Categorie archief: sprong in het onzekere

‘Een sprong in het onzekere’ als antwoord op wat ‘geloof’ betekent, duidt op een tragisch misverstand: geloof is geen rationele zaak maar een gevoelskwestie, van het hartsbewustzijn @fd

Geloof in ongelovige tijden (Johan Goud, fd.nl/persoonlijk, 15-4-23)

Het geloof als autoritair instituut heeft de afgelopen halve eeuw aan kracht verloren. Toch zijn er veel mensen die, op hun eigen manier, nog geloven. Theoloog en emeritus predikant Johan Goud gaat in gesprek met zijn ongelovige ik. En wordt teruggeworpen op het onbevangen kind in hem.

*Een van de onderdelen van geloven is wat Johan Goud ‘het voorbewuste vertrouwen’ noemt, komt neer op het onbewuste leven van een engel in het engelenrijk.

Het was voor zover ik me herinneren kan mijn vroegste beleving van wat we geluk noemen. Op mijn buik in de wei liggend, zonlicht, warmte, de geur van het gras om me heen. Ik keek alleen maar en hoefde niets te weten: gras en klaver, een torretje, riet en kroos in de sloot, een waterspinnetje. Ze zouden later terugkeren in kindersprookjes en dichtregels en muzikale lijnen, maar daarvan wist ik op dat moment nog niets. Vanzelfsprekend vertrouwen, dat was het. Hier en nu was ik, een met alles om mij heen.

Zo begon het en ik ben het niet vergeten. Het vertrouwen is een constante geworden, al bleef het er niet bij. Natuurlijk bleef het er niet bij. Ik ontdekte het verdriet en de verbijstering. In mijn meest nabije levenssfeer brak op een onbarmhartige manier de dood binnen. Maar er was ook het brute geweld in de buitenwereld: het onverdraaglijke feit van de Holocaust, de politieke moorden, de oorlogen. Macht en eigenbelang bleken allesbepalende feiten. Je moest leren ermee rekening te houden.

Bovendien was er, pijnlijker en kwellender dan dat, de vraag naar zin, in een woestijn van zinloosheid. Want zo voelde ik het dikwijls, als eenzame puber en adolescent. Achteraf gezien bleef in die jaren haast niets overeind en werd alles door elkaar geschud. Van het idee van een op enkele beginselen gefundeerde, monolithische wereldbeschouwing, typisch voor het gereformeerde milieu waarin ik was opgegroeid, bleef niets over.

Twijfelende puber

De vraag naar de samenhang tussen die twee – het argeloos vertrouwende kind en de aan alles twijfelende puber – bleef me meer dan iets anders bezighouden. Mijn keuze voor een studie theologie en filosofie stond, achteraf beschouwd, in het teken van die vraag. Tegelijkertijd groeide ik ver af van mijn eerste ervaringen – al vergat ik ze niet. Ik leerde vragen stellen en problematiseren, maar bleef vaak hangen in de vragen en antwoorden van tallozen voor mij.

Dat neemt niet weg dat een persoonlijk antwoord – dat van jou en niemand anders – onontkoombaar is. Ik denk, al weet ik dat niet zeker, dat niemand daaromheen kan. Het is het moment van jouw eigen sprong in het onzekere. Een sprong waarvan je hopen mag dat hij je dichter bij jezelf brengt. De uitdrukking ‘sprong in het onzekere’ leen ik trouwens van een ander. Ik had hem gevraagd onder woorden te brengen wat ‘geloof’ voor hem betekent en dit was wat hij antwoordde: een sprong in het onzekere.

De vraag ‘wat betekent geloven voor jou’ had ik overigens niet alleen aan hem gesteld. Om preciezer te zijn: ik had mijn Facebookvrienden­ er in oktober 2021 toe opgeroepen, zonder te weten wat ik mocht verwachten. Facebookvrienden vormen een vreemd verband. Ze hebben elkaar in een min of meer toevallig tot stand gekomen digitale bubbel ontmoet: gelovigen, ongelovigen, kerkelijken, spirituelen, atheïsten. Ongeveer zestig vrienden reageerden­.

Ik haal twee van de opvallendste naar voren. Ze corresponderen met die twee personages in mijzelf, het argeloze en het ongelovige ik.

Wijsheid houdt in dat je de passiviteit beaamt en een plaats geeft in je levenshouding

Diepe sporen

De godsdienstcritici waren ruim vertegenwoordigd. Volgens hen baseert het geloof zich op een wonder, pretendeert het iets te weten wat niemand kan toetsen, biedt het opium voor de geest, kortom. Reacties van deze aard vallen me gewoonlijk meer dan andere op. Dat is ongetwijfeld aan de invloed van mijn ongelovige ik te wijten. Maar verrassend vind ik ze zelden. Ze zijn door de eeuwen heen in allerlei gedaanten naar voren gebracht. Nooit hebben ze ertoe geleid dat de religie en het geloof verdwenen. Alsof die laatste geestverschijningen waren, onkwetsbaar voor kritiek van deze aard, kwamen ze telkens terug. Waarschijnlijk komt dat doordat religie en geloof zich inderdaad voor een belangrijk deel elders bevinden, zodat kritiek van deze aard ze nauwelijks raakt. Ze ontkennen de waarde van het intellect niet, maar opereren ook op andere niveaus: die van het voelen, het willen, het handelen, het al dan niet vertrouwen.

