verjagen. Hij is gekleed in een kleurrijke ceremoniële outfit, met veren in zijn haar, jaguar-tanden rondom zijn nek en zijn vertrouwde instrumenten binnen handbereik: een wairu (een waaier gemaakt van bladeren), mondharmonica en trommels.

Wanneer hij tevreden is over het vuur gebaart hij ons een voor een om naar hem toe te komen voor een beker Ayahuasca. Het smaakt heel bitter en is moeilijk binnen te houden zonder te kokhalzen. Nadat wij de dikke drap hebben weggespoeld met een glas water gaan we liggen en wachten op wat komen gaat.

Twintig minuten later begint mijn wereld te veranderen in kleurrijke geometrische patronen. Alles lijkt te bestaan uit fractale vormen met de meest verbazingwekkende kleuren. Alles beweegt, draait, ademt en smelt samen. Elke gedachte die ik heb, elke ademhaling die ik neem, beïnvloedt deze caleidoscopische patronen.

Na een tijdje van dit wonderlijke spektakel te hebben genoten, word ik mij bewust van kleine lianen die voor mijn ogen lijken te dansen. Langzaam komen ze dichterbij, alsof ze op toestemming wachten om bij me binnen te komen. Wanneer ze te dichtbij komen, en ik schrik, trekken ze zich terug om daarna weer wat dichterbij te komen.

Na een tijdje geef ik mij volledig over en neemt de plant het over. Onmiddellijk word ik de ruimte in geschoten en reis met enorme snelheid naar het centrum van het universum. Hoe dichter ik erbij kom, hoe meer ik het gevoel heb te baden in een helend gouden licht. Het is zo overweldigend dat de tranen niet over mijn wangen rollen, maar letterlijk uit mijn ogen spatten. Eindelijk kom ik weer thuis! Maar net als ik die prachtige lichtgloed wil binnengaan, word ik omgekeerd en schiet met een ruk de andere kant op, terug naar de Aarde.

Het volgende moment ben ik terug in de jungle, terug in mijn hangmat. Maar alles om me heen lijkt veranderd. Alles lijkt honderdmaal te zijn versterkt. Ieder geluid dat ik om mij heen hoor, lijkt duizendvoudig te worden versterkt. Ik hoor de geluiden niet alleen, maar lijk geluid nu ook te kunnen zien en zelfs proeven.

Dan hoor ik een stem die me vagelijk bekend voorkomt. Het is de stem van de Aarde. Het is Gaia die spreekt. Ze fluistert tegen mij, reikt naar me uit, verleidelijk en teder. Ik glimlach en herinner me dat Time Bender me vertelde dat Gaia zo hot en sexy is. Ze pulseert nu onder mij, begint me op te winden, hitserig en sexy. Ze glijdt langzaam in en uit me, als een slang.

Dan opeens verandert ze in een enorme cobra. Zij torent boven me uit en lijkt me te gaan verslinden. Ik raak in paniek en probeer weg te komen, maar kan me niet bewegen. Help, wil ik roepen, ik ga dood! Maar er komen geen geluiden uit mijn mond, zoals tijdens nachtmerries, alleen vage klanken.

Ik begin te huilen, omdat ik weet dat ik ga sterven. Ik zie mijn geliefden voor me en neem afscheid. Het is intens melancholisch en triest. Ik zie Binkie’s gezicht voor me. Ik reik naar haar uit, maar kan haar niet meer bereiken. Ik ben al in een andere wereld, en glijd weg in de open bek van de immense cobra.

Weer verzet iets zich in mij. Stop! Ik wil niet sterven! Ik wil leven! Ik hou zo van de Aarde. Ik hou zo van het leven. Ik hou zo van deze mensen…

Maar het is te laat en ik verdwijn in het duister.

Na wat een eeuwigheid lijkt, begint mijn maag op te spelen. Ik voel me ziek en moet als de donder uit mijn hangmat zien te springen omdat ik moet overgeven. Maar het is moeilijk om mijn bewegingen te coördineren. Ik kan mijn lichaam haast niet besturen. Mijn benen willen niet luisteren en mijn hoofd draait wild in de rondte. Op de een of andere manier weet ik mijzelf uit de hangmat te werken en kruip gedesoriënteerd naar de rand van de jungle. Daar stort ik in en geef minstens een uur over. Ik heb me nog nooit zo ziek gevoeld, maar het is op een vreemde manier bevrijdend. Met iedere uitbarsting van misselijkheid stel ik me voor dat ik mijn demonen eruit gooi: woede, spijt, schuld, schaamte, lijden, verraad, verdriet, hopeloosheid, en nog veel meer kots ik er die nacht uit.

Wanneer het ergste voorbij is en ik mijn ogen weer kan openen, zie ik dat Fernando achter mij staat, zwaaiend met zijn waaier, zingend naar mijn demonen.

‘Gaat het weer een beetje?’, vraagt hij wanneer ik moeizaam overeind kom.

‘Ja, ik geloof het wel. Dank je wel dat je voor me hebt gezorgd.’

‘Kom, ik breng je terug naar je hangmat zodat je kunt slapen.’

Hij trekt me overeind en neemt me bij de arm. Slingerend en half struikelend vind ik m’n weg naar de hangmat en val in een diepe droomloze slaap.

Wanneer ik de volgende ochtend wakker word, is mijn geest volkomen rustig. Ik voel me haast herboren, als een kind dat opnieuw gaat genieten van het leven. Ik loop een stukje naar beneden en vind mijn vrienden reeds aan het ontbijt. Ik zie aan hun ogen dat ook zij intense ervaringen hebben gehad. We zeggen niet veel. Het is moeilijk om een Ayahuasca reis onder woorden te brengen. Het is als een droom: wanneer de dageraad aanbreekt, vervliegen de beelden langzaam.

Fernando geeft mij een kom met fruit.

‘Hoe voel jij je nu, mijn vriend?’

Ik voel mij geweldig Fernando, alsof er een last van mijn schouders is gevallen. Dank je voor alles wat je vannacht voor me hebt gedaan. Ik had dat echt nodig.’

Hij glimlacht, zegt niets en kijkt in de verte.

‘Kijk,’ zegt hij na een poosje, naar de bergen wijzend, ‘daar worden de wolken geboren.’

Wordt vervolgd…..

Door Veronica vertaald en door Tijn Touber gecorrigeerd

Gepost door wakkeremensen op 10:06