Wat me opviel was dat het merendeel van mijn Facebook-vrienden deze laatste lijn volgde. Zij stelden het grondeloze vertrouwen voorop. Het woord ‘geloof’ gebruikten ze liever niet. Historisch gezien is dat begrijpelijk. De ervaring met autoritaire en intolerante vormen van geloof heeft diepe sporen door onze cultuur getrokken. De tijd van de godsdienstoorlogen ligt weliswaar vele eeuwen achter ons, althans in Europa, maar heeft ertoe geleid dat de afkeer van het religieuze fanatisme in ons culturele DNA opgeslagen ligt. Bovendien hebben velen tot ver in de 20ste eeuw ervaring opgedaan met dwingende confessies. Kerkelijke gelovigen (voorgegaan door strijdbare theologen als de rooms-katholieke Hans Küng en de gereformeerde Harry Kuitert) kozen in plaats daarvan voor een vrije en ruimhartige manier van geloven, gebaseerd op persoonlijke keuzes en ervaringen.

Dat vrije geloof blijkt dikwijls nauw verwant met vormen van ongebonden spiritualiteit, zoals ze soms binnen, vaker buiten religieuze tradities om tot stand zijn gekomen. Het is een spiritualiteit die talloze kanten uit kan: die van de esoterie, de mindfulness, de gelatenheid, de inspiratie door natuur of door ontmoetingen met anderen – maar nooit beroept ze zich op waarheden en leerstellingen. Openheid en ontvankelijkheid zijn de waarden waarom alles draait. ‘Vertrouwen’ was daarom het woord dat de meesten kozen, als aanduiding van hoop en liefde ondanks alles, een combinatie van ‘denken en danken’, zoals iemand schreef. Al eerder vermeldde ik de uitdrukking ‘sprong in het onzekere’, door een enkele Facebookvriend gebezigd, dat wil zeggen: een waagstuk zonder garanties, dat geen zekerheid biedt maar vertrouwen vraagt.

Alle religieuze culturen erkennen de betekenis van ontvankelijkheid en aanvaarding. Dat is begrijpelijk. Openheid voor wat ons ten goede of ten kwade toevalt, acceptatie van de spelingen van het lot: ze maken deel uit van de wijsheid van alle tijden en plaatsen. De cultuurfilosoof Cornelis Verhoeven stelde vast hoe essentieel een zekere mate van passiviteit voor ons leven is, bijvoorbeeld om te kunnen slapen, gelukkig te kunnen zijn, te kunnen liefhebben. Wijsheid houdt in dat je die passiviteit beaamt en een plaats geeft in je levenshouding. Verhoeven verbond dit met een kritiek op het activistische karakter van onze modern-westerse cultuur.

Recht en onrecht

Tot zover mijn verslag van die kleine Facebookpeiling. Maar welk antwoord geef ik zelf eigenlijk op de vraag wat ‘geloven’ betekent? Ik keer terug naar mijn startpositie: de dubbelheid van een argeloze en een ongelovige ziel in mij.

Zolang ik me kan herinneren, was geloof voor mij met onderscheidingsvermogen verbonden. Kosmische eenheidsgevoelens verbond en verbind ik niet met ‘God’. Integendeel. Wat mij betreft hangt alles af van het vermogen om te onderscheiden tussen mij en jou, tussen goed en kwaad, recht en onrecht. De situaties waarin het daarop aankwam, staan in mijn geheugen gegrift. Er was zeer veel wat ik niet begreep, en wat me verwarde – en dat is zo gebleven. Maar in situaties als deze wist ik dat het om waarheid ging, niet om een willekeurige mening.

Mijn onbevangen ik

Dus als ik probeer uit te leggen hoe mijn religieuze oerbeleving eruitziet, kom ik uit bij dit tweeërlei: het voorbewuste vertrouwen en het bewuste­ onderscheiden. Ze hebben­ elkaar nodig. Waarschijnlijk komt het daardoor, dat ik me altijd tot grensgebieden aangetrokken heb gevoeld: de filosofie, de literatuur, de kunst. Die grensgebieden interesseren me om eerlijk te zijn vaak méér dan de reflectie over wat gelovigen als het centrum van hun geloof aanmerken. Het betekent onder andere dat het oog van die kritische dubbelganger altijd meekijkt: bedrieg ik mezelf niet? Heb ik de agnost en de atheïst buiten en in me nog iets te zeggen?

Mijn ongelovige dubbelganger is gaandeweg veranderd. Hij is gevoeliger geworden voor de redenen die mijn argeloze en onbevangen ik aanvoert. Dat we zonder liefde en hoop niet kunnen leven, bijvoorbeeld. En dat het leven vervolgens eerbied van ons vraagt. ‘Wees gegroet­ in die naam van die aarde’, zo begint de mis voor het universum die de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog schreef, ‘die liefde van die Son/ en die gemeenskap van die Heilige Suurstof/ Amen’.

[Johan Goud schreef het boek ‘Een brief die niet meer dicht kan – Gesprek met mijn ongelovige alter ego’.]

Dit artikel is gemaakt door de redactie van FD Persoonlijk. Lees al onze verhalen op fd.nl/persoonlijk.

https://fd.nl/samenleving/1473043/geloof-in-ongelovige-tijden-tod3ca7QfKmt